Noord-Holland. Alleen Mirjam was thuis en sinds enkele weken krijgt ze weer melk
en ze heeft nu dikke roodbruine wangen. Ook Suus en ik zien er weer goed uit. Sinds
enkele weken, sinds de oorlog op sterven lag, hebben we flink in onze voorraden
gehakt en nu komen de lekkernijen, als in luilekkerland, uit de lucht aanvliegen - we
hebben er alleen nog niet veel van gekregen. Maar we zien er weer goed uit, Suus
en ik. De hongersnood is ons niet meer aan te zien. Wel zijn we wat ouder geworden,
mijn haren dunner, en vier van mijn mooie kiezen foetsie. Vier tanden in vijf jaar,
jongen, jongen, en wie zijn leven heeft gered, heeft een kluif om het hele leven op
te knagen. Het was een tijd - kinderen worden mensen en mensen worden atleten,
zielsatleten als ze het volhouden. Onze kinderen, zo klein, hebben er al wat van
onthouden, maar wat te zeggen van zoveel anderen, bij voorbeeld van de 100000
joden die ze hier hebben weggesleept - God weet waar naartoe.
Dus we zien er weer goed uit en veel zijn we niet kwijt, vier tanden en nog wat
kleinigheden. Het vaatwerk is kapot. Na vijf jaren niets kunnen kopen is er niet veel
meer van over. Schoenen - mijn enige bezit zijn zwaar bespijkerde berglaarzen, en
met Suus is het eender. Sokken, kousen, bedde- en tafeloed - een beetje hebben we
nog, al is het niet schoon te krijgen. Ook nog enkele gammele stoelen. Maar voor de
rest leven we nog. De kinderen zijn in die vijf jaar verder gegroeid alsof er niets aan
de hand was. We zijn vaak echt blij met ze geweest, vooral de laatste moeilijke
maanden - ze waren nooit zo lief en hulpvaardig als in die hongertijd. Didi [geboren
november 1935] het meeste. Hij is een grote lieve jongen. Hij lijkt erg op jou. Alleen
als hij leest, denk ik aan Vating. Hij leert behoorlijk, tekent een beetje, beter dan ik.
Hij helpt graag, doet boodschappen en is voor ons in de ergste tijd een grote steun
geweest. Bij voorbeeld eens een keer in januari (ik ging er niet uit omdat de Duitsers
ieder meenamen die ze te pakken kregen en Suus had een zere voet) heeft hij urenlang
de stad afgelopen voor brood - er waren broodbonnen maar
geen brood. Urenlang in de kou en voor elk brood dat hij meebracht, kreeg hij een
extra boterham. Die extra boterhammen had hij wel nodig. Er was toen nog 1000
gram per persoon per week. Later werd het minder, en ten slotte was het 400 gram
(dus één snede per dag) en 1 kilogram aardappelen per persoon per week, en dat was
het dan.
Thijs is nu zeven jaar, klein, rond en schrander... Vier jaar oud kon hij lezen en
rekenen. Alleen met het schrijven lukt het niet. Hij is links en zijn geschrijf lijkt
nergens op. Thijs heeft de blauwste ogen en de zwartste haren van onze kinderen.
De blauwe ogen heeft hij van Suus, en hij lijkt ook verder op Suus. Toch is er veel
joods in zijn uiterlijk, al zou ik in onze familie niemand weten op wie hij lijkt. Thijs
is wel lastig, maar ik ben als kind stouter geweest dan alle vier samen. Hij leert goed...
het liefst aardrijkskunde, maar dat zal in de loop van de tijd wel veranderen.
Dan Tom. Een ‘Ehmann’, in uiterlijk en in gedrag. Tom en Mirjam naast elkaar,
dat is als oom Eugen en Mutting op de oude foto. Tom is nogal muzikaal. Het is een
lust hem te zien springen en dansen. Hij is intelligent. Hij gaat nog niet naar school,
maar leest al vrij aardig. Hij kan ook rekenen, maar alleen met boterhammen; 3 + 2
kan hij nog niet, wel 3 boterhammen en 2 boterhammen. Jammer dat hij mijn astma
heeft geërfd. De enige, de anderen zijn gezond.
En Mirjam - het zal je al zijn opgevallen - lijkt op Mutting [van de gelijkenis bleek
later niet veel te kloppen]. Bruine krullen (de anderen hebben allemaal sluik haar
-merkwaardig met bij drie van de vier grootouders gekruld haar). Een energiek, mooi
gezicht. Ik begrijp niet waar het in zit, maar de gelijkenis met Mutting treft me steeds
meer, vooral in het profiel. Ik schrik er soms van.
14 mei 1945
Ik ben dus begonnen een lange brief te schrijven. Hij moet heel lang worden en klaar
zijn als de post naar Argentinië weer functioneert. Dat kan nog een poos duren en
als je hem op de wc wilt lezen, wordt het een lange zit. A propos wc - we hebben er
twee
in ons huis, een beneden en een boven. De beneden-wc heb ik dichtgespijkerd. In
het najaar kwamen er namelijk altijd ratten door de wc in ons huis. Een heb ik eens
met de pook doodgeslagen. Een andere sprong altijd de wc in als je de deur opendeed.
