• No results found

Spaanschen Brabander voor bovenbouw Havo en Vwo, Tekst-in Context: “Spaanschen Brabander: Al siet men de lui men kent se niet”

Stof leerlingen

Voor je begint…

Een wereld vol bedrog

Dit boek gaat over één van de bekendste toneelstukken uit de Gouden Eeuw: Spaanschen Brabander, een bewerking van het derde hoofdstuk van de Spaanse Roman Lazarillo de Tormes. Bredero voltooide dit werk in 1617 en hetzelfde jaar ging het werk in Amsterdam in première. In het toneelstuk draait het allemaal om bedrog. Het verhaal gaat over Jerolimo, een Brabander, die failliet is gegaan en naar Amsterdam is gevlucht voor zijn schuldeisers. Hier ontmoet hij de straatarme Robbeknol. Hoewel Jerolimo geen geld heeft, neemt hij Robbeknol in dienst als knecht. Robbeknol heeft al snel door dat Jerolimo geen cent te makken heeft, maar blijft hem ondanks dat trouw. Jerolimo blijkt aan het einde van het stuk veel Amsterdammers opgelicht te hebben. Om zijn straf te ontlopen, maakt hij zich aan het einde weer uit de voeten. Je zult zien dat Jerolimo niet de enige oplichter is in het stuk. In allerlei verschillende scenes komt dit thema terug. Hiernaast biedt Spaanschen Brabander een mooie inkijk in het Amsterdam rond 1600. We zien hoe de personages reageren op de

armoede en de migratie die in deze tijd leefde. Ook al speelt het stuk zich in een ver verleden af, als je goed kijkt, zul je zien dat het toneelstuk over onderwerpen gaat die in onze tijd nog steeds aan de orde van de dag zijn…

Opbouw van het boek

Dit boek bevat vijf hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk Op zoek naar een beter bestaan gaat over de komst van migranten in Amsterdam aan het einde van de 16e eeuw, en is gekoppeld aan het eerste bedrijf. Het tweede hoofdstuk Werken aan de onderkant van maatschappij, gaat over twee ondankbare beroepen in de zeventiende eeuw, en is gekoppeld aan het Tweede Bedrijf. Het tweede hoofdstuk Werken aan de onderkant van de maatschappij gaat over twee ondankbare beroepen in de Gouden Eeuw en is gekoppeld aan het tweede bedrijf.

Tegenstellingen in de Gouden Eeuw en in de Spaanschen Brabander gaat over de

verschillende tegenstellingen die in de Gouden Eeuw leefde, en is gekoppeld aan het derde bedrijf. Het vierde hoofdstuk ‘Al siet men de lui, men kent se niet’: Al lachend leren van

bedrog gaat over het bedrog in Spaanschen Brabander, en is gekoppeld aan het vierde en vijfde bedrijf . Het vijfde afsluitende hoofdstuk Bredero aan het werk! bespreekt hoe Bredero te werk ging bij het schrijven van Spaanschen Brabander en handelt over alle bedrijven. Bij elk hoofdstuk zitten opdrachten die je kennis testen over de stof. De opdrachten zijn ingedeeld in vier categorieën. De A-vragen testen of je het verhaal en het commentaar goed begrepen hebt. De B-vragen dagen je uit om aspecten in het verhaal te ontdekken. De C-vragen zijn bedoeld om je creatief aan de slag te laten gaan. Je hebt hierbij veel vrijheid. De G-groepen zijn net als de C-vragen creatieve opdrachten, maar deze moet je samen met een andere leerling of in een groepje maken. 136 In de tekst zijn de belangrijkste begrippen vet gedrukt. Deze worden direct uitgelegd in de tekst.137

136

Ik heb er voor gekozen om de antwoorden en opdrachten allebei in de docentenhandleiding te plaatsen. De vragen staan dus niet hiernaast ook afzonderlijk zonder antwoord aan het einde van de stof. In een uiteindelijke versie van de reeks zou dit wel moeten, maar het lijkt me hier dubbelop.

137

Omdat dit gedeelte nog niet is samengevoegd bij de, voor het middelbaar onderwijs

bewerkte toneeltekst van Spaanschen Brabander heb ik er voor gekozen om geen begrippenlijst te maken, waarop de leerling kan zien op welke pagina het begrip uitgelegd staat. In een uiteindelijke versie van het lesmateriaal zou deze wel zijn opgenomen.

