• No results found

Overige (vrij bestoven) rassen

A — Amilo — EU-A-D-S-SF — Kr. sel. uit een complexe kruising (12 componenten). 1993 (1992). EU-kw.r. 1996. K: Plant Breeders Danko, Racot, Polen. V: Svalöf Weibull B.V., Emmeloord.

Geeft vrij matige opbrengsten.

Heeft vrij lang stro dat vrij stevig is. Wordt weinig door bruine roest en vrij weinig door meeldauw aangetast. Rijpt middentijds.

A — Halo — EU-D-I — Kr. sel. uit Kustro. 1981 (1977). K: Lochow-Petkus GmbH, Bergen, Duitsland. V: Cebeco Seeds B.V., Vlijmen.

Geeft zeer matige opbrengsten.

Heeft vrij lang stro dat middelmatig stevig is. Wordt middelmatig door bruine roest en vrij weinig door meeldauw aangetast. Rijpt vrij laat.

Granen- Winterrogge Cereals-Winter rye

Nieuwe rassen

N — Nikita — EU-D-DK-L — Kr. onbekend. 2001 (1998). Kw.r. 1995. K: Lochow-Petkus GmbH, Bergen, Duitsland. V: Cebeco Seeds B.V., Vlijmen.

Geeft goede opbrengsten.

Heeft vrij lang stro dat vrij stevig is. Wordt vrij weinig door bruine roest en weinig door meeldauw aangetast. Rijpt vrij laat.

Overzicht van de raseigenschappen bij winterrogge (gemiddelde van 1996 t/m 2001)

Een hoog cijfer duidt op gunstige waardering van de betrokken eigenschap.

Verder worden lang stro en vroege rijping door een hoog cijfer aangeduid.

hybriderassen vrij bestoven rassen Een hoog cijfer duidt op gunstige

waardering van de betrokken eigenschap.

Verder worden lang stro en vroege rijping door een hoog cijfer aangeduid.

Esprit Picasso Amilo Halo Nikita

1. Vroegheid van in aar komen 7 7 75 65 65

2. Lengte van het stro 6 5 7 7 7

3. Stevigheid van het stro 65 8 7 6 75

4. Vroegrijpheid 55 55 6 5' 55

5. Resistentie -bruine roest 5 5® 8' 6 75

6. tegen: -meeldauw 65 75 75 75 8

7. Korrelopbrengst in verhoudingsgetallen

107 111 97 92 103

Ziekten

Voor verschillende ziekten zoals zwarte roest (Puccinia graminis f.sp. secalis) en meeldauw (Erysiphe graminis f.sp. secalis) zijn de rassen in ongeveer gelijke mate vatbaar. Moederkoren (Claviceps purpurea) is een ziekte die weinig voorkomt, hoewel de hybride rassen vatbaarder lijken dan de traditionele rassen. Er bestaan duidelijke verschillen in vatbaarheid tussen de rassen voor bruine roest (Puccinia recondita f.sp. secalis). Bij hoge temperaturen en voldoende vocht kan rogge in emstige mate worden aangetast door bladvlekkenziekte (Rhynchosporium secalis).

Van de voetziekten bij rogge is vooral die welke wordt veroorzaakt door de kiemplanteziekte of sneeuwschimmel (Gerlachia nivalis, syn. Fusarium nivale) in sommige jaren schadelijk.

Stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci), in de praktijk roup genoemd, komt vrijwel niet meer voor.

Granen- Winterrogge Cereals-Winter rye

Zaaizaadhoeveelheid bij winterrogge

Voor het verkrijgen van een goed gewas winterrogge is het noodzakelijk 400 tot 450 halmen per m2 te hebben, hetgeen bereikt kan worden met 175 tot 200 planten per mJ in het voorjaar.

Onder zeer goede omstandigheden (goede kiemkracht, tijdige zaai, goed zaaibed, goede weersomstandigheden) kan uitgegaan worden van een veldopkomst van 85%; daarnaast moet gerekend worden met een plantverlies in de winter van 10%. Om het gewenste aantal planten te krijgen moet men dan ongeveer 260 korrels per m2 zaaien. Bij een DKG van 35 gram is dat 91 kg per ha.

Stikstofbemesting

De stikstof dient in verschillende giften toegediend te worden. De voorjaarsgift bepaalt in sterke mate de legeringsgevoeligheid. Het advies voor zandgrond luidt 100 kg minus bodemvoorraad.

