• No results found

4] De 8 dito sijnde Vrijdach is mijn lieve vader Harman [5] Hartman van der Woude cristelijk in den Heer gerust,

[6] nadat hij 12 a 14 dagen hadde kranck geweest, latende mij,

[7] mijn broeder en susters in groote droefheijt, gaende na en

[8] vremt lant, van onse beste vrint berooft, niet wetende wat

[9] swaricheijt ons noch over 't hooft hingh; broer was mee heel

[10] kranck.

[11] De 9 dito gingh ick met eenich volck aen lant om te

ver-[12] soecken of wij daer wel begraven mochten. Wij werden

[13] daer wel onthaelt van een priester, zijnde van de Preeckheers-

13-14

[14] order, doch tot ons versoeck komende kregen wij tot

ant-[15] woort, dat wij daer wel mochten begraven soo wij Rooms

[16] Catolijck waren. Waerop ick seij: ‘wij sijn Gereformeerde

[17] Christenen’, maer sij seijden geen christenen te kennen dan

[18] die Rooms Catolijck waren, en dien volgende ons versoeck

18

[19] mosten afslaen, alsoo het een gewijde plaets was. Voor aan

[20] de baij, daer wij met de schepen in lagen, was een kleijn

[21] eijlantje, 'tgeen wij gingen besien; <wij> vonden daer goede

[22] gelegentheijt, alwaer wij den 10 dito mijn vader stillekens

[23] begroeven, sonder dat het de Portegesen wissten. Wij gingen

[24] dagelijckx aen lant, besagen overal de bossen en plantasiën.

[25] 't Was met hooge dorre bergen van blaeu steen, seer heet en

[26] droogh, also 't daer in geen 17 à 18 maenden geregent hadt;

[27] slechte huijsen, doch waeren sommige noch wel versien van

27

[28] silverwerck en ander huijsraet. De valeijen waeren seer

[29] playsant, beplant sijnde met kokosboomen, sittroen, oranjen,

[30] pomen de cinaes, sjaesmijn, palmietje en meer andere rare

30

[31] boomen, alsmede suijckerriet, toeback en catoenboomen.

[32] Daer waren oock paerden, koeje, esels, bockken, veel apen

[33] en meerkatten. Wij hadden op seeckeren tijt haest een groot

33

13-14 Preeckheersorder = de orde der Predikheren, kloosterorde der Dominicanen. 18 dien volgende = daarom.

27 slechte = eenvoudige. 30 palmietje = een palmboom. 33 meerkat = soort aap.

*

[1] ongemack gekregen, dewijl wij omtrent een mijl boswaerd

[2] in een plantasij gingen besien, die dicht vol bomen was. Daer

[3] stond een groot huijs met een gelderij, alwaer wij wat saten

[4] te rusten. Wij waren omtrent 20 persoonen, mossjeurs en

[5] jonge juffrouwen nevens eenige knechten. Wij dochten soo

[6] vrij te sijn als in Hollant, niet wetende dat de Portugesen op

[7] Santo Jago een partij schelmen waren. Terwijl wij daer saten

[8] quam de heer van die plantasij ons al heen en weer verbij

[9] wandelen, die ons geweldich aensach. Wij sulcken stouten

9

[10] gesicht ongewoont synde trocken onse kappen dicht voor

[11] d'oogen om niet meer besien te worden. Een jonck heer,

[12] sittende aen mijn sij, stiet mij aen den arm seggende: ‘Juffertje,

[13] het is op u gemunt’. D'anderen, dat horende, seijde: ‘vrinde,

[14] laet ons vertrecken, daer komen 6 a 8 soldaten, sij sullen ons

[15] aen een kant helpen’. Een capiteijn, die bij ons was, de

15

[16] Portegese tael verstaende, had eenige discoerse met de heer.

