• No results found

Uitgangspunt 4 – Rol van de huisarts als poortwachter

4. Uitwerking uitgangspunten GGZ in de huisartsenzorg

4.4. Uitgangspunt 4 – Rol van de huisarts als poortwachter

De huisarts vervult de rol van poortwachter voor de generalistische basis GGZ en gespecialiseerde GGZ en verwijst patiënten op grond van vigerende richtlijnen,

zorgstandaarden en samenwerkingsafspraken met zorgverleners in de andere echelons.

Het is de verantwoordelijkheid en taak van de huisarts om in schatten waar de patiënt met psychische problemen het best op zijn plek is. In welk echelon de begeleiding/behandeling van de patiënt het meest passend is mede afhankelijk van de zorgbehoefte en de motivatie van de patiënt. De POH-GGZ kan hierbij een voorbereidende rol spelen. Directe verwijzing door de huisarts is aan de orde wanneer in het eerste contact duidelijk sprake is van ernstige psychische problematiek waarvoor de deskundigheid wat betreft nadere diagnostiek en behandeling van andere zorgverleners in de GGZ op zijn plaats is.

Het verwijzen wordt sinds 2014 beïnvloed door maatregelen die de overheid heeft genomen om de verwijzing naar GBGGZ en SGGZ af te remmen. Daartoe is een aantal behandelingen voor vergoeding uit het basispakket uitgesloten, waaronder die voor de aanpassingsstoornis, seksuele problematiek, relatieproblematiek, werk gerelateerde problematiek en aan somatisch lijden verbonden problematiek. Bovendien is het eigen risico verhoogd en is het noodzakelijk dat er wordt verwezen op basis van een stoornis die voldoet aan de DSM IV criteria om voor vergoede zorg in generalistische basis GGZ en gespecialiseerde GGZ in aanmerking te komen..

Dat is een onjuiste beleidskeuze, omdat de DSM hiervoor niet is bedoeld. Met het labelen van psychische klachten op basis van de DSM wordt geen uitspraak gedaan over de lijdensdruk, contextuele factoren en de zorgbehoefte van de patiënt. Bovendien sluit het DSM-denken niet aan op het probleem- en klacht gericht werken van de huisarts op basis van het klinisch beeld en wetenschappelijke richtlijnen.

Van diverse kanten (overheid en zorgverzekeraars) worden instrumenten aangereikt en soms zelfs opgelegd op basis waarvan tot een beslissing over al dan niet verwijzing gekomen zou moeten worden. Deze instrumenten zijn tot op heden niet gevalideerd voor patiënten in de eerste lijn, noch zijn de praktische bruikbaarheid voldoende en de meerwaarde voldoende aangetoond. Het onjuist gebruik van de DSM als criterium voor bekostigde gezondheidszorg is ondermijnend en maakt het instrument als classificatie-instrument onbetrouwbaar.

Het verwijzen moet gestoeld zijn op het directe contact op basis waarvan de huisarts in

samenspraak met de patiënt komt tot vraagverheldering, een inschatting van de lijdensdruk en mate van disfunctioneren en afspraken over behandelplan, cq verwijzing. Een door

verzekeraars verplichte vragenlijst om te besluiten over verwijzing is strijdig met de professionele autonomie van de huisarts.

Het verwijzen naar basis generalistische GGZ en specialistische GGZ zou, zoals bij verwijzing voor somatische klachten en aandoeningen, moeten kunnen plaatsvinden op basis het klinisch

20

beeld, beknopt (psychiatrisch) onderzoek en een goede verwijsbrief.

Uitgangspunt is dat de huisarts de DSM-classificatie globaal kent met betrekking tot veelvoorkomende stoornissen.

De door LHV en NHG opgestelde voorbeeldbrief is gebaseerd op de richtlijn

Gegevensuitwisseling huisarts – GGZ. Deze ICT-richtlijn wordt regelmatig aangepast, onder andere aan Landelijke GGZ Samenwerkingsafspraken.

- Onafhankelijkheid

De onafhankelijkheid van de huisarts als poortwachter is belangrijk voor het vertrouwen van de patiënt. Het is niet wenselijk dat een huisarts of een POH-GGZ een belang heeft of

verplichtingen is aangegaan die de onafhankelijke beoordeling beïnvloeden en afbreuk doen aan zijn functie als betrouwbare gids voor de patiënt. De poortwachtersrol kan dus alleen goed worden vervuld als er onafhankelijkheid bestaat ten opzichte van de zorgverleners naar wie wordt verwezen.