Op zoek naar een beter bestaan

We leven vandaag de dag in een multiculturele samenleving. Mensen van allerlei

verschillende culturen, en met een verschillende afkomst, leven in Nederland naast elkaar. Deze samenleving is ontstaan door migratie, het proces waarin mensen vanuit een ander gebied naar een nieuwe plaats vertrekken om zich daar te vestigen. Zo zouden in de jaren 60 van de 20ste eeuw allerlei gastarbeiders naar Nederland komen om hier te werken. Maar dit was niet de eerste keer dat Nederland een grote groep nieuwkomers aantrok. Begin 17e eeuw zouden veel nieuwkomers, mede door de toegenomen welvaart hier, naar Nederland komen. In deze tijd bloeide Amsterdam op als belangrijkste Europese handelsstad, ten koste van Antwerpen. De bevolking groeide explosief: omstreeks 1578 telde Amsterdam zo’n 25 000 tot 30.000 inwoners, maar in 1622 was het inwonersaantal al meer dan drie keer zo groot: er waren nu maar liefst rond de 100.000 inwoners! De nieuwkomers die Amsterdam als

woonplaats kozen, gingen soms naar Amsterdam vanwege de gunstige economische

omstandigheden. Soms moesten ze vluchten vanwege oorlog, of omdat ze vervolgd werden vanwege zijn of haar geloofsovertuiging. Eigenlijk net als vandaag de dag. In Spaanschen Brabander komen ook nieuwkomers voor. Jerolimo is hier een voorbeeld van.

Jerolimo is een Brabander uit de stad Antwerpen. Bredero schreef het stuk in 1617. Maar hij liet het stuk zich meer dan 40 jaar daarvoor afspelen. Wanneer je dit weet is de trots van Jerolimo wel begrijpelijk. Antwerpen is dan nog de grootste handelsstad van Europa. Dit verandert na de val van Antwerpen in 1585: Antwerpen geeft zich op dat moment over aan de Spanjaarden en Holland blokkeert hierop de Schelde, de belangrijkste rivier voor de Antwerpse handel. Amsterdam neemt vanaf dat moment de invloedrijke positie van

Antwerpen als handelsstad over. Vele Antwerpenaren, onder wie rijke kooplieden, vertrekken dan naar Amsterdam. Amsterdam profiteert van de rijkdom die een deel van deze

nieuwkomers meebrengen. Sommige kijken echter een beetje scheef naar deze rijke lieden. Deze Amsterdammers vonden dat ze maar met hun rijkdom te koop liepen. Dit negatieve beeld van de Brabander werd versterkt doordat Brabant in tegenstelling tot het protestante Holland katholiek was. Het protestantisme was een reactie op de pracht en praal van de katholieke kerk. Deze stroming pleitte juist voor een sobere invulling van het geloof.

Na 1585 beeldt de Hollandse literatuur Brabanders vaak af als opscheppers. Bovendien wordt hen verweten dat ze zich overgegeven hebben aan de Spanjaarden, en daarom het bed delen met de vijand.

Dit stereotype van de Brabander komt ook terug in het personage van Jerolimo. We spreken van een stereotype als een personage op basis van de groep wordt gekarakteriseerd. Zo’n stereotype klopt meestal helemaal niet. Zo worden Belgen door Nederlanders vaak in

Belgenmoppen neergezet als domme mensen, terwijl ze in het echt natuurlijk niet slimmer of dommer zijn dan Nederlanders. Jerolimo wordt uitgebeeld als een opschepper en bedrieger, die pronkt met alles wat uit Spanje komt. Jerolimo is heel trots dat Brabanders zich volgens de laatste Spaanse mode kleden. Later in het stuk, in de versregels 1606-1613, zegt hij dat hij dat hij een Spaanse vader heeft. Hoewel zijn vader eigenlijk een eenvoudige pasteibakker is, denkt hij dat dit wel zo moet zijn, omdat hij naar eigen zeggen zo’n edel man is. Hiernaast blaast hij heel hoog van toren over zijn vermogen. Maar eigenlijk is hij helemaal niet rijk. Sterker nog, hij is op de vlucht omdat hij teveel geld heeft uitgegeven aan de meisjes van lichte zeden, en nu zijn schulden niet meer kan betalen!

