• No results found

Dementie vergt ziektespecifieke benadering

5 Uit de hokjes, naar inter disciplinaire samenwerking

5.4 Verbindingen in onderzoek

Als er betere verbindingen in de dementiezorg zelf moeten komen, dan is er wellicht ook nog een uitdaging voor onderzoekers om beter samen te werken. Martien Kas ziet daarin enige barrières: “Ik ben een bioloog maar wat ik wel zie, dat mensen in het veld heel erg aan het worstelen zijn met de grote kloof tussen de fundamentele kennis over de werking van de hersenen en de klini­ sche implicaties daarvan. Die kloof is enorm en ook heel lastig te vullen, want we werken nog steeds met allerlei klinische diagnoses die eigenlijk biologisch gezien geen sense maken. We hanteren eigenlijk een dichotome indeling van ziekte, terwijl ik denk dat het meer over kwantitatieve aspecten gaat. We moe­ ten de puur preklinische groepen en de klinische groepen aan elkaar koppelen en ook nog de sociale psychologie er bij halen, want we hebben het natuurlijk over de rol van sociale factoren. Dan zal je zeer boeiende discussies krijgen over wat bijvoorbeeld sociale gezondheid is. Want er zijn heel andere definities en jargon, hoe ga je dat soort dingen bijvoorbeeld meetbaar maken vanuit een translationeel oogpunt. Zou ik nationaal willen implementeren om te kijken of de biologie dichter bij dagelijkse praktijk van de zorg kunnen brengen.” De Groningse hoogleraar ouderengeneeskunde en dementie Sytse Zuidema wordt enthousiast: “Verbinding tussen wetenschappelijke domeinen, dat vind ik leuk! En dat gaat niet alleen maar over multidisciplinair denken in een ver­ pleeghuis, want dat is natuurlijk wel heel dichtbij huis. Maar hoe mooi zou

het zijn om bijvoorbeeld een device te ontwikkelen dat probleemgedrag kan

voorspellen? Met andere digitale manieren voor het meten van probleemge­ drag? Dus eigenlijk is dat een heel interessant en inventief thema. Ik denk dat we dus veel meer moeten samenwerken met partners waarbij samenwerking niet voor de hand ligt. En dan kan het wat mij betreft met architecten,

designers, kunstwereld, robotica of artificial intelligence. De wetenschap is

allang niet meer van één iemand die iets uitvindt. Het gaat juist om netwer­ ken en samenwerking, en het verbinden van onderzoek en praktijk.” Anne Margriet Pot onderstreept het belang van samenwerken om zo te komen tot betere zorg: “Ik ben vaak teleurgesteld over de versnippering in onderzoek en beleid. In dat opzicht valt er in de wereld nog een heleboel te verbeteren.” Iris Sommer: “Ik denk dat het heel erg interessant wordt als je een nieuwe interventie meteen voor meerdere aandoeningen onderzoekt. Bijvoorbeeld én

UI T DE HOK JES, N A A R IN T ER DIS CIP L IN A IR E S A MEN WER K IN G

way to go is. Het is ook wat de Hersenstichting heel erg promoot, om niet binnen

één veld te blijven.” Als Sommer ineens enkele miljoenen zou krijgen (zie het vol­ gende hoofdstuk), dan gaat zij cognitie onderzoeken bij allemaal verschillende groepen: “Die groepen moeten wat mij betreft zo verschillend mogelijk zijn. Dus er moet een neurologische groep in zitten, maar ook een oncologische groep en ook een internistische groep en een chirurgische groep, bijvoorbeeld patiënten na een grote buikoperatie. Allemaal mensen die in het ziekenhuis komen voor een aandoening en daar behandeld worden. En ik wil uitzoeken hoe zij daar cognitief zo goed mogelijk uitkomen. Bijvoorbeeld mensen met een delier hebben vaak daarna fors ingeleverd en komen niet meer terug op hun oude niveau. Ik wil graag weten wat dat is.”

