• No results found

Hoofdstuk 4: De functie van bedrog in Spaanschen Brabander

4.3 Universele thematiek in een ‘actuele’ herkenbare setting

Volgens Van Stipriaan zou toegang tot de ‘silenus georienteerde cultuur’ van de renaissance ‘inzicht, belezenheid, flexibiliteit en bereidheid het spel mee te spelen’ vereisen.132

Elders schrijft Van Stipriaan dat de kluchtcultuur met onder andere zijn aandacht voor bedrog en illusie, en affecten aansluit bij de ‘preoccupaties van de bovenlaag’. 133

Daadwerkelijk begrip van de klucht lijkt volgens Van Stipriaan alleen mogelijk wanneer men tot de elite behoorde. Wat mij betreft gaat Van Stipriaan met deze uitspraken echter te ver.

Ten eerste is de moraal dat men zich niet blind moet laten leiden door hartstochten, dermate tijdloos dat het niet mogelijk is om deze exclusief op de Renaissance te plakken. Zo kunnen we dit motief zelfs in Beatrijs, een werk dat dateert van kort voor 1374, terugvinden. Beatrijs vertrekt namelijk door haar liefde voor een man uit het klooster. Zij krijgt twee kinderen bij deze man. Nadat het geld op is wordt ze door hem verlaten en komt ze in de prostitutie terecht. Gedurende 7 jaar verdient zij haar kost als hoer. Na veertien jaar van afwezigheid besluit ze terug te keren naar het klooster. Tot haar verbazing blijkt Maria, tot wie ze altijd is blijven bidden, haar plaats in het klooster heeft opgenomen. Gekweld door schuldgevoelens 131 Stipriaan, van (1995) p. 234. 132 Stipriaan, van (1995) p. 234. 133 Stipriaan, van (1995) p. 247.

biecht ze alles op aan een abt die het klooster bezoekt. Deze man hoort haar verhaal aan en scheldt al haar zonden kwijt. Beatrijs heeft zich door haar hartstochten laten verlijden. De liefde waar zij voor kiest blijkt uiteindelijk bedrieglijk en al snel staat ze er alleen voor. Door haar fouten op te biechten wordt zij uiteindelijk vergeven. Dit is slechts één van de

voorbeelden van stukken die niet uit de renaissance komen, waarin affecten bedrieglijk blijken te zijn.

Daarnaast lijkt het me voor het begrip van stukken als Spaanschen Brabander niet noodzakelijk om de filosofie van Coornhert, Spiegel, of Erasmus te kennen. De morele inzichten die in Spaanschen Brabander naar voren komen overlappen weliswaar met die van de genoemde heren, maar zonder hun werk gelezen te hebben is het evengoed mogelijk deze te herkennen. Hiermee wil ik niet betogen dat het publiek niet voor een deel bestond uit de bovenlaag van de samenleving, enkel dat ik geen bewijs zie dat de stukken alleen op juiste wijze begrepen kunnen worden door de bovenlaag. Wilde men een gerespecteerd auteur zijn dan moest men, zoals Bredero deed, zijn werkwijze kunnen verdedigen door te verwijzen naar kennis van de elite. Hiermee is echter nog niet gezegd dat men uitsluitend voor de elite

schreef.

Bredero zelf had een ambivalente verhouding met de elite. Zoals eerder bleek gaf Bredero af op de nodeloze boekengeleerdheid, en het grootsprakerige taalgebruik die hij ontwaarde bij professoren en collega-dichters. Hij zocht echter wel degelijk aansluiting bij deze zelfde elite. Hij mocht zichzelf dan graag afschilderen als gewone man, hij verkeerde uiteindelijk,

