• No results found

Schrijfopdracht havo 4 (Schoolexamen I: tijdvak 1 t/m 4)

Opdracht 1-1 Van oudheid naar middeleeuwen Veranderingen en continuïteit

Gebruik de basisteksten van de paragrafen 4 en 5 van hoofdstuk 1, de tekst en het citaat.

De christelijke geleerde Hiëronymus leefde van 347 tot 420 n.C. Hij zag de Visigotische verovering van Rome in 410 n.C. als een belangrijke verandering. a. Noem nog een andere politieke verandering die hij kort voor zijn overlijden in 420 n.C zal hebben gezien als een van de belangrijkste tijdens zijn

leven.

Goede antwoord: Eén van deze twee veranderingen:

- Het besluit van keizer Theodosius in 392 om van het christendom de officiële staatsgodsdienst te maken.

- De splitsing van het Oost- en West-Romeinse Rijk in 395, waarna het niet meer lukte de beide delen samen te regeren.

Antwoorden leerlingen, gecategoriseerd (Rood = fout antwoord, 0 punten. Oranje = incompleet antwoord/goed antwoord met een fout, 1 punt. Groen =

goed antwoord, 2 punten) en geanonimiseerd (afkortingen leerlingen tussen haakjes): Goede antwoorden (8)

1. de splitsing van het romijnse rijk. (el)

2. de splitsing van het oostelijk en westelijk deel van het Romeinse rijk (mm)

3. Keizer Theodosius verbood in 392 hij andere godsdiensten. Iedereen moest christenen zijn. Het christendom werd de staatsgodsdienst van het Romeinse rijk. (js)

4. christendom wordt staatgodsdienst in romeinse rijk. (fvdw)

5. De splitsing van het westelijk en oostelijk deel van het romeinse rijk. (jc) 6. Het Romeinse rijk werd gesplist en opgedeeld in west en oost. (ra) 7. Het raakte opgesplitst in een oostelijk en westelijk deel (sah) 8. de definitieve splitsing vasn het romeinse rijhk in 395 (svb)

Opmerkelijk: Van de acht leerlingen die een goed antwoord gaven gaf slechts één leerling het besluit van Keizer Theodosius als antwoord, de overige zeven wisten de splitsing van het Romeinse Rijk te benoemen.

60 Incompleet antwoord: verkeerd woordgebruik (1)

1. Het christendom als hoofdstaat maken. (bk)

Incompleet antwoord: fout antwoord met een goed element (1)

2. Het Romeinserijk werd een democratie, de splitsing van oost en west (mdk)

Foute/incomplete antwoorden: Rome werd een democratie (7)

1. Het romeinse rijk veranderde in een democratie. (fl) 2. Democratie (mf)

3. Het Romeinse rijk ging van republiek naar democratie (lg)

4. De burgers hebben er voor gekozen om een eigen democratie te gaan leven. (jp)

5. Het rijk vermoorde geen mensen meer als zij een in ander geloof geloven waardoor het Romeinse rijk zo alleen maar meer democratischer werd. (sv; afgekeken bij cp?)

6. het rijk vermoorde geen mensen meer als zij een in ander geloof geloven waardoor het Romeinse rijk zo alleen maar democratischer werd. (cp; afgekeken bij sv?)

7. Het Romeinserijk werd een democratie, de splitsing van oost en west (mdk)

Geen antwoord (3)

1. ? (mb) 2. / (sr) 3. Minsa (rc)

Foute antwoorden: overig (4)

1. het christendom veranderde in het jodendom (to) 2. Dat het Romeinse Rijk was belegerd. (ns)

3. De Romeinen werden een steeds grotere eenheid en veroverde steeds meer stukken land. Ze leken veel op de Grieken door hun klassieke cultuur. (rvdh)

61 Ongeldige antwoorden (5)

1. De rol van plaatselijke (leger) leiders werd steeds groter, daarom gehoorzaamden ze na verloop van tijd nauwlijks de keizer meer. (ya; letterlijk overgenomen uit boek)

2. het rijk vermoorde geen mensen meer als zij een in ander geloof geloven waardoor het Romeinse rijk zo alleen maar democratischer werd. (cp; afgekeken bij sv?)