De bodemvoorraad bedraagt veelal 20-30 kg. Op dalgronden moet een meer gematigde gift toegediend worden. Een overbemesting dient men in het tweeknopenstadium te geven en kan, afhankelijk van het gewas, 40-60 kg bedragen. Bij schrale gewassen is het nuttig de tweede gift in een vroeger stadium te geven om te grote spruitsterfte te voorkomen. Wordt eventueel nog een derde gift gegeven voor het langer groen en produktief blijven van het blad, dan dient de tweede gift verlaagd te worden tot 30 kg. De derde gift varieert van 30-50 kg. Deze derde gift heeft slechts nut als de groeiomstandigheden opname van de gegeven N mogelijk maken. Te zware gewassen die legeringsgevoelig zijn, kunnen behandeld worden met groeiregulatoren.

Groeiregulatoren dienen onder gunstige groeiomstandigheden toegepast te worden bij een temperatuur van minimaal 15°C.

Oogstbaarheid

Bij het huidige rassensortiment van winterrogge zijn de verschillen in oogstbaarheid vrij gering.

Zomerrogge laat zich wat moeilijker dorsen dan winterrogge. Van belang zijn de hieronder genoemde eigenschappen.

Lengte en stevigheid van het stro bepalen voor een groot deel de capaciteit van de machine.

Indien de veerkracht van het stro te wensen over laat, heeft dit tot gevolg dat het gewas naar verschillende zijden legert en gemakkelijk plat op de grond komt te liggen. Het drogen van het gewas en het maaien worden hierdoor bemoeilijkt, vooral indien in het gewas veel onkruid of een te hoog opgegroeide ondervrucht voorkomt.

Korreluitval treedt bij rogge zelden op. Rogge is in het algemeen nogal schotgevoeiig (met eventueel blind schot). Wisselende weersomstandigheden gedurende ongeveer 10 dagen tijdens de afrijping met veel regen, zon en hoge temperaturen, bevorderen het kiemproces. Bij de huidige rassenlijstrassen zijn er nauwelijks rasverschillen in schotgevoeligheid.

Zomerrogge

De verbouw van zomerrogge voor korrelproduktie is in Nederland van zeer weinig belang. Wel wordt zomerrogge soms geteeld als stoppelgewas. Voor korrelproduktie moet zeer vroeg gezaaid worden, doch ook dan blijft de opbrengst beneden die van winterrogge. Zomerrogge rijpt gemiddeld een week na winterrogge, bij zeer vroeg zaaien is het verschil kleiner. Voor snijrogge in de herfst en voor groenbemesting kan zomerrogge nog vrij laat gezaaid worden.

Granen - Haver Cereals - Oats

Haver

(Avena sativa L.J

De oppervlakte haver in Nederland bedroeg in 2001 rond 2.560 ha. In gebieden met veel granen wordt haver gewaardeerd om de gunstige werking in de vruchtwisseling.

A — Gigant — EU — Kr. Wilma x LW 7704-7. 1995. Kw.r. 1994. K: De Samenwerkende Graankweekbedrijven Wiersum-Zelder, Winschoten.

Geeft vrij goede opbrengsten. Heeft vrij stevig stro.

Is vrij goed resistent tegen meeldauw. Rijpt vrij vroeg. Heeft een vrij laag bastgehalte.

A — Valiant — EU-S — Kr. Ceb. 7801 x Ceb. 7802.1991. K: Cebeco Seeds B.V., Vlijmen.

Geeft vrij goede opbrengsten. Heeft vrij stevig stro.

Wordt middelmatig aangetast door meeldauw. Rijpt middentijds. Heeft een middelmatig bastgehalte.

Overzicht van de raseigenschappen bij haver

Een hoog cijfer duidt op gunstige waardering van de betrokken

eigenschap. Verder zijn lang stro, ~

vroege rijping en een laag bast- ra

gehalte door een hoog cijfer Ö

aangeduid.

1. Vroegheid van grondbedekking 75 7

2. Vroegheid van in pluim komen 75 65

3. Lengte van het stro 6 65

4. Stevigheid van het stro 75 75

5. Vroegrijpheid 7 6

6. Korrelgewicht 8 75

7. Hectolitergewicht 65 7

8. Bastgehalte 7 65

9. Resistentie tegen meeldauw 75 65

10. Korrelopbrengst kleigrond 99 101

11. in verh.getallen zand- en dalgrond 101 99

Granen - Haver Cereals - Oats

Ziekten .

