• No results found

van den Neger Quassie van Timotibo, by genaamd Gran Mama, in den

Ouderdom van ruym Hondert Jaaren, alhier aan Paramaribo

overleden den 11 Mey 1787.

ô Neen! dat kan niet mooglyk wezen, MAMAis niet van hier verrezen. Waar kreeg de wreede Dood die magt? Heeft ook die Knaap hem onverwagt9 10 Verrast, en dus gebragt om 't leeven?10

Hy heeft wel meer dien kuur bedreven. Och Ja, daar ligt dat dierbaar Hoofd, Die Kroeskop, van het Licht beroofd! Ach! troost ons nu in 't bitter klaagen! 15 Ach! helpt ons onze droefheid schraagen,

Wiens wederga men zelden vind. Thans schreit een elk zyn oogen blind. Ja, Harten zelfs als Marmer-Steenen, Ziet men by 't Praalbed bitter weenen, 20 Waarop het Lyk lag uitgestrekt.

Wat Dood heeft meer misbaar verwekt? Koomt Voete-booys met zwarte broeken22 Gy moet geen ander rouw-pak zoeken, Natuur gaf U een passend kleed, 25 Dat nooit te klein word of te breed.

Wilt Floers om Uwen lenden gorden! Eet nu Tom-Tom uit zwarte borden!27

1 Letterk, uitspan. IV, 5-8.

9 Het is heel goed mogelijk, dat ook hier een speciale bedoeling heeft. Men heeft namelijk Quassi wel meer onverwacht verrast, bijvoorbeeld door hem als helderziende te ontmaskeren. Men liet hem zo eens raadplegen over het verlies van enkele zilveren lepels. Hij wees de schuldige aan die daarop ook bekende, hoewel de eigenaar zelf de lepels verborgen had. 10 Men meende namelijk, dat Quassi niet dood kon gaan, omdat hij over bovennatuurlijke gaven

beschikte.

22 Voete-booy, tegenwoordig foetoeboi gespeld, noemde men de huisslaven. 27 Tom-Tom = een gerecht bestaande uit gestampte bananen.

Viert QUASSIESuitvaard na den trant! Geen GRAN MAMAkomt meer in 't Land! Hy hielp U, als gy waard verlegen, En diende wel eens voor en tegen,4 5 Een daad, daar hem de nood toe dwong.

Wie kreukelt niet wel eens de Tong?6 Schreeuwd balkend thans met oopen keelen, Zomtyds zal het den Dood verveelen,8 Die, moede van dit naar geluid, 10 Jaagt QUASSIEfluks het Graf weer uit.

Zwartinnen koomt! ei! wilt niet draalen, Laat Neteldoekse rokken haalen, Doorweeven met het zwartste zwart; Toont, dat gy innig zyt benard, 15 Wilt Uw Banannen zwarter roosten,

Ten blyk dat gy niet zyt te troosten; En wen gy Braf in potten kookt,17 Zy 't vuur met Houtskool aangestookt. Uw Banjaards moet gy groots vercieren,19 20 Een rouw-band om den steel doen zwieren,

Al dansend op een zwarten grond, En draayend hand aan hand in 't rond. Een zwerm van zwarte Marrabonsen23 Moet vliegend U om d' ooren gonsen, 25 U klaagen, dat zy zyn in nood,

Al Jammerend om QUASSIESdood. Gy Indiaan met roode Veeren

4 Hij probeerde wel eens van beide partijen te profiteren.

6 zijn tong kreukelen kan komen van de Surinaamse uitdrukking drai hen tongo = zijn tong draaien (met twee tongen spreken).

8 zomtijds = misschien. Wellicht een letterlijke vertaling van het Surinaamse sonten dat alleen misschien kan betekenen.

17 Braf = brafoe = soep.

19 Bij Anthony Blom, Verhandeling van den landbouw, in de colonie Suriname (Amsteldam, 1787), p. 334, vindt men de volgende beschrijving van de banja (een muziekinstrument): ‘zijnde een ronde calbas in 't midden doorgesneden, en de opene zijde met een schaapsvel overtrokken, met een stok daar door en vier snaaren daar op, daar zij op de wijze als een Cieter op speelen; geevende dit een zeer flaauw geluid, daar zij dan zeer zagt bij zingen en danssen.’ Later werd banja de naam voor een zang- en dansspel (zie hoofdstuk XV). 23 Marrabonsen = een soort wespen.

Wilt U voortaan met zwartsel smeeren,1 Bekleed Uw moordtuyg ook met zwart, Houd Pyl en Boog in 't Floers verward; Doet, daar gy mikkend komt te heffen, 5 Uw schigt een zwarte voogel treffen,

Die, vallend in het rulle Zand, U vraagd, waar QUASSIEis beland; Maakt los de Kuiten, styf bewonden,8 Voortaan zy alles ongebonden. 10 Behangt geen Oorlel met gewigt,

Den plaat word' uit Uw neus geligt.11 De leden moeten treurig hangen, Gedoogt geen styfheid in Uw gangen, Gaat, dus verandert, na de kuil, 15 Wekt QUASSIEdoor Uw naar gehuil.