ondanks zijn eenvoudige afkomst, wel degelijk in literair hoge kringen. Alleen al zijn lidmaatschap van de rederijkerskamer D’eglentier, waar vooraanstaande personen als Hooft en Coster eveneens toe behoorden, getuigt hiervan. Zijn werk is echter wel doordrenkt van een uitzonderlijke interesse in het leven van ‘gewone’ mensen. Niet alleen het feit dat verreweg de meeste toneelstukken van Bredero handelen over personen van lage komaf bewijst dit. Ook zijn dichtbundels gaan voornamelijk over het ‘gewone’ volk. Dat hij, naast de elite, ook voor deze mensen schreef blijkt bijvoorbeeld uit het voorwoord van Lucelle. Hierin schrijft hij dat hij voor de gewone man het gewone spelletje heeft vertaald.134 De stelling van Van Stipriaan dat kluchten hoofdzakelijk voor de elite bedoeld waren en alleen

134

door hen begrepen kon worden, lijkt me, in ieder geval wat betreft Bredero, daarom niet houdbaar.

Samenvattend lijkt het mij veilig om te concluderen dat bedrog niet een specifiek thema van de Renaissance is, maar een universeel en tijdloos thema. Bovendien lijkt mij het niet waarschijnlijk dat de elite het stuk op een ander, ‘hoger’ niveau zou interpreteren. Het is nergens voor het begrip van het stuk noodzakelijk om over kennis te beschikken waar alleen de bovenlaag toegang toe had. De literaire thematiek mag een geschiedenis hebben, maar deze hoeft men niet te kennen om de thematiek te begrijpen. Ik geef Van Stipriaan echter wel gelijk in zijn constatering dat de bedrogscasuïstiek van de komische cultuur in de zeventiende eeuw zich meer dan voorheen richtte op concrete situaties.135 Bredero liet in Spaanschen Brabander bedrog terugkomen in situaties die voor alle Amsterdammers herkenbaar waren. Doordat hij, zoals gebruikelijk bij de klucht, ‘lage’ personages schildert komen we bovendien veel personages tegen die in bittere armoede leefden. Zoals gezegd was deze armoede,

ondanks dat wij nu spreken over een Gouden Eeuw, voor vele Amsterdammers bittere realiteit. Bredero snijdt ook het onderwerp migratie aan. Dit onderwerp was in de tijd van Bredero bijzonder actueel. Doordat Bredero zijn stuk zich in een weliswaar fictieve, maar zeer herkenbare realiteit laat afspelen, voldoet hij hierbij aan de didactische taak die een auteur in de renaissance werd toegeschreven. Hij maakte de gevaren van bedrog inzichtelijk door de gevolgen in herkenbare taferelen te tonen.

Bredero liet in Spaanschen Brabander zien dat bedrog overal op de loer lag. Het gaat hierbij niet alleen om het bedrog van anderen. Ook het zelfbedrog, dat er voor zorgt dat men blind is voor de eigen fouten, wordt aangetoond. Door niet alleen op zijn hoede te zijn voor bedrog van de ander, maar ook voor zelfbedrog, kon men vermijden dat men dezelfde fouten maakte als de personages in Spaanschen Brabander. Dit tijdloze thema kleedde hij in met een levendige beschrijving van het Amsterdam van zijn tijd. Hoewel hij zegt het stuk in het verleden te laten spelen, blijkt dit slechts een dunne dekmantel om zijn tijdgenoten niet voor het hoofd te stoten. Het stuk is doordrenkt van verwijzingen naar het Amsterdam waarin Bredero leefde. Juist doordat Bredero tijdloze thematiek heeft gecombineerd met een levendige afschildering van het Amsterdam van begin zeventiende eeuw, is het stuk nog steeds interessant voor de huidige lezers. Zij kunnen zich mee laten slepen door een ver verleden, dat bij nader in zien toch niet zo heel ver weg van hun blijkt te staan. Dit wordt

135

verstrekt doordat migratie ook in onze tijd, net als armoede en bedrog, een onderwerp van debat blijft.

Hoofdstuk 5: Conclusie: De samenhang tussen bedrog, migratie en armoede in