Rembrandt, De Spaanse Brabander (tekening). Amsterdam, Rijksprentenkabinet

De Brabander is trouwens niet de enige nieuwkomer in het stuk. Zo komt Robbeknol uit Embden, een plaats in Oost-Friesland. Bovendien worden in het derde bedrijf door drie

mannen migranten uit de Duitse deelstaten en uit Twente en Drenthe besproken. Ook uit deze gebieden kwamen dan ook veel mensen naar Amsterdam in de hoop om daar een beter leven op te bouwen. Zoals we in het derde bedrijf zullen zien denken de Amsterdammer Jan en de nieuwkomers Harmen en Andries heel anders over deze migranten…

Werken aan de onderkant van de maatschappij Prostitutie

Jerolimo probeert de prostituees Jut, Trijn en Els in bed te lokken. Hij heeft alleen helemaal geen geld. Om ze te overtuigen dat hij rijk is doet hij alsof hij heel welgesteld is. De dames trappen er echter niet in, en sturen hem weg. In de zestiende en zeventiende eeuw waren er veel vrouwen als Trijn, Els en Jut die door prostitutie de kost verdienden. Een bekend voorbeeld van een prostituee uit de Gouden Eeuw is Elsje Christiaens. In 1664 werd zij ter dood veroordeeld omdat zij de herbergierster in een ruzie om slaapgeld met een bijl had vermoord. Rembrandt vereeuwigde haar in een lugubere tekening. De afschuwelijke wanhoop die een jong meisje tot deze daad moet hebben gebracht blijft vandaag nog tot de verbeelding spreken.

Tekening van Elsje Christiaens gemaakt door Rembrandt van Rijn.

Hondenslager

In het eerste bedrijf komen we nog iemand tegen die ondankbaar werk doet om te overleven. Floris is hondenslager. Dit beroep werd zo genoemd omdat de honden uit de kerk moest jagen, maar dit was niet het enige wat je moest doen. Als hondenslager moest je er voor zorgen dat er geen overlast was in de kerk. We zien dat Floris zijn taak serieus neemt. Hij probeert met alle macht te zorgen dat Joosje en Contant niet hun gokspelletje, met knikkers, spelen in de kerk. Joosje en Contant hebben alleen geen enkel respect voor hem, en schelden hem uit voor mankepoot. Het beroep hondenslager was geen pretje en leverde nauwelijks iets op. Het werd gezien als een vorm van armenzorg: de baan werd gegeven aan mensen die nergens anders aan de slag konden. Een echte hondenbaan dus…

Tegenstellingen in de Gouden Eeuw en in de Spaanschen Brabander Nieuwkomers en Hollanders

De drie mannen Harmen, Andries en Jan Knol bespreken het laatste nieuws met elkaar. Jan Knol is een geboren en getogen Amsterdammer. Harmen en Andries zijn pas later in hun leven naar Amsterdam gekomen. Er ontstaat een ruzie over wat de nieuwkomers voor

Amsterdam hebben betekend. Jan Knol vindt als ‘ingeboren’ Amsterdammer dat de migranten voor een hoop bedrog en overlast hebben gezorgd. De nieuwkomers Harmen en Andries nemen het op voor hun mede-migranten. Hun visie is juist dat migranten handel en welvaart hebben gebracht. Het conflict komt deels voort uit het feit dat Jan de migranten als ‘ander’ ziet en de Hollanders als de ‘eigen’ groep. Hij schetst hierbij een rooskleurig beeld van de Hollander, die volgens hem eenvoudig en eerlijk is. Dit was in deze tijd een gangbaar

stereotype van de Hollander. Dit positieve stereotype werd trouwens soms negatief uitgelegd. De Hollander was dan niet eenvoudig, maar simpel, en niet zozeer eerlijk als wel bot. Maar Jan ziet alleen de goede kanten van de Hollander en de slechte kanten van de vreemdelingen. Met name de arme vreemdelingen moeten het ontgelden. Hij zet ze neer als geboren bedelaars en gokkende vechtjassen. Omgekeerd zien Harmen en Andries de migranten weer als de ‘eigen’ groep, en de Hollanders als de ‘ander’. Zij zeggen juist dat de migranten voor de handel en scherpzinnigheid hebben gezorgd en vinden het positieve beeld van de Hollanders onzin. Hoewel het flink botst, blijkt dat ze elkaar wel op één punt kunnen vinden. Zij als armen zijn een stuk minder goed af dan de rijke lieden.