Overal in de straat hadden de mensen ratten in de wc's. De riolering deed het niet
meer. Bij sommigen liepen de wc's ook over, de woning in. De putten lopen overal
over en het stinkt. Bovendien gooien de mensen vuilnis op straat want er is geen
stadsreiniging. Er is geen motorbrandstof voor putzuigers en vuilnisauto's en voor
honderd andere zaken. De groenteman haalt zijn waar met de handkar van de
markthallen - de Duitsers hebben ook de paarden meegenomen. Maar dat is niet zo
erg, want er is toch geen groente. De groenteman handelt in zwartgeslacht vlees, 40
gulden per pond. Bij de slager kun je tenminste nog meel kopen voor 10 gulden per
pond. Bij de bakker is er weliswaar geen meel, maar zout, dat hij voor het
broodbakken toegewezen krijgt, en dat kost 14 gulden per pond. Enzovoort, en dan
moet je niet denken dat ik ook maar een beetje overdrijf. Dergelijke prijzen hebben
we hier tijdens de hongersnood betaald. Aardappelen waren al aan de 5 gulden per
pond toe. Kaas hebben we voor 20 gulden per pond gekocht, en uiteindelijk heeft
het liefst 35 gulden per pond gekost. Dat waren de prijzen sinds december 1944,
maar nog was het moeilijk er iets voor te krijgen - Suus heeft zich er erg voor moeten
inspannen. Vóór die tijd was er ook sluikhandel en toen verbeeldden we ons dat het
veel was als je voor 800 gram brood 2 gulden betaalde (op de bon zowat een dubbeltje)
en voor een pond boter 25 gulden - jarenlang waren dat de normale prijzen. In die
tijd hebben we niet veel zwart gekocht - we hadden er het geld niet voor. Maar later,
met die fantastische prijzen, moesten we wel kopen, anders waren we van de honger
of van de kou doodgegaan.
In januari en februari, tijdens de vorst, werd het aardappelrantsoen verlaagd tot 1
kilogram en daar bleef het bij. Maar die aardappelen bestonden alleen op papier, ze
kwamen er pas weken later. Daarenboven was er nog 400 gram brood en 125 gram
vlees. Het vlees bestond ook alleen op papier, het kwam maanden later. Deze week
krijgen we boter (voor kleine kinderen) waarvan de
bonnen in november geldig verklaard waren. Maar wat hadden we ook met al die
aardappelen en groenten moeten doen, als ze er geweest waren? Je kunt ze toch niet
rauw eten, al heb je nog zo'n honger. Op 5 oktober stopte de elektriciteit en een week
later was het met het gas afgelopen. We kregen 75 kilogram kolen en als we wat
wilden eten, moesten we onze bonnen bij de gaarkeukens inleveren - daarvoor moesten
we een dag in de rij staan en dan konden we dagelijks eten halen, een halve liter per
persoon, uren wachten en met de dag werd de spoeling dunner. Ten slotte leverden
de gaarkeukens maar om de andere dag, en helemaal op het eind liep het ook met de
gaarkeukens af, toen ze geen kolen meer hadden. Dan was het toch maar eenvoudiger,
direct gewoon dood te gaan - denken die mensen die het niet hebben meegemaakt.
Maar je gaat niet zomaar dood. Je moet niet denken dat tijdens een hongersnood de
mensen zomaar op straat doodvallen, en dan komt de lijkwagen en ruimt de boel op.
Gezonde mensen kunnen een hele tijd hongeren eer ze dood gaan en de zieken - nee
- die sterven thuis. Maar ga eens dood in zo'n tijd! Hout is een kostbaar goed als er
geen kolen zijn, en per kilo heeft het ten slotte anderhalve gulden gekost. Toen hebben
ze de lijken in papier verpakt, als er papier was; dat had je toch nodig om de kachel
aan te maken en voor de wc, want van de honger krijg je buikloop, en de kranten
werden aldoor maar kleiner. Als er dan nog een paard te vinden was, hebben ze zo'n
zending van twintig lijken naar de begraafplaats gebracht en als er geen paard was,
ging het op de handkar. En toen handkarren voor belangrijker zaken nodig waren,
bleven honderden lijken enkele weken in een kerk liggen. Maar de slimmeriken
begroeven de lijken van hun familie in de achtertuin of elders; dan hoefden ze het
sterfgeval niet op te geven en konden de brood- en aardappelbonnen (400 gram resp.
1 kilogram) voor zichzelf houden. ‘Das war ein Winter mein Junge, da steckt was
hinter, mein Junge.’ Maar dat was niet het ergste. Alleen wie het niet meegemaakt
hebben, denken dat honger en kou zo vreselijk zijn. Honger is niets en kou is niets.
Maar als je nog voor een week of voor twee weken of vier weken eten in huis hebt
(zeg, voor zes personen een brood en twee kilo aardappelen per dag - wat
een luxe - en twee kilo hout om ze te koken) en als je dan uitrekent, nog zo of zo
In document
Hans Freudenthal, Schrijf dat op, Hans. Knipsels uit een leven · dbnl
(pagina 149-153)