3. In 395 n.C. werd de splitsing van het Romeinse rijk definitief (mvd; letterlijk overgenomen uit boek) 4. Splitsing west en oost romeinse rijk. Christendom een staatsgodsdienst maken. (rvg; afgekeken)

5. rond het jaar 400n.c. was het christendom de enigste toegestane godsdients in het romeinse rijk. terwijl dit eerst een onopvallende sekte was te midden van de vele religies in het romeinse rijk. (sa – letterlijk overgenomen uit het boek)

b. Wat is gedurende zijn leven in het Romeinse Rijk hetzelfde gebleven? (continuïteit)

Goede antwoord: Dat het christendom een belangrijke godsdienst was: dat was bij zijn geboorte al zo (Constantijn had in 313 het christendom erkend), en

dat was in 420 nog steeds zo, zowel in het West-Romeinse Rijk als in het Oost-Romeinse Rijk.

Antwoorden leerlingen, gecategoriseerd (Rood = fout antwoord, 0 punten. Oranje = incompleet antwoord/goed antwoord met een fout, 1 punt. Groen =

goed antwoord, 2 punten) en geanonimiseerd (afkortingen leerlingen tussen haakjes): Goede antwoorden (4)

1. Het christendom was belangrijk (jc)*

2. Het christendom was een belangrijke godsdienst. (mvd) 3. het Christendom is een heel belangrijk geloof (mdk) 4. het christendom is een grote godsdienst (lg)

Foute antwoorden: het Romeinse Rijk bleef gesplitst (3)

1. Gedurende zijn gehele leven is het Romeinse Rijk gespiltst geweest. (ns)

2. Gedurende zijn leven was het Romeinse Rijk opgesplits en er was de Grieks-Romeinse cultuur en er was de Grieks-Romeinse cultuur. (js)

62 Foute antwoorden: overig (5)

1. het jodendom was nog steeds een van de belangrijkste godsdiensten (sr) 2. typische romeinse overblijfselen en cultuur (rc)

3. Het veroveren van gebieden kwam tenslotte altijd aan bod. (sv) 4. De romeinen bleven romeinen. (bk)

5. Het was altijd al een republiek. (sah)

Incomplete antwoorden: het Romeinse Rijk bleef een keizerrijk/monarchie (6) 1. ik denk dat het een monarchie bleef. (fvdw)

2. De monarchie over de jaren heen. (mf) 3. Er was een keizer .(sb)

4. het bleef een keizerrijk (mb) 5. De keizer bleef aan de macht. (ya) 6. het bleef een monarchie (ra)

Incomplete antwoorden: het Christendom bleef hetzelfde maar niet uitgelegd hoe (2) 1. De staatsgodsdienst was het christendom. (fl)

2. het christendom bleef hetzelfde (to) Incomplete: cultuur (3)

1. De Griekse cultuur (rvdh)

2. de Grieks-Romeinse cultuur (mm)

3. Gedurende zijn leven was het Romeinse Rijk opgesplits en er was de Grieks-Romeinse cultuur. (js)

Incomplete antwoorden: overig (2)

1. in 200 bereikte het romijnse rijk al zijn maximale omvang dus het romijnse rijk is altijd even groot gebleven voor hem (el) 2. Het werd allemaal bestuurd vanuit rome. (jp)

Opmerkelijk: de meeste leerlingen uit deze groep gaven wel een goede vorm van continuïteit zoals het feit dat Rome nog steeds officieel een keizerrijk was gedurende het leven van Hieronymus (zes leerlingen) of dat de cultuur Grieks-Romeins was (twee leerlingen) maar daar zitten kanttekeningen aan. De Romeinse keizers verloren steeds meer grip op hun keizerrijk en waren dus veel minder machtig en de Grieks-Romeinse cultuur veranderde ook. Zo begonnen

63

er bijvoorbeeld meer afbeeldingen van Jezus Christus te ontstaan die de afbeeldingen van de keizer vervingen. Dit hebben ze niet meegenomen in hun antwoord. Bovendien gaat de vraag over wat er veranderde en hetzelfde bleef voor de christelijke geleerde Hieronymus. Het beste antwoord is daarom dat het christendom een belangrijke godsdienst bleef tijdens zijn leven. Keizer Constantijn had namelijk voor zijn geboorte al een einde gemaakt aan de

christenvervolgingen.

