• No results found

Veldbonen voor groenvoederwinning

Fodder crops - Red clover - Field beans

Rode klaver

(Trifolium pratense L.J

Rode klaver wordt nauwelijks meer gebruikt als voedergewas. Wel wordt het soms geteeld als stoppelgewas voor groenbemesting. Voor rode klaver als hoofdgewas is naast een vlugge ontwikkeling een voldoende wintervastheid en standvastigheid vereist.

Het gewas kan worden aangetast door klaverkanker (Sclerotinia trifoliorum) en door het stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci). Verder kan in de nazomer en herfst meeldauw (Erysiphe trifolii) optreden. Het blauwzuurgehalte van rode klaver is zeer laag.

Er zijn zowel diploïde als tetraploïde rassen. De tetraploïden hebben in het algemeen groot blad en vrij grove stengels. Het zaad is ongeveer 1 '/a keer zo zwaar als dat van diploïde rassen. De tetraploïde rassen geven een goede grondbedekking en zijn vrij weinig vatbaar voor klaverkanker. De diploïde rassen zijn nogal vatbaar voor klaverkanker. De wintervastheid van de tetraploïden is goed en van de diploïden vrij goed.

A — Rotra — EU-B-D-L — 1974. K: Dep. Plantengenetica en plantenveredeling, Melle, België.

V: Advanta Seeds B.V., Rilland.

Tetraploïd ras met een goede opbrengst als hoofdgewas en als stoppelgewas.

Bloeit vrij vroeg.

A — Barfiola — EU-E-L —1972. K: Barenbrug Holland B.V., Oosterhout (Gld.).

Tetraploïd ras met een goede opbrengst als hoofdgewas en een vrij goede opbrengst als stoppelgewas.

Bloeit vrij vroeg.

Veldbonen voor groenvoederwinning

(Vicia faba L.J

Bij veldbonen bestaat een grote variatie in zaadgrootte. De duiveboon heeft kleine, ronde zaden met een korrelgewicht beneden 500 mg; de paardeboon heeft zwaardere zaden. Het duizend korrelgewicht (DKG) wordt door de NAK op de certificaten vermeld. Er zijn witbloeiende en bontbloeiende veldboonrassen. Witbloeiende rassen hebben een lager tanninegehalte dan bontbloeiende. Hierdoor verdienen witbloeiende rassen de voorkeur.

Veldbonen kunnen als groenvoeder op alle grondsoorten worden verbouwd, mits de vochtvoorziening goed is en de pH-KCI niet lager is dan 5,0. Het gewas is gevoelig voor droogte.

De zaaitijd ligt meestal in maart. Per vierkante meter zijn 20-25 planten gewenst. Veldbonen zijn zeer gevoelig voor de resten van het onkruidbestrijdingsmiddel atrazin, vooral op plaatsen waar in het voorgaande jaar een overdosering heeft plaatsgevonden. Het gewas wordt meestal geoogst in augustus met een hakselaar die vaak voorzien is van een maaibord met een verticaal mes.

De oogsttijd van veldbonen maakt het mogelijk dat op tijd een stoppelgewas gezaaid kan worden. Ook is dit tijdstip gunstig voor de inzaai van blijvend grasland.

Bij de oogst dient het gewas ongeveer 25% drogestof te bevatten. Dit is het geval wanneer de onderste peulen verkleuren. Het eiwitgehalte is hoger dan dat van snijmais, doch de VEM-waarde van de drogestof is lager dan bij snijmais.

Zie voor rassen het hoofdstuk Veldbonen voor zaadteelt.

Voedergewassen - hoofdgewas Fodder crops - maincrop Overzicht van voedergewassen

in deze tabel zijn globale cijfers gegeven, die door de omstandig­

heden en rassenkeuze meer of minder sterk kunnen wisselen. In de kolommen d, e en f duidt een hoog cijfer resp. op grote droogte­

