• No results found

Hoofdstuk 5 Onderzoeksmethode: een corpusanalyse van visualisatietechnieken

5.4 Gebruik van het codeboek en een voorziene moeilijkheid

Hoewel er veel al duidelijk wordt uit het codeboek zelf, is nog enige uitleg en explicatie nodig voor bijzonderheden waar aandacht aan zal moeten worden besteed bij een analyse die op basis van dit codeboek gedaan wordt. Een moeilijkheid die wordt voorzien, wordt hier ook genoemd. De aandachtspunten maken geen onderdeel uit van het codeboek. Ze zijn opgesteld op basis van de in dit onderzoek genoemde theorie, maar hebben meer onderzoek nodig om duidelijke conclusies te kunnen trekken over hun effect. Omdat ze wel kunnen bijdragen aan een hogere interbeoordelaars-

betrouwbaarheid, zijn ze in deze paragraaf opgenomen.

5.4.1 Volgorde van tekst en beeld

Onder andere Mayer toonde aan dat het verschil uitmaakt of tekst en beeld tegelijk verschijnen in een presentatie of na elkaar (Mayer & Anderson 1992: 450). Het is daarom dat er in het codeboek onderscheid wordt gemaakt tussen beeld dat tegelijk met de woorden van de spreker verschijnt, beeld dat na de woorden van de spreker

verschijnt en beeld dat voor de woorden van de spreker verschijnt.

5.4.2 Onderscheid tussen statisch en dynamisch

Bij de visuele technieken Projectie – visuele tekst, Projectie – afbeelding en Projectie – schematische weergave kan er verschil zijn in het in beeld verschijnen van de projectie. Op sommige momenten komt alle informatie in één keer in beeld en op andere

momenten verschijnen de afbeeldingen of de tekst in delen één voor één in beeld. Mayer (2005: 264) toonde aan dat uitleg over een product beter werd begrepen door studenten wanneer zij stilstaande tekst voor zich zagen in combinatie met een afbeelding, dan wanneer de tekst via animatie (beweging) tot hen kwam. Holzinger, Kickmeier-Rust en Albert (2008) daarentegen, toonden aan dat bewegend beeld juist bevorderlijk is voor het onthouden van informatie. Wat daarbij wel moet worden opgemerkt, is dat zij bewegende animaties tegenover tekst uit een leerboek zetten. De tekst was dus niet geprojecteerd, zoals dat in Mayers onderzoek wel het geval was. Ook Höffler en Leutner (2007) concluderen na experimenteel onderzoek dat bewegende beelden een groter effect hebben op het opslaan van informatie dan statische tekst dat heeft. Hoewel de bewegende beelden uit de zojuist genoemde onderzoeken niet allemaal hetzelfde zijn als het bewegende beeld uit TEDtalks (animaties zijn vaak bewegende

plaatjes, terwijl bewegend beeld ook kan betekenen dat tekst stap voor stap in beeld verschijnt), worden de visuele technieken in dit onderzoek verder onderverdeeld in de subcategorieën statische projectie en dynamische projectie. Feit blijft namelijk dat een dynamische projectie een ander effect op de toehoorder kan hebben dan een statische projectie. Dat wordt in het analyseprogramma dat voor deze analyse gebruikt wordt, Atlas.ti, aangegeven door een (S) of een (D) als opmerking bij de techniek te plaatsen. Deze subcategorieën zijn alleen door mij onderscheiden. Mijn medeonderzoekers hebben deze subcategorieën niet meegenomen in hun analyse.

5.4.3 De spreker tekent of schrijft

Wanneer sprekers zelf een schema tekenen op een flipoverpapier, dan is dat beeld gecodeerd als Projectie – schematische weergave (D), aangezien er niet in een keer een beeld wordt getoond, maar dat langzamerhand ontstaat.