16

[17] Hij vroegh wat ick voor een dochter was. De capiteijn

ant-[18] woorde: ‘het is mijn vrou’: maer hij hat na de bekende

[19] wech gevraeght. Hij gaf de capiteyn een doncker gesicht

[20] seggende: ‘het is een dochter van die heer, die se hier wouden

[21] begraven, ick weet wel dat se niet getrout is’. Wij wandelden

[22] ondertusschen wat in het bos en siende dat sij ons vervolgde,

[23] gingen wij na de zeekant. De capiteijn, bevreest sijnde voor

[24] ongeval, sprongh strackse met enich volck in de boot en

24

[25] roeijde na 't schip. Daer quam een ander boot om ons te

[26] halen, die wij aen strant stonde te wachten. Ondertusschen

[27] quamen eenige negers uyt het bos, die 2 van onse manluy

[28] de hoeden van 't hooft lichten; d'een was een Raet van

[29] Justicie en d'ander een doctoor. Voorts raeckten de degens

[30] uijt en zij met eenige knechts boswaerd, en haer vrouwen

[31] stonden met ons op de strant. Daer gingh het op een kermen:

* 25. roeijde. Tekst: roijde.

9 geweldich = hevig, onstuimig, driest. 15 aan een kant helpen = doden. 16 eenige discoerse = een gesprekje. 24 strackse = dadelijk, terstond.

*

[1] de vrouwen om haer mans en wij uijt vrees van

wegh-[2] gevoert te worden. Soodra de boot aan strant was gingen

[3] wij daerin; het was daer seer ondiep, soodat de boot aen de

[4] klippen stiet. De matroosen, ons getrou sijnde, sprongen in

[5] zee en lichten soo de boot, die anders niet sonder perijckel

[6] van de negers lagh. Wij bleven leggen wachten een weynich

[7] van de strant. Ons volck quam haest weer uijt het bos, dewijl

[8] de swarte haer ontloopen waren. Soodra die in de boot

[9] waren roeijden wij na boort. Daer komende, vertelden <wij>

[10] ons avontuer. Een out schipper dat hoorende seij: ‘vrinden,

[11] u perijkel is veel grooter geweest als gij geweten hebt’.

[12] De 16 dito gingen wij weer aen lant, kochten eenige beesten

[13] en namen ons afscheijt van de Portugesen, sonder haer wel

[14] toe te betrouwen.

[15] De 17 dito lichtten wij onse anckers en even buijten de

[16] baij komende vernamen 3 France schepen. Wij, wetende

[17] datter 14 oorlochschepen op ons uijt waren, meenden het die

[18] souden sijn; doch sij maer 3 sterck sijnde dorsten ons niet

[19] aendoen en wij sochten haer oock niet, sodat elk sijn wech

[20] vervorderde. <Wij> setten ons koers W.Z. West aen tot op

[21] 1/2 graet aen de Linie Equenoctiael.

[22] De 1 Febr. quamen voor de ravier d'Amasonis, alwaer

[23] een stercke stroom gingh, die ons al bij 't lant langhs sette

[24] tot aen Caep d'Orange of de ravier Wiapoca.

[25] De 6 dito kregen <wij> de bergh Commeriba in 't gesicht,

25

[26] waeraan <wij> bemerckten dat wij voor de mont van de

[27] ravier waren; <wij> dorste evenwel, dewijl daeromtrent

[28] meer bergen leggen, niet op het onzeker aen. Een van onse

[29] kleijnste schepen, dat best beseijlt was, zeijlden de ravier op

[30] en bevont Wyapoca was, schoot lustich, waerop wij aenstonts

[31] volghden.

* 6. leggen. Tekst: legen. 9. roeijden. Tekst: roijden.

25 Op de hierbij gereproduceerde kaart wordt de Commeriba Comariboo genoemd. De Carybote (meestal Caripo genoemd) staat wel aangegeven, maar niet genoemd op deze kaart (p. 30).

*

[1] De 7 dito in 't begin van de ravier sijnde, is mijn suster