resistentie, mogelijkheid van laat

-) Bij groen oogsten van het loof komt de knol slechts tot geringe ontwikkeling. -) Zie voor de rassenkeuze het hoofdstuk Aardappels. ) Vooral op zandgrond verdient maart de voorkeur. ) Voor zaadteelt zaait mep eind maart-begin april met een rijenafstand van 35-50 cm en een zaaizaadhoeveelheid van 75-100 kg/ha. ) De meest gebruikelijke zaaizaadhoeveelheid wordt aangegeven door het eerste getal. De tussen haakjes geplaatste getallen geven de vaak voorkomende spreiding aan. De zaaizaadhoeveelheid hangt af van het ras, het zaaibed, de grondsoort, de tijd en wijze van zaaien en de kwaliteit en grootte van het zaad. ) Deze zaaizaadhoeveelheid heeft betrekking op diploide rassen. ) Deze zaaizaadhoeveelheid heeft betrekking op precisiezaai met monogerm, niet ingehuld zaad. ) Maat 35/45 mm. ) Maat 28/35 mm. ) Hierbij is uitgegaan van 110.000 zaden per ha met een korrelgewicht van 300 mg.

Voedergewassen - hoofdgewas Fodder crops - maincrop verbouwd als hoofdgewas

Opbrengst en kwaliteit van behoorlijk geslaagde gewassen (vers geoogst

) De gegevens zijn globale schattingen, die voor verschillende gebieden te hoog, voor andere te laag zijn.

Ook de verhouding tussen de gewassen hangt af van de omstandigheden en/of de gebruikte rassen. Voor schatting van conserverings- en bewaarverliezen wordt verwezen naar het Handboek voor de rundveehouderij (IKC). ) Loof * wortel (knol). ) Voor de hier genoemde klavers en luzerne hebben de opbrengsten en het aantal sneden betrekking op het jaar na het jaar van zaaien. Bij voorjaarszaai van luzerne zonder dekvrucht oogst men van 2 sneden ongeveer 40-60% van de bij luzerne vermelde opbrengsten. ) Hierbij is uitgegaan van 100% meegeoogste spil (=14% van de totale drogestofvan korrel + spil). ) Deze waarden gelden bij een evenwichtig rantsoen. ) 1000 VEM komt ongeveer overeen met de netto-energetische waarde van 1 kg gerst.

Voedergewassen - stoppelgewas Fodder crops - catchcrop Overzicht van voedergewassen

In deze tabel zijn globale cijfers gegeven, die door de omstandig­

heden en rassenkeuze meer of minder sterk kunnen wisselen. In de kolommen d, e en f duidt een hoog cijfer resp. op grote droogte­

resistentie, mogelijkheid van laat

Gem. rijenafst. (-) of standruimte (x) in cm Droogteresistentie Mogelijkheid van laat oogsten in de herfst Wintervastheid

a b c d e f

) In het zuiden van het land kan men in de stoppel wat later zaaien dan hier is opgegeven. ) Opbrengsten hebben betrekking op late voorjaarsoogst. ) In wintergranen verdient maart de voorkeur. ) De meest ge­

bruikelijke zaaizaadhoeveelheid wordt aangegeven door het eerste getal. De tussen haakjes geplaatste getallen geven de vaak voorkomende spreiding aan. De zaaizaadhoeveelheid hangt af van het ras, het

Voedergewassen - stoppelgewas

Opbrengst en kwaliteit van behoorlijk geslaagde gewassen (vers geoogst

zaaibed, de grondsoort, de tijd en wijze van zaaien en de kwaliteit en grootte van het zaad. ) Deze zaai-zaadhoeveemeid heeft betrekking op tetraploïde rassen. ) Voor 8 are plantbed. ) Loof + knol (wortel). ") Voor schatting van conserverings- en bewaarverliezen wordt verwezen naar het Handboek voor de rundveehouderij (IKC). ) Deze waarden gelden bij een evenwichtig rantsoen. ) 1000 VEM komt ongeveer overeen met de netto-energetische waarde van 1 kg gerst.