Geen antwoord (1)

1. / (cp)

Ongeldige antwoorden (2)

1. Dat het christendom een grote godsdienst bleef. (rvg; afgekeken bij buurman)*

2. de rol van plaatselijke leiders werd steeds groter, die veel macht naar zich toe trokken en gehoorzaamde zich nauwelijks an de keizer. het gevolg was dat het rijk volkomen verbrokkelde. (svb: letterlijk gekopieerd uit boek)

*deze leerlingen gaven eerder hetzelfde type antwoord (1 leerling (jc): een goed antwoord; 1 leerling (rvg): een ongeldig antwoord door afkijken) bij de vorige vraag

Opdracht 1-2 – Van oudheid naar middeleeuwen Veranderingen en continuïteit

Gebruik de basisteksten van de paragrafen 4 en 5 van hoofdstuk 1, de tekst en het citaat.

c. Waaruit blijkt dat de schrijvers van Memo het belang van de Visigotische plundering van Rome in 410 n.C. anders beoordelen dan Hiëronymus? Geef hiervoor een verklaring.

Goede antwoord: Dat blijkt uit het feit dat ze die plundering in de basistekst niet noemen. Hiëronymus keek naar de verovering van Rome als een tijdgenoot:

het was voor hem een zeer schokkende gebeurtenis. Maar hij kon niet weten dat Rome een belangrijke stad zou blijven, van waaruit bijvoorbeeld de paus tot op de huidige dag de katholieke kerk is blijven regeren. De schrijvers van Memo weten dat de plundering in 410 niet het einde van Rome betekende. Achteraf bezien vinden zij de plundering daarom niet belangrijk genoeg voor een vermelding in de basistekst.

Antwoorden leerlingen, gecategoriseerd (Rood = fout antwoord, 0 punten. Oranje = incompleet antwoord/goed antwoord met een fout, 1 punt. Groen =

64 Foute antwoorden: overig (3)

1. De schrijvers van Memo vinden dat de Visigotische plundering ervoor heeft gezorgt dat het Christendom een officele staatsgodsdienst werd en Hiëronymus vond dat de Visigotische plundering nergens voor nodig was en alleen verdriet heeft veroorzaakt. (ya)

2. Ze gaan meer in op de plundering die word belangrijker gezien (ra)

3. Doordat de stad die zelf de hele wereld had veroverd zelf werd veroverd (rvdh)

Foute antwoorden: Memo heeft geen mening of een andere mening dan Hieronymus en dit wordt verkeerd uitgelegd/verklaard (3)

1. ze hebben het citaat gebruikt. ze hebben zelf geen mening (el)

2. De kerkvader heeft een kant gekozen en bekijkt het vanuit die hoek. Memo wil geen kant kiezen en bekijkt het vanuit het algemeen. (mvd)

3. De schrijvers van Memo begrijpen de situatie, want de mensen zouden alles over heben voor hun veiligheid. De mensen wisten ook niet dat ze hun bezittingen/leven zouden verliezen. Hiëronymus daarentegen vond het niet kunnen. ´We horen...zelf veroverd.´ Hier kan je lezen wat

Hiëronymus vindt. (sah)

Foute antwoorden: Memo leert mensen kennen door manier van schrijven (?) (2)

1. Memo verteld over dat er ze mensen op een andere manier leren kennen wanneer ze gaan schrijven. Hieronoymus verteld over verschrikkeld nieuws. (cp)