Gy Apothecars met Uw Kruiden Wilt stampende den Doodklok luiden, Uw Vyzel wek een kreet door 't land, Uw Bitter-kenner is van kant. 20 De Planten zyn met hem verlooren,

Men zal geen mensch meer niezen hooren.21 Vaartwel, gy Pillen, Zeeneblaen!

Vaartwel, 't is met de Kunst gedaan! Komt al wat leeven heeft ontfangen, 25 Verdubbeld uwe treurgezangen!

Gy Doctors heft het klaaglied aan! Laat vry de beste Kruiden staan! De Faculteid is nu bedorven! De groote QUASSIEis gestorven! 30 Dat blinkend Licht is nu ontzield,

'T geen rottend zig in 't leeven hield.31

1 Met zwartsel in plaats van de rode verfstof, waarmee de Indianen zich plegen in te smeren. 8 De Indianen plegen zich een touw boven de enkel en onder de knie te binden.

11 Hij doelt hier op Indiaanse versieringen van neus en oor.

21 Quassi heeft waarschijnlijk ook een soort nieskruid in Suriname gevonden. 31 Zie p. 181, noot 15.

Heeft Esculaap dit ooit geweeten,1 Off zy, die na hem Letters - vreeten? Bewyst my zulks uit Hypocraat, In Grieks, Latyn of waar het staat. 5 Laat Ludeman, laat Titsing spreeken!5

Elk Toover-Doctor heeft zyn streeken, Dan geen van allen was zoo leep.7 Helaas! die Konst die is om zeep! 'K zal willens geen Geneesheer hoonen, 10 Maar laat men my een tweeden toonen,

Of zeggen, waar die Man dog leeft, Die BÖASIEgeneesen heeft.12

Die kwaal is reeds voor lang beschreven, Maar nog geen middel opgegeven. 15 Vond men wel ergens gryzer vent

Die beeter Bitter heeft gekend? Hy dagt nog meerder aan te wyzen,17 Maar d'ouwde kop begon te gryzen. Zyn voosig lichaam kon pas staan,19 20 De voeten weygerden te gaan,

En wandelend, belaên met plaaten,21 Schoof hy al stompl'end langs de straaten En hinkte altyd op en neer.

Hy leek natuurlyk RUITEN HEER!24 25 Myn droefheid is niet te beschryven.

Ik moet hem eind'lyk laaten blyven,

1 dit, namelijk het geheim om lepra te genezen. 5 Twee artsen, die de gaven van Quassi betwijfelden. 7 dan = maar.

12 boasie is de Surinaamse naam voor lepra. 17 Meerdere geneeskruiden namelijk. 19 pas = ternauwernood, amper.

21 plaaten = geld. Het is echter ook mogelijk, dat wij hieronder ordetekenen of medailles moeten verstaan.

24 Waarschijnlijk werd Quassi wel meer vergeleken met deze speelkaart. Wij kennen nog recente voorbeelden in Suriname, waarbij men bestaande personen associeert met speelkaarten Ruitenheer is de enige heer onder de speelkaarten die maar de helft van zijn gezicht toont. Misschien hield de lepreuze Quassi de helft van zijn gezicht bedekt. Verder zou men kunnen vermoeden, dat dit een spotnaam is voor de zeer donkere Quassi. Ruitenheer geldt bij kaartleggers voor een hoogblonde man.

En rusten in het donk're Graf, Beroofd van 't licht, dat hy ons gaf. Ik zal zyn kuuren nooit vergeeten. Wat heeft hy Wichlaary bezeeten!

5 Men schenk' zyn Graf ter eer een zuil van zwart Albast, En bytele daar op, hier rustEEN GROOTE QUAST.

X De plantersletterkunde. 2. De satire.

De Surinaamse kolonist van hoger ontwikkeling werd al heel licht tot de satire

gebracht. De corruptie, het gedrag der nouveaux-riches, het zedelijk leven der planters,

de rassenwaan - de satiricus had in Suriname zijn stof voor het grijpen. Wanneer een

onbevooroordeelde lezer doordringt tot de petite-histoire van de plantersaristocratie

(men zie een voorbeeld daarvan op p. 153), wordt in hem zelfs nu nog de satiricus

wakker. Het is dus begrijpelijk dat de anonieme dichter, zich verschuilend achter de

naam D

ON EXPERIENTIA

, in zijn directe omgeving stof genoeg gevonden heeft voor

zijn toneelspel: Het Surinaamsche leeven, Toneelschwyse verbeeld z.pl.,z.j. (UB

Amsterdam 690 E 67) waarin de corrupte praktijken der Surinaamse planters worden

gehekeld. Met zoveel oprechte verontwaardiging zelfs, dat men hem er van verdenkt

zelf dupe geweest te zijn van de Surinaamse toestanden (p. 19):

O Land vol list en schelmeryen, Die Eerlyk is koomt in den noot, Opregte deugt loopt hier om broot, Genoopt van honger luydt te schryen.

D

ON EXPERIENTIA

schreef zijn stuk in 1771 (nog voor de Beurscrisis) en vermeldt:

't Spel speeld, en word nog gespeelt van 't eene Jaar in 't ander, in alle de Rivieren