Rijk en Arm

De armoede van de drie mannen was niet uitzonderlijk in 1617, toen de Spaanschen

Brabander werd opgevoerd. Je zou misschien denken dat er in de Gouden Eeuw rijkdom in overvloed was, maar niets is minder waar. Hoewel Amsterdam een zeer welvarende stad was, kon maar een kleine groep mensen zich daadwerkelijk rijk noemen. Bij aankomst was het voor arme immigranten dan ook verre van een vetpot. Wie met niks aankwam, was voor zijn bestaan volledig afhankelijk van een karig dagelijks loon of van de armenzorg. Wanneer je geld had, gingen de deuren vrij gemakkelijk open, maar verreweg de meeste immigranten maakten deel uit van de armste groep mensen uit de maatschappij. Een deel van die armen in Amsterdam probeerde aan geld te komen door te bedelen.

Burgemeester van Delft en zijn dochter – Jan Steen, 1655 (Rijksmuseum Amsterdam): Naast de rijke burgemeester staat een arme vrouw.

Eerlijke en Oneerlijke Armen

Op de dam leest iemand voor dat de bedelarij wordt verboden. Een openbare afkondiging van een wetsartikel noemen we ook wel een proclamatie. De woorden die voorgelezen woorden lijken erg op de wetgeving die in het echt in Amsterdam in 1613 werd ingesteld. In het echt kwam er ook een verbod op de bedelarij, en werden ‘vagebonden, onnuttige bedelaars, en vreemde armen’ genoemd als veroorzakers van overlast. Mensen die zich niet in hun eigen onderhoud konden voorzien moesten het bij de kerk proberen, of moesten zich aanmelden bij de armenvaders . Deze maakten een onderscheid tussen eerlijke armen en oneerlijke armen. Wanneer je kon bewijzen dat je een oorlogsvluchteling was of dat je was gevlucht vanwege je geloof had je recht op hulp. Dit beschouwde men als een christelijke plicht. Wanneer de armenvaders bepaalden dat je door je eigen schuld failliet was gegaan, had je geen aanspraak meer op armenzorg. Als je goed kijkt naar de woorden van Jan Knol zie je dat hij het hier wel mee eens is…

‘Al siet men de lui men kent se niet’: Al lachend leren van bedrog

In komische literatuur van de 17e eeuw stond bedrog vaak centraal. Dat onderwerp leende zich dan ook goed voor humor. Het is natuurlijk erg vermakelijk om vanaf een veilige afstand te kijken hoe andere mensen in het ootje worden genomen. Ook in Spaanschen Brabander is bedrog een belangrijk thema. Dit zien we al terug in de plot van het toneelstuk. Een plot is een samenvatting van de gebeurtenissen van het stuk. In Spaanschen Brabander zijn dat de belevenissen van Jerolimo en Robbeknol. Jerolimo is een oplichter die geen geld heeft, failliet is gegaan en de mensen belazert door zich voor te doen als rijke heer. Uiteindelijk neemt hij Robbeknol in dienst. Robbeknol heeft al snel door dat Jerolimo eigenlijk geen geld heeft, maar blijft hem toch trouw. In het vierde en vijfde bedrijf ziet de toeschouwer het duidelijkst de gevolgen van Jerolimo’s bedrog. Het blijkt namelijk dat Jerolimo een hoop mensen heeft belazerd en vervolgens de benen neemt. Twee voorbeelden hiervan zijn gierige Geraart en Byateris. Beide personages zijn stereotype vrekken. Door hun geldzucht trappen ze in Jerolimo’s praatjes en lenen ze hem spullen uit, die ze uiteraard niet terugkrijgen. De

personages gierige Geraart en Byateris zijn zo vrekkig dat het moeilijk is om medelijden met hen te hebben. Byateris wil het publiek tweedehands spulletjes verkopen, en Geraart spaart zijn eigen snot op in de hoop dat het zilver wordt! Ze zijn rijk en onsympathiek en het publiek kon ze dan ook zonder veel gewetensbezwaren uitlachen.

