• No results found

Vergoeding door de deelnemers van de markt

Inzake de Herziening van de financiering van het toezicht152betalen marktpartijen op basis van het zogeheten profijtbeginsel mee aan de kosten van de desbetreffende werkzaamheden. Het betreffen de integrale kosten die verband houden met het verrichten van de desbetreffende werkzaamheden. Ook kosten van overhead en de kosten van uitvoeringstoetsen vallen hieronder. Kosten die vergoed worden door het Rijk worden niet in rekening gebracht. Voor het deel van de kosten dat niet door de overheidsbijdrage wordt gedekt, geldt het belangrijke principe dat een min of meer homogene groep instellingen uitsluitend betaalt voor het toezicht op die groep zelf.

Deze groepen zijn vastgelegd in artikel 8 Besluit bekostiging financieel toezicht: clearinginstelling; kredietinstellingen; financiële instellingen; verzekeraars; beheerders;

beleggingsinstellingen zonder aparte beheerder; beleggingsondernemingen;

houders van een markt in financiële instrumenten; uitgevende instellingen;

pensioenfondsen;

natuurlijke personen of rechtspersonen; aanbieders van een financieel product; en

adviseurs en bemiddelaars in een financieel product.

Elke groep is onderverdeeld in een aantal segmenten. Kruissubsidiëring in het toezicht op verschillende groepen instellingen wordt vermeden. Om dit te bewerkstelligen houdt de AFM nauwkeurig bij hoeveel tijd haar medewerkers besteden aan het toezicht op de verschillende groepen en worden de totale kosten van de AFM verdeeld naar rato van de tijdsbesteding in het toezicht per groep.

De AFM kan twee soorten vergoedingen in rekening brengen: een eenmalige vergoeding;

een jaarlijkse vergoeding.

De eenmalige vergoeding wordt in rekening gebracht aan een aanvrager of een verzoeker ter

vergoeding van de kosten van behandeling van verleende diensten, vastgelegd in de artikelen 2, 3 en 4 Besluit bekostiging financieel toezicht.

De hoogte van deze eenmalige vergoeding wordt volgens artikel 10 Besluit bekostiging financieel toezicht op een zodanige wijze gespecificeerd dat daaruit blijkt dat het is gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten voor het toezicht op de desbetreffende financiële onderneming. Het gaat hierbij om diensten van de AFM die te maken hebben met:

een vergunning of ontheffing; een verklaring van geen bezwaar; een verklaring van ondertoezichtstelling; een goedkeuring of erkenning;

toetsing van de deskundigheid of betrouwbaarheid van een beleidsbepaler,

medebeleidsbepaler, houder van een gekwalificeerde deelneming of persoon, welke toetsing wordt verricht naar aanleiding van een in de wet vermelde melding153;

de inschrijving in het register;

het toezenden van een biedingsbericht;

het uitbrengen of gestand doen van een openbaar bod voor het verlenen van een ontheffing; ter vergoeding van de kosten van de behandeling van een aanvraag of verzoek om verlening, uitbreiding of wijziging voor een verbonden bemiddelaar.

De eenmalige vergoeding mag worden vermeerderd met een bedrag ter vergoeding van kosten van een toetsing van de deskundigheid of betrouwbaarheid van een beleidsbepaler, medebeleidsbepaler, houder van een gekwalificeerde deelneming of persoon, voor zover deze kosten niet in rekening kunnen worden gebracht met betrekking tot:

een vergunning of ontheffing; een verklaring van geen bezwaar; een verklaring van ondertoezichtstelling;

een goedkeuring of erkenning.

Het tarief voor het jaar 2009 met betrekking tot een vergunning of ontheffing is vastgelegd in de Regeling vaststelling bedragen ex artikelen 2 en 3 Besluit bekostiging financieel toezicht. Deze bedragen worden jaarlijks vóór 15 januari vastgesteld.

Verder wordt op grond van artikel 5 Besluit bekostiging financieel toezicht jaarlijks een bedrag in rekening gebracht aan financiële ondernemingen ter zake van kosten die te maken hebben met:

een vergunning of ontheffing; een verklaring van geen bezwaar; een verklaring van ondertoezichtstelling; een goedkeuring of erkenning.

