• No results found

De tweede groep was naar het beruchte Mauthausen gebracht en enkele maanden later waren ze dood. Eind 1941 kwamen enkele antisemitische maatregelen als:

verbod om bibliotheken, bioscopen, musea, markten te bezoeken; verbod op

lidmaatschap van verenigingen. In de laatste dagen van 1941 kwam er een verordening

dat alle niet-Nederlandse joden een emigratieverzoek moesten indienen. De verzoeken

werden met de hulp van de ‘Joodse Raad’ netjes ingevuld. Een heel boek van

formulieren was erbij nodig: bewijzen dat je geen belastingschuld had, blanco

strafregister van de politie, enz. Ik heb wel vijftig keer mijn handtekening moeten

plaatsen en telkens weer me haast vergist en de extra voornaam ‘Israël’ weggelaten.

Wat ze bij de ‘Zentralstelle für Jüdische Auswanderung’ met dat papier hebben

gedaan, weet ik niet. In elk geval zijn later haast alle joden, Nederlands of niet, met

of zonder verzoek, gedeporteerd. De Duitse joden onder de 45 jaar kregen in het

begin van juli 1942 het bevel zich te melden voor vertrek. De gemengde huwelijken

vielen er niet onder, hetgeen al vanaf het begin van 1942 steeds duidelijker was

geworden. Van de Duitse joden zijn er toen veel ondergedoken. De anderen gingen

naar Westerbork en daar vandaan naar Polen - hele gezinnen. Daarnaast werden

voortdurend joden gearresteerd of gewoon van straat opgepikt en naar Westerbork

of andere kampen gestuurd, of direct naar Polen. Daar kwamen ‘Verordnungen’ bij.

Winkels alleen tussen 3 en 5 betreden, groentewinkels helemaal niet (maar daar

kregen de anderen ook niet meer groente om). Slagers verboden. Joden alleen bij

joodse kappers. Joodse dokters mochten alleen joodse patiënten behandelen. De

jodenster, een grote gele Magen Dawid met het opschrift ‘Jood’ die je op je borst

vastgenaaid moest dragen. Wegens die ster maakten mensen, wanneer ik naar en van

Havelte reisde, plaats voor me. Sommigen hadden ook de gewoonte de hoed af te

nemen als ze iemand met een jodenster zagen. Op 5 mei heeft Suus die fraaie lappen

er afgehaald. Ik heb er een heleboel. Later

stuur ik je er een als souvenir. Spoor, tram, enzovoort mochten we natuurlijk ook

niet in en we moesten 's avonds om 8 uur thuis zijn. De parken verboden. Verlaten

van de woonplaats verboden.

Het deporteren van joden werd gaandeweg massaler. Aanvankelijk konden de

welgestelden zich, van doktersattesten voorzien, drukken. Vrijstellingen werden op

alle mogelijke gronden verleend en even spoedig weer ingetrokken. Sommigen

slaagden erin te ontsnappen naar neutrale landen, sommigen doken onder. Bij

voorbeeld de L.'s - in augustus 1944 hadden we nog contact met ze - ze waren met

valse papieren bij boeren in Limburg, dus eerder bevrijd dan wij, maar nu hebben

we nog niets van ze gehoord. Wie bij de Joodse Raad werkte, was vrijgesteld, maar

gaandeweg werden ook die vrijstellingen ingetrokken. De vrijstellingen hingen van

het belang af; het langste bleef het joodse ziekenhuispersoneel gespaard. Daar waren

ook alle soorten ‘lijsten’ waar ze op konden komen om vrijgesteld te zijn. Bij

voorbeeld een lijst, door hoge Nederlandse ambtenaren gesteund, van verdienstelijke

joden, hoogleraren, artsen, leraren of ook mensen die er voldoende veel voor betaald

hadden. Het waren er 3000 en ze zijn tot Dolle Dinsdag in Westerbork gebleven; ze

schijnen nog niet te zijn gevonden. De Joodse Raad werd ook steeds maar kleiner.