5.4.4 Niet relevante projectie

Bij Projectie – afbeelding kan het zijn dat de getoonde afbeelding niets te maken heeft met de gesproken woorden. Soms is een beeld alleen bedoeld als achtergrondfoto zonder dat de inhoud van de foto iets te maken heeft met de gesproken tekst. Een afbeelding van een bloem of iets anders uit de natuur wordt hier vaak voor gebruikt. In dat geval is er geen sprake van woord en beeld, woord na beeld of beeld na woord en wordt de categorie alleen gecodeerd als Projectie – afbeelding. Dit onderscheid wordt gemaakt omdat is bewezen dat irrelevante informatie de informatie die wel relevant is en goed moet worden overgebracht, soms in de weg zit (Mayer 2009: 89-98). Het oordeel dat geveld wordt over de irrelevantie van een afbeelding is zeer subjectief. Een beoordelaar kan wellicht aanvoelen dat het vertonen van een bloem vaak niet relevant is als er gesproken wordt over een auto, maar het blijft de interpretatie van de beoordelaar als een afbeelding tot niet relevant wordt bestempeld. Met deze verzwakking van het oordeel over de relevantie van de afbeelding moet worden gerekend als er uitspraken worden gedaan over de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid.

5.4.5 Meerdere codes

Passages kunnen meerdere codes tegelijkertijd krijgen, wanneer er tegelijkertijd een afbeelding en tekst in beeld komt. Dat wordt gecodeerd als Projectie – afbeelding,

woord en beeld/beeld na woord/woord na beeld en Projectie – visuele tekst, woord en beeld/beeld na woord/woord na beeld.

5.4.6 Tien seconden voor het beeld en tien seconden na het bee ld

De term woord en beeld wordt verbonden aan passages waarin de spreker over het beeld spreekt en het tegelijkertijd laat zien. Volgens Mayer onthoudt een ontvanger meer informatie als woord en beeld tegelijk worden vertoond, dan wanneer de ontvanger eerst de woorden ziet en vervolgens pas het beeld. In het onderzoek dat Mayer naar deze twee mogelijkheden deed, liet hij een groep studenten eerst een omschrijving lezen van de werking van een fietspomp. Nadat ze die tekst gelezen hadden, kregen ze de werking ook te zien (1991:484). Dat beeld kregen ze niet een paar seconden later, maar een paar minuten later te zien. Het is daarom dat passages in de analyse van dit onderzoek ook als woord en beeld worden genoteerd als het beeld tien seconden eerder of tien

seconden later dan de woorden verschijnt. In vergelijking met het onderzoek dat Mayer deed naar de combinatie van woord en beeld en de opeenvolging van woord en beeld, zijn die tien seconden verwaarloosbaar en zullen die niet veel verschil maken in de hoeveelheid informatie die wordt vastgehouden. Een kanttekening die hierbij moet worden geplaatst, is dat dit onderzoek van Mayer er een is die het verschil in minuten onderzoekt, terwijl het niet ondenkbaar is dat er ook onderzoeken kunnen worden uitgevoerd die onderzoeken of seconden verschil maken. Volgens Mayers onderzoek zijn die tien seconden dus verwaarloosbaar, maar er is meer onderzoek nodig om te vinden of die paar seconden niet toch veel verschil maken. Voor een analyse op basis van de theorie die in dit onderzoek uiteen wordt gezet, wordt het onderzoek van Mayer aangehouden.

5.4.7 Mogelijke moeilijkheid in de analyse

Een passage wordt gecodeerd wanneer er visuele middelen worden gebruikt. Het is niet altijd 100% duidelijk wanneer het visuele middel wordt ingezet. Het hele podium van de TEDconferentie is namelijk niet altijd in zijn geheel in beeld. Dat betekent dat niet altijd te zien is wat er op het scherm achter de spreker in beeld staat en dus ook niet wanneer de spreker wisselt van beeld. Omdat de mogelijkheid om het hele podium op elk moment van de presentatie te zien niet beschikbaar is, is er een inschatting gemaakt van wat het meest waarschijnlijk is. Wanneer het beeld voor de videokijker niet meer in beeld is, wordt ervan uitgegaan dat het beeld ook daadwerkelijk verdwenen is, tenzij er

niet meer dan twee zinnen tussen het eerdere beeld en het volgende beeld worden uitgesproken. Dan wordt aangenomen dat het eerdere beeld blijft staan tot het volgende beeld. Twee zinnen zijn vaak namelijk net lang genoeg om het onderwerp dat bij het beeld uitgesproken wordt af te ronden. Maar, ook deze aanname behoeft meer onderzoek om duidelijke uitspraken te doen over de beslissingen die in een analyse moeten worden genomen op basis van het wel of niet in beeld zijn van dia’s.