Van belang is dat deze kosten alleen in rekening mogen worden gebracht als ze niet in rekening kunnen worden gebracht met betrekking tot:

toetsing van de deskundigheid of betrouwbaarheid van een beleidsbepaler,

medebeleidsbepaler, houder van een gekwalificeerde deelneming of persoon, welke toetsing wordt verricht naar aanleiding van een in de wet vermelde melding153;

de inschrijving in het register;

het toezenden van een biedingsbericht;

het uitbrengen of gestand doen van een openbaar bod voor het verlenen van een ontheffing; ter vergoeding van de kosten van de behandeling van een aanvraag of verzoek om verlening, uitbreiding of wijziging voor een verbonden bemiddelaar.

Deze kosten worden opgenomen in de jaarlijkse begroting van de AFM voor het jaar waarop deze kosten betrekking hebben.

De geraamde kosten worden toegerekend aan categorieën van financiële ondernemingen naar de mate van hun beslag op de werkzaamheden die betrekking hebben op:

een vergunning of ontheffing; een verklaring van geen bezwaar; een verklaring van ondertoezichtstelling; een goedkeuring of erkenning.

In artikel 11 Besluit bekostiging financieel toezicht is vastgelegd dat jaarlijks voor 15 juli op voorstel van de AFM de hoogte van het tarief per categorie wordt vastgesteld. De minister kan daarbij

maatstaven hanteren en bandbreedtes bepalen en per bandbreedte een tarief vaststellen. Het voorstel baseert de AFM op de kosten die aan de desbetreffende categorie zijn toegerekend. Per categorie worden de toegerekende geraamde kosten:

verminderd of vermeerderd met het aan de desbetreffende categorie toe te rekenen exploitatiesaldo, en;

verminderd met aan de desbetreffende categorie toe te rekenen opbrengsten uit bestuurlijke boetes en verbeurde dwangsommen van de wet die niet reeds zijn opgenomen in het exploitatiesaldo.

Het voorstel wordt gebaseerd op maatstafgegevens die betrekking hebben op het voorgaande jaar of, indien deze gegevens niet beschikbaar zijn, op het daaraan voorgaande jaar, of het lopende jaar. Met betrekking tot de categorieën van financiële ondernemingen wordt de hoogte van het tarief gerelateerd aan maatstafgegevens en bestaat de hoogte van het bedrag uit een jaarlijks door de AFM per categorie vast te stellen minimumbedrag ter dekking van de minimale toezichtkosten per

wordt gebaseerd op de kosten die per categorie zijn toegerekend onder aftrek van het totaal van de aan de desbetreffende categorie in rekening te brengen minimumbedragen, en is doorberekend naar rato van de maatstafgegevens die betrekking hebben op het

voorafgaande jaar of, indien deze gegevens niet beschikbaar zijn, het daaraan voorafgaande jaar, of het lopende jaar.

Voor wat betreft financiële ondernemingen die participeren in een stelsel van zelftoezicht is in artikel 12 Besluit bekostiging financieel toezicht vastgesteld dat bedragen en tarieven op voorstel van de AFM verlaagd worden, voor zover deze bedragen en tarieven betrekking hebben op de toerekening van kosten van werkzaamheden die de AFM verricht in verband met de uitvoering van zijn taak met betrekking tot vergunningen en ontheffingen.

Iedere afzonderlijke groep krijgt aan het begin van het kalenderjaar een heffing met de begrote kosten van het toezicht op die groep doorbelast. Eventuele exploitatieverschillen in de gerealiseerde kosten en opbrengsten per groep worden in het opvolgende jaar in de heffingen voor die groep verrekend. Met deze systematiek betaalt een groep gemiddeld over de jaren alleen de kosten van het toezicht op die groep. Binnen een groep wordt de verdeling over de instellingen in de meeste gevallen bepaald met behulp van een zogenaamde “heffingsmaatstaf”, zoals het aantal klanten, transacties, of werknemers, het beheerd vermogen, of het balanstotaal van een instelling. Met

inachtneming van de maatstaf wordt per groep een tarief vastgesteld, dat erop is gericht het per groep op te brengen bedrag volledig te dekken.