Groenbemestingsgewassen - stoppelgewas Green manuring crops - catchcrop gezaaide gewassen iets vroeger dan in het zuiden. ) De meest gebruikelijke zaaizaadhoevéeiheid wordt aangegeven door het eerstgenoemde getal. De tussen haakjes geplaatste getallen geven de vaak voorkomende spreiding aan. De zaaizaadhoeveelheid hangt af van het ras, van het zaaibed, de

Groenbemestingsgewasser) - stoppelgewas gewassen verbouwd als stoppelgewas

Green manuring crops - catchcrop

Drogestofopbrengst van goed geslaagde gewassen in kg/ha

CO aj 0) (TJ n> m

a

(/> "55

a

'S aj

0 to (U

nj "O aj O) 13 O CD aj 0 <D O ö) c O O)

S Q

ro

Opmerkingen

9 h I

Hopperupskl. 2600 700 3300 Rode klaver 2700 1600 4300

Witte klaver 2000 1300 3300 Vooral grootbladige witte klaver wordt hiervoor gebruikt.

Perzische kl. 2600 800 3400

Engels rgr. 2200 2000 4200 Zaaitijd onder zomergraan gelijk met zomergraan.

Italiaans rgr. 2500 2000 4500

Rietzwenkgras 2000 2000 4000 Kan op kluiterige grond oppervlakkig onder tarwe worden gezaaid tot eind januari.

Alexandr. kl. 2200 600 2800 Bij late zaai zijn éénsnedige rassen aan te bevelen.

Serradelle 1800 400 2200

Lupinen 2500 600 3100 Naast gele lupinen zijn ook blauwe lupinen bruikbaar. Voor groenbemesting kunnen bittere lupinen worden gebruikt.

Voederwikken 2500 500 3000

Bladkool 3000 1000 4000

Italiaans rgr. 2500 1700 4200

Facelia 2300 700 3000

Kanariezaad 3000 800 3800 Westerw. rgr. 2400 1700 4100

Stoppelknollen 4300 200 4500 Van tetraploïden is ± VA maal zoveel zaaizaad gewenst.

Zomerkoolzaad 2700 800 3500

Bladrammenas 3100 800 3900 Bij deze kruisbloemige gewassen zijn er rassen Gele mosterd 3100 800 3900 met resistentie tegen bietencysteaaltjes.

Spurrie 2600 300 2900 Reuzenspurrie geeft minder kans op opslag dan gewone spurrie.

Zomerrogge 2800 600 3400

Winterrogge ~ 1600 1600 Opbrengst heeft betrekking op herfstgebruik.

rondsoort, de tijd en wijze van zaaien en de kwaliteit en grootte van het zaad. ) Deze zaaizaad-hoeveel-eid heeft betrekking op tetraploïde rassen. ) Bij de waardering van deze eigenschap is zowel rekening gehouden met de vlotheid van grondbedekking als met de mate van grondbedekking van een volgroeid gewas. Een hoog cijfer betekent een goede grondbedekking. ) Hieronder wordt verstaan de wortel- en Stoppelresten die na de oogst achterblijven.

Groenbemestingsgewassen

Groenbemestingsgewassen

Green manuring crops

Een groenbemesting heeft een gunstige invloed op de structuur van de grond, wat de bewerkbaarheid en de opbrengsten ten goede komt. Vooral is dit van belang bij een eenzijdig bouwplan, zoals bijvoorbeeld bij teelt van veel hakvruchten. De opbrengsten worden tevens verhoogd door de geleidelijk vrijkomende stikstof.

Groenbemesters worden voornamelijk als stoppelgewas geteeld; in bijzondere gevallen ook als tussengewas, bijvoorbeeld bij de bloembollenteelt, waarbij o.a. gebruik wordt gemaakt van lange zwarte winterrammenas, stoppelknollen, facelia, grassen, Alexandrijnse klaver, voederwikken en zomergerst.

Bij het gebruik van raaigrassen als groenbemester is het zeer gewenst uit te gaan van kweek­

en duistvrij zaaizaad (Waardering I).

Een overzicht van de groenbemesters als stoppelgewas is gegeven in de tabel op blz. 148 en 149. In de hoofdstukken over de desbetreffende gewassen worden de rassen besproken.

Grondsoort

De keuze van de groenbemester wordt in enkele gevallen bepaald door de grondsoort.

Hopperupsklaver heeft alleen kans van slagen op kleigrond; lupinen voldoen het beste op zandgrond, terwijl een groot aantal gewassen zich goed ontwikkelt op alle grondsoorten. Vooral op slempgevoelige gronden wordt vaak aan grassen de voorkeur gegeven vanwege hun intensieve beworteling.