Toch was vermaak niet het enige doel van Bredero. Net als veel auteurs uit zijn tijd was het voor Bredero belangrijk dat hij het publiek ook lessen liet leren. Hij schreef dan ook dat hij het stuk had geschreven om het publiek te ‘verlustigen’ en ‘te verbeteren’. Aan het einde vertellen Trijn en Jut het publiek de belangrijkste moraal van het stuk. Zij zeggen dat het niet zo erg is dat Geraart is belazerd, hij is immers rijk en hij kan het wel dragen. Maar wanneer het bedrog arme mensen treft, dan wordt er een grove misdaad begaan.

Jerolimo is trouwens niet het enige personage dat de boel belazert: door het hele stuk komt bedrog terug. Trijn zegt bijvoorbeeld dat zij, met een man, waar zij verliefd op was, meeging naar een herberg. De volgende dag bleek dat deze man met al haar geld en spullen vertrokken was. Robbeknol vertelt dat zijn vader, een arme molenaar, af en toe meer uit de korenzak haalde dan mocht. En de jongens die met elkaar een dobbelspel spelen, beschuldigen elkaar van valspelen.Op elke hoek van de straat is bedrog! De boodschap was dan ook dat je goed op je hoede moest zijn. Voordat je het weet werd je belazerd! Maar dit is niet de enige les die

je uit het stuk kan halen. Een andere vorm van bedrog waar voor gewaarschuwd wordt, is zelfbedrog. Zo vindt Jerolimo zichzelf een heel nette beschaafde man, maar is hij in feite gewoon een straatarme oplichter. Een ander voorbeeld is Jan, die het heeft over hoe perfect de Hollander is, terwijl hij zelf een schuinsmarcheerder en een dronkenlap is! Bredero laat dus zien dat je niet alleen voor de oplichterij van anderen op de hoede zijn, maar ook voor je eigen blinde vlek. Iedereen kon een oplichter zijn, arm en rijk, vreemdeling en Hollander, maar ook de persoon in de spiegel. Het motto van het stuk is niet voor niets: ‘Al siet men de lui men kent se niet’.

Niet alleen in kluchten werden ‘gewone’ mensen uitgebeeld. Ook in de schilderkunst

gebeurde dit. Dit schilderij van Pieter Breugel de Oude uit 1559 met de titel ‘De strijd tussen Carnaval en Vasten’ is daar een voorbeeld van.

Bredero aan het werk!

Net als Bredero’s stukken De Klucht van de Koe, en de Klucht van de Molenaar was

Spaanschen Brabander een klucht. Bredero blonk uit in dit type toneelstuk. Een klucht is een komisch toneelstuk met een intrige, of plot, waar veelal bedrog centraal stond en de

personages voornamelijk uit ‘lage’ milieus kwamen. Bredero baseerde de plot van

Spaanschen Brabander op het derde hoofdstuk van de Spaanse schelmenroman Lazarillo de Tormes. Een schelmenroman is een boek waarin het leven gevolgd wordt van een sociale verschoppeling. Iemand die onderaan de maatschappij staat, en door niemand wordt geaccepteerd. In de roman beleeft deze persoon tal van avonturen. In dit geval was dat Lazarillo, die in Spaanschen Brabander Robbeknol heet. Bredero heeft echter veel van de oorspronkelijke tekst aangepast. De meeste episodes (scenes) waarin Jerolimo en Robbeknol niet centraal staan heeft Bredero er echter zelf aan toegevoegd. Een uitbreiding van het oorspronkelijke materiaal waarop een stuk gebaseerd is, noemen we ook wel amplificatie. Doordat Bredero zoveel verschillende vormen van bedrog heeft opgenomen voldeed hij aan de eis van copia et varietas, ofwel veelheid en verscheidenheid. Hiermee wordt bedoeld dat een onderwerp, in dit geval bedrog, op zoveel mogelijk manieren wordt belicht.

Het voorblad van een uitgave van Lazarillo de Tormes, de schelmenroman uit 1554 waar Bredero Spaanschen Brabander op baseerde.