De ziekten kroonroest (Puccinia coronata var. avenae), zwarte roest (Puccinia graminis f.sp.

avenae) en roodbladigheid, een aantasting door het gerstevergelingsvirus, komen vrij regelmatig voor. Zij veroorzaken meestal slechts weinig schade en er komen nauwelijks rasverschillen voor. Wel bestaan er rasverschillen in de aantasting door meeldauw. (Erysiphe graminis f.sp. avenae)-, chemische bestrijding is mogelijk, doch wordt weinig toegepast.

Stuifbrand (Ustilago avenae) kan door zaaizaadontsmetting worden bestreden. De zaadinfectie door strepenziekte (Drechslera avenae, syn. Helminthosporium avenae) neemt de laatste jaren toe, terwijl ook in het gewas toename van deze ziekte is waargenomen, zonder dat daarbij schade van betekenis is opgetreden. Schade kan worden ondervonden van de pathotypen A en C van het havercysteaaltje (Heterodera avenae). Een ruime vruchtwisseling met weinig haver en zomergerst is een middel ter bestrijding. In vruchtwisselingssystemen met aardappelen, waarin grondontsmetting tegen het aardappelcystenaaltje is opgenomen, ondervindt haver over het algemeen geen schade van het havercysteaaltje.

Zaaizaadhoeveelheid van de haverrassen in kg/ha

Onderstaande tabel geeft een richtlijn voor de gewenste hoeveelheid zaaizaad, waarbij de rasverschillen in hoofdzaak zijn gebaseerd op verschillen in korrelgrootte.

Kleigrond, Gem. klei en Zware

goede goede zand­ stugge klei,

structuur en dalgrond droge

zandgrond

Valiant 115 kg/ha 130 kg/ha 145 kg/ha

Gigant 120 „ 135 „ 150 „

Stikstofbemesting van de haverrassen

De stikstofbemesting dient in eerste instantie te worden afgestemd op de stikstofrijkdom van de grond. Hiertoe worden op basis van grondonderzoek jaarlijks regionaal stikstofadviezen gegeven. Daarnaast moet op grond van verschillen in legeringsgevoeligheid rekening worden gehouden met het ras. De huidige beschreven rassen verschillen hierin niet veel.

Oogstbaarheid

Haver verdraagt het op stam doodrijp worden in het algemeen minder goed dan de andere granen, mede omdat het stro vaak later rijp is dan de korrel. Alle rassen zijn gevoelig voor korreluitval.

Goede stevigheid en veerkracht van het stro zijn belangrijk om platte legering te voorkomen.

Verder is het van belang dat het stro bij de rijping niet zo laag knikt dat de pluimen op de grond komen. Doorwas treedt vooral op bij te zware gewassen en dan het meest bij de rassen met weinig veerkrachtig stro.

Schot bemoeilijkt het drogen van het gewas. De rasverschillen zijn niet groot.

Granen - Triticale Cereals - Triticale

Triticale

(X triticosecale Wittm.j

Triticale is een kruising tussen tarwe (Triticum durum of T. aestivum) en rogge (Secale cereale).

Afhankelijk van het ras kan triticale gemiddeld over verschillende jaren in opbrengst met het gemiddelde sortiment van wintertarwe of winterrogge concurreren. Bij slechte weersomstandigheden kan triticale nogal worden aangetast door Fusarium in de aar. De schotresistentie is vaak matig. Triticale is niet geschikt voor de (gangbare) broodbereiding. De voedingswaarde is vergelijkbaar met of beter dan die van tarwe. Triticale heeft een hoger gehalte aan lysine, één van de essentiële aminozuren voor de mens en voor sommige diersoorten.

Triticale heeft een gebaarde aar en daardoor minder kans op vogelschade.

In 2001 bedroeg de oppervlakte triticale ca. 5.120 ha.

De rassen Lupus, Santop en Caio zijn voor het eerst op de Aanbevelende rassenlijst geplaatst.

Het ras Galtjo Is niet meer beschreven.

A — Eldorado — EU-S — Kr. (Mtz 78/82 x LAD 627/80) x Presto. 2000 (1996). EU-kw.r. 1998.

K: Plant Breeders Danko, Racot, Polen. V: Semundo B.V., Ulrum.

Geeft zowel op zand- als op dalgrond goede opbrengsten.