Van het voorbeeld van Iris Somer over cognitieverlies na een ziekenhuisopname volgt een mooie bespiegeling over de etiologische zoektocht naar ‘dementie’ door Joris Slaets: “Bij ouderdomsdementie praat je eigenlijk over een onafwendbare disbalans tussen geaccumuleerde schade en herstel. Daarin zitten neurologische, inflammatoire en vasculaire kanten, met basale biologische mechanismen van herstel, onder andere via stamcellen in het brein. Tot begin jaren 90 werd gedacht dat mensen op leeftijd geen stamcellen meer bezitten, maar zelfs bij 80­ en 90­jarigen blijken nog stamcellen in de hersen aanwezig. Of wat doet bij­ voorbeeld ijzer in die cellen, of calcium.” Elly Hol ziet dat ook in haar onderzoek: “Die gliacellen zijn ook de stamcellen van de hersenen. In de hersenen van vol­ wassen mensen zitten in twee gebieden nog steeds stamcellen. Ten eerste rondom de hersenholtes en ten tweede in de hippocampus, het gebied waarmee je geheu­ gen maakt. Ook daar zitten nog steeds stamcellen, dat is 20 jaar geleden voor het eerst vastgesteld. Uit vers hersenmateriaal van net overleden mensen dat we krijgen van de Hersenbank, kunnen we binnen een dag nog levende cellen halen. Ook stamcellen en die kunnen we gewoon nog kweken. Ongeacht leeftijd, ook 80­ en 100­jarigen hebben die cellen nog, maar die zijn dan eigenlijk een beetje slapende. Dus ze zitten er wel maar doen niet zo heel veel.”

Diverse dementieprofessoren zien nauwe connecties tussen kanker­ en dementie­ onderzoek. Iris Sommer vervolgt: “We moeten dit soort van verrassende combi­ naties gaan maken. Ik zou eigenlijk heel radicaal willen zijn en alle bestaande instituten afschaffen. Dan zou diezelfde mensen ad random opnieuw bij mekaar zetten in nieuwe instituten maar dan in een hele andere samenstelling. En laat ze dan lekker vrij aan de slag gaan met elkaar. Elkaar leren kennen, elkaars vakgebieden verbinden.”

Zuidema: “Ja, verbinding. Maar, en dat mag ook wel gezegd worden, ook

durven out of the box te denken. Dat betekent in feite dat je dan ook moet

nadenken over heel andere thema’s dan waar je nu mee bezig bent.” Philip Scheltens is in Amsterdam met iets dergelijks bezig: “Amsterdam Neuro­ science is een samenvoeging van de UvA, VU, AMC, VUmc, met bijna dui­ zend fte neuro­onderzoekers. Ja, dat is de allergrootste van heel Nederland. En nu zijn we bezig een preklinische alzheimer­unit te formeren met mensen die in de moleculaire biologie iets te betekenen hebben. Dan kunnen we met

al die knappe koppen uit de biotech zelf nieuwe medicatie ontwikkelen en out

of the box nadenken over wat er allemaal nodig is voor de verschillende vor­

men van dementie. En vervolgens gaan we samen optrekken met de oncolo­ gie, mijn ultieme droom. Want daar zijn ze heel ver met het immuunsysteem, met het ontwikkelen van vaccins en antistoffen. En dat is precies de kennis die wij ook graag willen hebben in ons gebied van dementie. Amyloïd heeft een bepaalde fysiologische rol in de afweer tegen kanker. De normale functie van amyloïd is in zekere zin beschermen tegen oncogenen. Reuze spannend! Samen in één gebouw, met immunologie, genetica, klinische chemie en stamcelonderzoek, gaat allemaal daar plaatsvinden.”

Het betoog is dus steeds dat er nieuwe verbindingen tussen wetenschaps­ terreinen, disciplines en onderzoeksmethoden nodig zijn. De recente kop­ peling van de vele longitudinale cohorten in Nederland (in het kader van Memorabel) creëert een speeltuin aan nieuwe verbindingsmogelijkheden, aldus Martijn Huisman van LASA: “Ik denk dat dat een unieke samenwerking is op het gebied van de cohorten. Want die samenwerking, dat gebeurt soms wel, maar ook toch niet ten volle. En ik denk dat het Memorabel­project voor bundeling van cohorten daarin echt wel verandering teweeg kan brengen. Ik

zou er dan meteen imaging bij inbrengen en de sociale en sociaal­economische

determinanten van dementie. Want ik heb wel gezien bij het samenbrengen van die Memorabel­cohorten, dat dat stukje wel heel erg ontbreekt. Het liefste wil je een mooie multidisciplinaire onderzoeksgroep hebben, met ook neurolo­ gen en psychiaters, die veel kunnen zeggen over bijkomende problematiek of gevolgen. Dan kan je goed profiteren van de bundeling van die verschillende cohorten. Aan de ene kant omdat je dan in staat bent om de power te vergro­ ten, want je hebt in één klap veel meer data en datapunten, bij veel meer res­ pondenten. Maar aan de andere kant heeft elk cohort ook zijn eigen sterke punt of aandachtsgebied. En die kun je nu combineren.”

UI T DE HOK JES, N A A R IN T ER DIS CIP L IN A IR E S A MEN WER K IN G