2. Memo leert zo mensen kennen door de manier waarop ze schrijven, (sv: afgekeken bij cp?)

Incomplete antwoorden: de schrijvers van Memo beschrijven de gebeurtenis maar kort (maar er wordt niet uitgelegd waarom ze dat doen) (3) 1. In het boek wordt het kort aangegeven dat het is gebeurd, terwijl het voor Hiëronymus overduidelijk een belangrijke geneurtenis was (mm) 2. in het boek zeggen ze heel kort iets over de gebeurtenis maar voor hieronymus was het een grote gebeurtenis. (jc)

3. Ze praten er kort over dus vinden ze het niet zo belangrijk (sb)

Incomplete antwoorden: Hieronymus wist niet wat er in de toekomst gebeurde en de schrijvers van Memo wel (maar er wordt niet uitgelegd wat dat dan was en hoe dat duidelijk wordt uit het de keuze om deze gebeurtenis niet te beschrijven in de hoofdtekst) (2)

1. Hiëronymus leefde in die tijd en wist niet of Rome een belangrijke stad bleef. De schrijvers weten wat er na zijn tijd gebeurde en konden dat in een tekst schrijven (to)

2. hieronymus heeft geen idee gehad van de toekomst na zn dood. De makers van MEMO leven in het heden en die weten ongeveer hoe het na de dood was van hieronymus (bk)

65

Incomplete antwoorden: Hieronymus was er zelf bij en heeft daardoor een ander perspectief dan de schrijvers van Memo die er niet bij waren (maar het perspectief van de schrijvers van Memo wordt niet of incompleet uitgelegd en het wordt ook niet duidelijk waaruit dat blijkt) (6)

1. Hiëronymus ziet het vanuit iemand van het romeinse rijk. De makers van Memo zien het neutraal dus dat betekend dat ze kijken uit het zicht van de romeinen en van de Germanen. (jp)

2. hieronymus leefde in rome en was daardoor boos dat zijn stad geplunderd was. (fvdw)

3. Hieronymus vond het heel erg en Memo is er erg nuchter over, want de schrijvers van Memo zijn er zelf niet bij geweest en hebben er waarschijnlijk dus minder erg een mening over (fl)

4. Voor Hiëronymus is het een veel belangrijkere verandering (mb)

5. De schrijvers van Memo moeten hun informatie halen uit allemaal verschillende bronnen, Hiëronymus heeft het zelf meegemaakt (mf) 6. memo was hier niet bij en hun hebben hun tekst gebaseerd op andere teksten en verhalen (svb)

Incompleet antwoord: Hieronymus is emotioneel en de schrijvers van Memo niet (maar er wordt niet uitgelegd waarom niet of waaruit dat blijkt) (2) 1. Hiëronymus was er heel emotioneel over en voor hem is het een belangerijke gebeurtenis, her had veel impact op hem, terwijl het voor MEMO

helemaal geen belangerijke geneurtenis lijkt, want ze vertellen dat West-Europ is belegerd en direcht daarna vertellen ze ´maar Oost-Europa bleef bestaan´ (ns)

2. Hiëronymus schrijft het met meer emotie, de schrijvers van Memo vertellen het neutraal. (js)

Opmerkelijk: leerlingen konden niet de link leggen tussen het perspectief van Hieronymus, die de stad Rome zag vergaan en daarom dus dacht dat dit het einde is van Rome, en de schrijvers van Memo, die met hun kennis van de geschiedenis weten dat deze plunderingen niet het einde van de stad betekende en het daarom niet in de hoofdtekst benoemen.

Geen antwoord (5): 1. / (sr)* 2. ? (lg) 3. / (rc)* 4. ? (mdk) 5. ? (sa)

66 Ongeldige antwoorden (1):

1. Het staat niet in het boek, dus Memo geeft minder om de plundering dan Hiëronymus, want hij vind het schokkerend.(rvg; afgekeken)* *deze leerlingen gaven bij de vorige vragen hetzelfde type antwoord (2 leerlingen (sr, rc): geen antwoord; 1 leerling (rvg): ongeldig door afkijken)

Opdracht 2-1 – Van oudheid naar middeleeuwen