Is goed wintervast. Het stro heeft een gemiddelde lengte en is stevig. Zeer weinig vatbaar voor bruine roest en vrij weinig vatbaar voor bladvlekkenziekte. Rijpt middentijds.

A — Trimaran — EU-A-D-E-F — Kr. CT 353/79 x FD 547.1998 (1993). EU-kw.r. 1996. K: S.A.

Florimond Desprez Veuve et Fils, Cappelle en Pévèle, Frankrijk. V: Ceres Nederland B.V., Breda.

Geeft op zandgrond een slechte en op dalgrond een matige opbrengst.

Is middelmatig wintervast. Het stro heeft een gemiddelde lengte en is stevig. Middelmatig vatbaar voor bruine roest en bladvlekkenziekte. Rijpt zeer vroeg.

B — Origo — EU-F — Kr. onbekend. 1997 (1996). EU-kw.r. 1997. K: Svalöf-Weibull B.V., Emmeloord. V: Semundo B.V., Ulrum.

Geeft op zandgrond een matige en op dalgrond een slechte opbrengst.

Is middelmatig wintervast. Het stro heeft een gemiddelde lengte en is stevig. Middelmatig vabaar voor bruine roest en vrij weinig vatbaar voor bladvlekkenziekte. Rijpt vrij vroeg.

Nieuwe rassen

N — Binova — EU-D-A-GB — Kr. Grado x MT 1010. 2001 (1995). EU-kw.r. 1996. K: IG Saatzucht GmbH & Co KG, München, Duitsland. V: Ceres Nederland B.V., Breda.

Geeft op zandgrond een hoge en op dalgrond een goede opbrengst.

Het stro is kort en middelmatig stevig. Weinig vatbaar voor bruine roest en vrij weinig vatbaar voor bladvlekkenziekte. Rijpt vroeg af.

Granen - Triticale Cereals - Triticale

N — Lupus — EU-D-F — Kr.onbekend. 2002 (1999). EU-kw.r. 2000. K: Nordsaat Saatzucht­

gesellschaft mbH, Böhnshausen, Duitsland. V: Ceres Nederland B.V., Breda.

Geeft op zandgrond een zeer goede en op dalgrond een hoge opbrengst

Het stro is lang en vrij stevig. Zeer weinig vatbaar voor bruine roest en vrij weinig vatbaar voor bladvlekkenziekte. Rijpt vrij laat af.

N — Santop — EU-D-L — Kr. LT 404 x (274-320/P1-Polko x Rye) x Arm "S". 2002 (1998).

K: Baywa-AG, München, Duitsland. V: Cebeco Seeds B.V., Vlijmen.

Geeft op zandgrond een zeer hoge en op dalgrond een hoge opbrengst.

Het stro heeft een gemiddelde lengte en is stevig. Zeer weinig vatbaar voor bruine roest en vrij weinig vatbaar voor bladvlekkenziekte. Rijpt vroeg af.

N — Calo — EU-B — Kr. LAD186-87 x Ego M44. 2002 (1999). EU-kw.r. 1999. K: Svalöf Weibull B.V., Emmeloord.

Geeft op zandgrond een hoge en op dalgrond een goede opbrengst.

Het stro is lang en middelmatig stevig. Zeer weinig vatbaar voor bruine roest en vrij weinig vatbaar voor bladvlekkenziekte. Rijpt vroeg af.

Overzicht van de raseigenschappen bij triticale

Een hoog cijfer duidt op een gunstige waardering van de betrokken eigenschap.

Verder worden lang stro en vroege rijping door een hoog cijfer aangeduid.

5

O

m c

Q .S

T> O

LU

2

V)

ä

3

*C

O

8,

§

c CO C3

c £5

H

•c

1. Wintervastheid

2. Lengte van het stro 4 8 65 8 6® 6® 6

3. Stevigheid van het stro 6® 6® 8 75 8 8 8

4. Vroegheid in aar komen 85 85 5' 45 4® 7® 7®

5. Vroegrijpheid 85 8 6 5® 7® 8 9

Resistentie tegen:

6. -bruine roest 8® 9 9 9 6 9 6

7. -bladvlekkenziekte 7® 7 7 75 7 7 6®

Korrelopbrengst (rel.)

8. -zandgrond 108 109 103 107 95 111 89

9. -dalgrond 102 103 104 109 83 109 95

Peulvruchten - Groene erwten Pulse- Blue peas

Inhoudsopgave peulvruchten

Erwten