Jaarlijks moet de AFM een begroting van de voor het volgende jaar verwachte baten en lasten opstellen en deze ter instemming aan de minister voorleggen. De begrotingssystematiek is gebaseerd op de uitgangspunten zoals die voor de overheid en daaraan gelieerde instellingen gelden volgens “Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording”.

Ook de begroting van de AFM is langs deze lijn opgezet. Voor de beoordeling van de begroting van de AFM is een toetsingskader ontwikkeld op basis waarvan het intern toezichthoudende orgaan van de AFM, een raad van toezicht of een raad van commissarissen, primair verantwoordelijk is voor het beoordelen en vaststellen van de begroting en toelichting. De begroting moet daarna worden

goedgekeurd door de minister. De minister zal zich voor zijn besluit omtrent instemming mede baseren op de bevindingen van de Raad van toezicht respectievelijk de Raad van commissarissen. Indien in de loop van een begrotingsjaar aanmerkelijke verschillen dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en begrote baten en lasten, zal de AFM de minister hierover onverwijld dienen te informeren.

De AFM zal de jaarrekening ter instemming aan de minister sturen. De accountant die een verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening afgeeft, dient tevens een verslag van zijn bevindingen bij te voegen omtrent de rechtmatige inning en besteding van de middelen door de AFM. Verder moet in de verklaring staan of het beheer en de organisatie van de AFM uit hoofde van de wet voldoen aan de eisen van doelmatigheid.

Een panel van representatieve belanghebbenden zal in de gelegenheid worden gesteld gezichtspunten ten aanzien van de begroting kenbaar te maken. De AFM zal van de begroting waarmee is ingestemd mededeling doen in de Staatscourant.

Ieder jaar stelt de AFM een meerjarenplan vast. Dit plan bevat de begroting voor het komende jaar, een meerjarenraming voor de komende 5 jaren, de balans, het overzicht van de kostendekkendheid per taak en het tarievenvoorstel.

Aan de hand van en tegelijk met de vaststelling van de begroting wordt het tarief vastgesteld. De minister van Financiën stelt jaarlijks voor 15 juli de tarieven vast, nadat de AFM hem hierover heeft geadviseerd. De hoogte van de eenmalige bedragen worden jaarlijks voor 15 januari bij ministeriële regeling vastgesteld. Dit eenmalige tarief wordt volgens artikel 11 van het Besluit bekostiging financieel toezicht vastgesteld op de maatstafgegevens die betrekking hebben op het voorafgaande jaar, dan wel, indien deze gegevens niet beschikbaar zijn, het daaraan voorafgaande jaar of lopende jaar.

36

V

ERDIEPINGSTEKST

36

Hoofdstuk 2.5.2.4 Luchtverkeersleiding Nederland

Wat doet de Luchtverkeersleiding Nederland?

De Luchtverkeersleiding Nederland (Ministerie van Verkeer en Waterstaat) is een ZBO die zich bezighoudt met de luchtverkeersdienstverlening en de veiligheid van de luchtvaartsector. De LVNL opereert als een onafhankelijke dienstverlener binnen de luchtvaartsector. Ze is verantwoordelijk voor het beheer van het civiele luchtruim en alles wat daarbij komt kijken. In artikel 5.23 Wet luchtvaart zijn de taken van de LVNL vastgelegd. De hoofdtaak van de LVNL bestaat uit het verzorgen van een zo groot mogelijke veiligheid van het luchtruim. Hieruit vloeien onder andere de volgende taken uit voort:

1. het geven van luchtverkeersdienstverlening;

2. het definiëren, verwerven, installeren, beheren en in stand houden van technische installaties en systemen ten behoeve van luchtverkeersbeveiliging;

3. het verstrekken van luchtvaartinlichtingen en het uitgeven van luchtvaartpublicaties en luchtvaartkaarten;

4. het verzorgen en doen verzorgen van opleidingen ten behoeve van luchtverkeersbeveiliging;

5. het adviseren van de minister van Verkeer en Waterstaat en de minister van Defensie met betrekking tot de aangelegenheden op het gebied van luchtverkeersbeveiliging; en

6. het doen van voorstellen aan de minister van Verkeer en Waterstaat over het tarief van de heffingen als bedoel in artikel 5.20 en 5.21 Wet luchtvaart.