- Verwijzen op basis van samenwerkingsafspraken

Samenwerkingsafspraken vervullen een belangrijke rol bij het verwijzen. Het NHG ontwikkelt daarom landelijke samenwerkingsafspraken in samenwerking met patiënten en andere

zorgverleners in de generalistische basis GGZ en gespecialiseerde GGZ. Deze afspraken geven aanbevelingen over de vorm en het proces van consultatie, verwijzing en terugverwijzing, en over de taakafbakening, verantwoordelijkheidsverdeling en monitoring bij gedeelde zorg en biedt handvatten voor het maken van lokale afspraken hierover. In het onderdeel

verwijsafspraken wordt beschreven in welk echelon welke patiënten begeleid kunnen worden.

- Consultatie

Onderlinge consultatie van huisarts, POH-GGZ en behandelaars in de generalistische basis GGZ en gespecialiseerde GGZ draagt bij aan samenhangende en afgestemde zorg. Ook

kaderhuisartsen GGZ kunnen een consultatieve functie voor huisartsen en POH-GGZ vervullen binnen de huisartsengroep/zorggroep, die vergelijkbaar is met de consultfunctie van

kaderhuisartsen op andere klinische deelgebieden. Onderlinge consultatie draagt bij aan

kwaliteit, efficiency en samenhang in de zorg. Dit dient bevorderd te worden met een goede en eenvoudige financieringsregeling.

Behandelaars in de GGZ worden bij voorkeur op basis van samenwerkingsafspraken

geconsulteerd over vragen over diagnostiek, medicatie-advies, stagnatie van de behandeling in de huisartsenpraktijk en verwijzing. Vaste samenwerkingsrelaties dragen bij aan kennis over elkaars deskundigheid en wederzijds vertrouwen.

Aanbeveling voor de huisarts

 De huisarts verwijst patiënten naar de generalistische basis GGZ of gespecialiseerde GGZ op basis van NHG-Standaarden, vigerende richtlijnen, zorgstandaarden en

samenwerkingsafspraken en maakt daarbij gebruik van het format voor de verwijsbrief huisarts – GGZ.

 De huisarts maakt gebruik van de mogelijkheid om een kaderhuisarts GGG of zorgverlener in de generalistische basis GGZ en gespecialiseerde GGZ te consulteren.

21

 De huisarts heeft kennis van de landelijke GGZ samenwerkingsafspraken en zorgt dat deze lokaal samen met de andere beroepsgroepen in de generalistische basis GGZ en

gespecialiseerde GGZ vorm worden gegeven.

Aanbeveling voor huisartsengroepen/zorggroepen

 Kaderhuisartsen maken structureel deel uit van (regionale of lokale) huisartsengroepen voor consultatie en deskundigheidsbevordering van de huisarts en POH-GGZ.

Aanbeveling voor GGZ instellingen/zorgverleners

 Zorgverleners in de generalistische basis GGZ en gespecialiseerde GGZ hebben kennis van de landelijke GGZ samenwerkingsafspraken. Zij zorgen ervoor dat deze lokaal met huisartsenvoorzieningen worden vormgegeven.

Scholing

 In de huisartsopleiding en opleiding POH-GGZ wordt aandacht besteed aan de DSM, zodat zij hiervan globale kennis hebben wat betreft de veelvoorkomende psychische aandoeningen.

Voor LHV, NHG en Ineen

 De beroepsorganisaties blijven de belangen behartigen wat betreft onafhankelijke poortwachtersrol van de huisarts in de GGZ.

Randvoorwaarden

 De huisarts dient onafhankelijk te (kunnen) verwijzen.

 De huisarts wordt na verwijzing naar de generalistische basis-GGZ of gespecialiseerde GGZ op de hoogte gehouden wie de behandelaar is van zijn verwezen patiënt.

 Er is een goede en financieringsregeling voor het consulteren van kader huisartsen GGZ, zorgverleners in de basis generalistische basis GGZ en gespecialiseerde GGZ.

22