• No results found

Hoofdstuk 7 Resultaten

7.2 Verder inzoomend op de verschillende talks

7.2.1 Hoeveelheid technieken per talk

Het gebruik van visuele middelen verschilt per talk. De talk van Dan Pink, The puzzle of motivation, bevat met 56 visuele middelen de meeste visuele technieken. De talk van Simon Sinek daarentegen, How great leaders inspire action, bevat er met twee het minst. Zijn talk onderscheidt zich van de andere talks in dit corpus, omdat het visuele middel dat gebruikt wordt een flipover is waar Sinek op schrijft. Door steeds te wijzen op de cirkels met tekst die hij heeft getekend/geschreven, koppelt hij de hele talk door zijn woorden aan de schematische weergave op het papier. Daardoor hoeft het publiek weinig moeite te doen om de gehoorde woorden te koppelen aan het getoonde beeld en kan de informatie goed worden verwerkt in het werkgeheugen. Dat zijn talk maar twee

technieken bevat, zegt niets over de passages waaraan die technieken zijn verbonden. Zo omvatten de twee technieken die Sinek inzet bijna de gehele talk, terwijl de tien technieken die Tony Robbins gebruikt in een veel kleiner deel van zijn talk worden ingezet. In bijlage 1 zijn alle talks te zien met daarin in rode kleur aangegeven welke passages zijn voorzien van een code. Bijlage 2 bevat alle talks in hun analysemodel. 70% van alle tekst uit de veertien talks waarin visuele retentietechnieken zijn gevonden, is gecodeerd als visuele techniek. Als dat percentage wordt berekend over alle talks uit het corpus (dus ook over de twee talks waarin geen visuele retentietechnieken

voorkwamen), dan is dat 61%.

7.2.2 Niet relevante afbeeldingen

In het hele corpus komt het vijf keer voor dat een spreker een afbeelding toont die niet relevant is voor zijn of haar verhaal. Die passages komen uit de talk van Brené Brown, The power of vulnerability. Een afbeelding is als niet relevant bestempeld als het

getoonde beeld meer een sfeerplaatje op de achtergrond is dan een ondersteunend beeld. Zo verschenen er tijdens de talk van Brown onder andere foto’s in beeld van een kers, een foto van grassprieten en een foto van lampjes in hartjesvorm. Over die plaatjes heen verscheen de tekst in beeld die wel relevant was voor de talk. Bij de meeste foto’s was het ook nog het geval dat de foto zelf eerst in beeld kwam en een paar zinnen later pas de tekst waar het op dat moment om ging. Harp en Mayer (1998) en Mayer (2009) toonden aan dat niet relevante informatie een goede verwerking van de relevante informatie in de weg kan zitten. Door de active-processing assumption, kunnen we aannemen dat de mens actief aan de slag gaat met verkregen informatie en dat de niet relevante informatie door de beperkte opslagruimte in het werkgeheugen de plaats in kan nemen van relevante informatie.

7.2.3 Combinatie van video en woord

De talk van David Gallo, Underwater astonishments, is de enige talk waarin de codes Projectie – videomateriaal en Projectie – visuele tekst, woord en beeld samen aan één passage worden gekoppeld. Dat is in die talk zes keer het geval. Tijdens de video omschrijft Gallo wat er in beeld te zien is, wat wordt onderstreept door de bijbehorende zinnen die een voor een in beeld verschijnen. Net als bij de combinatie Projectie – afbeelding, woord en beeld en Projectie – visuele tekst, woord en beeld zou ook de combinatie van videomateriaal en geschreven en geprojecteerde tekst een overload aan

informatie kunnen opleveren, omdat het videomateriaal in het visuele kanaal

‘concurrentie’ krijgt van de visuele tekst. Het weglaten van de tekst op de video was met het oog op de hoeveelheid informatie die onthouden moest worden slimmer geweest.

7.2.4 Veel tekst tegenover weinig tekst

In twaalf van de zestien talks komt de code Projectie – visuele tekst voor. De

hoeveelheid tekst die wordt geprojecteerd op de slides verschilt per talk. Dan Gilbert is met zijn talk The surprising science of happiness de enige die slides in zijn presentatie heeft opgenomen die soms meer dan veertig woorden bevatten. De andere sprekers gebruiken veelal korte zinnen in telegramstijl, of losse woorden. Adviezen die

presentatieadviseurs vaak geven over de hoeveelheid woorden op een PowerPointslide zijn gevarieerd, maar de meeste adviseurs geven de tip om niet meer dan 36 woorden per slide te gebruiken. Atkinson en Mayer (2004) beweren dat 36 woorden per slide al teveel zijn en ook Alley en Neeley zeggen dat woorden op slides zouden moeten worden beperkt tot ongeveer twee regels. Opsommingen moeten wat hun betreft niet meer dan drie of vier items bevatten (2005). Miller beweerde in 1956 dat het

werkgeheugen zeven items tegelijk kan onthouden. Wanneer informatie wordt

gegroepeerd kunnen er grotere hoeveelheden worden onthouden, omdat één groep dan als één item in het werkgeheugen komt. Daarmee wordt nog maar eens duidelijk dat het werkgeheugen een beperkte opslagruimte heeft en dat teveel informatie op een slide voor een overload aan informatie kan zorgen. In Gilberts talk is dat op sommige momenten het geval. Bijvoorbeeld bij deze twee slides:

Figuur 12, een slide uit de talk van Dan Gilbert met veel tekst