Ten slotte waren het er nog maar honderd, die vanuit Amsterdam de administratie

van Westerbork regelden. Zo lang hebben het alleen de slimsten uitgehouden. Ze

zijn ten slotte door de Duitsers vergeten en hier gebleven.

Nog eens de lijsten. Ik heb die zaken niet van zo nabij meegemaakt en heb

nauwelijks recht van spreken. Bij voorbeeld, daar had iemand een methode

uitgevonden om levensmiddelenkaarten zo te drukken, dat ze niet gemakkelijk

nagemaakt konden worden en die mocht dan 20 of 50 joden meenemen voor emigratie

naar Zwitserland. Dus dan rende je van hot naar her om op zo'n lijst te komen. Of

men moest op de lijst van de diamantwerkers komen - die slepen voor Duitsland

diamanten en dat was evenveel waard als deviezen. Of de lijst Callmeyer. Dan moest

je bewijzen dat je je leven had te danken aan een misstap van je moeder. Er waren

zelfs advertenties ‘Arische vader

zocht’. En er waren ‘Ariërs’, die daar een eed op deden. Dat was dan de dagelijkse

bezigheid van de joden om op zo'n lijst te komen of het een of andere stempel te

krijgen. De enige deugdelijke stempels waren tot slot die van de gemengde huwelijken.

Maar anders zaten ze 's avonds om 8 uur thuis of lagen met een doktersattest in bed

en wachtten erop dat ze weggehaald werden. Ziekten waren aanvankelijk een uitkomst,

maar ten slotte haalden ze ook die zieken op brancards af. Velen stierven onderweg.

De woningen werden later door de ‘Hausraterfassung’ leeggehaald, het meubilair

ging naar Duitsland. Maar met de administratie klopte het bij de Duitsers niet. Ze

wisten niet wie al weg was en welke woning ze al leeggehaald hadden en dan kon

het gebeuren dat zo'n huis, nu verhuurd aan een niet-jood, nog eens leeggehaald werd

terwijl de huurder net de deur uit was. Helemaal veilig was je ook als gemengd

gehuwde niet. Werd je toevallig bij een razzia gepakt, dan kon het gebeuren dat je

mee werd gedeporteerd. Dus bleef ik, als er ergens iets aan de hand was, thuis. Het

topjaar van de deportatie was, zoals ik zei, 1943. Toen gebeurde het ook een keer

dat een stadsgedeelte werd afgezet en de joden huis aan huis werden weggehaald.

Elk had natuurlijk zijn koffers en rugzakken al gepakt en zo gingen ze eerst naar de

‘Joodse Schouwburg’ en vervolgens naar Westerbork. Daar hebben soms vreselijke

toestanden geheerst, maar waar ze daarna kwamen was het nog vreselijker. Naar

Westerbork kon je levensmiddelenpakketten sturen en dat hebben we voor Vating

gedaan, die met Meta en Toni door een Palestina-certificaat lang beschermd was,

maar in het begin van 1943 toch in Westerbork kwam. Hij bleef daar een jaar en

daarna in Bergen-Belsen, in het uitwisselingskamp. Met het eerste uitwisseltransport,

in juni 1944, is hij in Palestina aangekomen. Jullie hebben zeker bericht van hem

gehad; Meta en Toni waren er ook bij. De C.'s (neef van Meta, vroeger in Arnhem)

hebben tot het einde van 1943 in Amsterdam gezeten. Ze waren bij vergissing niet

eerder weggehaald. Ze gingen iets later dan Vating naar Bergen-Belsen. Ik heb niets

meer van ze gehoord. Van de C.'s had ik geld om pakketten te sturen, voor Vating

deed ik het uit eigen middelen. De levensmiddelen moesten natuurlijk zwart worden

gekocht en

dat deed Suus. Die ging de dorpen op om bij de boeren te kopen of te ruilen, bij