• No results found

Toetsinhoud en relatie tot de digitale theorietoets

4. Resultaten

4.1. Praktijkonderwijs/ VSO-arbeid

4.1.3. Toetsinhoud en relatie tot de digitale theorietoets

De vraag over de toetsinhoud richt zich op de keuze tussen de mondelinge taalvaardigheid van de leerling, het begrijpend lezen en de taalverzorging. Binnen de mondelinge taalvaardigheid wordt onderscheid gemaakt tussen taalinhoud, taalgebruik en taalvorm. Bij taalinhoud gaat het om de passieve en actieve woordenschat en het zinsbegrip van de leerling, bij taalgebruik gaat

34 het om het gebruik van de taal, bijvoorbeeld vaardigheden als het duidelijk vertellen van een verhaal en het gebruik van goede sociale routines, en taalvorm is bijvoorbeeld het juiste gebruik van de overtreffende trap en het maken van de goede meervoudsvormen. Op veel scholen vindt men het moeilijk om te kiezen, maar uiteindelijk is er op de meeste scholen wel een voorkeur voor één of twee (deel)vaardigheden. Op één school is het echter niet gelukt om een keuze te maken omdat men alle vaardigheden belangrijk vindt.

Op vijf van de dertien scholen geeft men uiteindelijk hun voorkeur aan voor begrijpend lezen, en op twee van de dertien scholen voor mondelinge taalvaardigheid. Op één van de scholen die de voorkeur geven aan mondelinge taalvaardigheid kiest men daarbinnen voor het domein taalgebruik, en op de andere school zijn de meningen verdeeld. De leerkracht op deze school vindt alle domeinen van mondelinge taalvaardigheid het belangrijkste, en de intern begeleider specifiek de taalinhoud en het taalgebruik. Op de overige zes scholen heeft men vaak niet gekozen tussen begrijpend lezen en één of twee domeinen van mondelinge taalvaardigheid. Op één school kiest men namelijk voor begrijpend lezen en taalinhoud, op één school voor begrijpend lezen en taalgebruik en op één school voor begrijpend lezen, taalinhoud en taalgebruik. Twee scholen die een duidelijke voorkeur hebben voor begrijpend lezen vinden taalverzorging daarnaast ook van belang, maar bij het bestuderen van het gedeelte taalverzorging uit toets A vindt men op één van die scholen dat niveau te hoog.

In onderstaande tabel staat schematisch weergegeven hoe vaak scholen voorkeur hebben voor een bepaalde vaardigheid.

TOETSINHOUD VOORKEUR Begrijpend lezen 10 Taalverzorging 2 Taalvorm 1 Taalinhoud 4 Taalgebruik 5 Geen voorkeur 1

Tabel 4: voorkeur toetsinhoud arbeidsmarktgerichte leerwegen

Het totaal van mondelinge taalvaardigheid is niet meegenomen in de tabel omdat dit een vertekend beeld zou geven. Mondelinge taalvaardigheid bestaat namelijk uit meerdere domeinen en is daardoor, net als begrijpend lezen, tien keer op scholen genoemd als wenselijk. Er zijn echter in totaal maar twee scholen die mondelinge taalvaardigheid boven begrijpend lezen verkiezen. Op de andere scholen wordt het als een vaardigheid genoemd die naast begrijpend lezen belangrijk is.

35 Opvallend is dat begrijpend lezen dan dus het meest genoemd wordt als gewenste toetsinhoud. Participanten die voor begrijpend lezen kiezen vinden dat dit de belangrijkste vaardigheid is die leerlingen nodig hebben in de praktijk.

Fragment 2: PREM

LK: ja, en het begrijpend lezen, dat proberen we er wel zoveel mogelijk 321

in te krijgen, want het is wel zo dat ze zich anders in de 322

maatschappij gewoon niet redden. Want ze kunnen de post nog niet eens 323

beantwoorden. 324

Opvallend is dat taalinhoud over het algemeen ook erg belangrijk wordt gevonden. Deze vaardigheid wordt vier keer als voorkeur aangegeven. Men heeft het dan vooral over begrip in het algemeen of over woordenschat. Zinsbegrip hoort ook bij taalinhoud, maar deze vaardigheid wordt slechts één keer specifiek genoemd.

Van de twee scholen die mondelinge taalvaardigheid boven begrijpend lezen verkiezen geeft de intern begeleider op één school ook de voorkeur aan taalinhoud. Ze geeft aan dat zij over het hele lesaanbod gezien de sociale- en praktische vaardigheden het belangrijkst vindt, aangezien dat de dingen zijn die de leerling voor nodig heeft in de toekomst. Taalgebruik vindt zij om diezelfde reden ook erg belangrijk, maar veel punten binnen het taalgebruik overlappen met sociaal emotionele vaardigheden die al getest worden op een andere manier. Daarom geeft zij uiteindelijk de voorkeur aan taalinhoud. De leerkracht op die school vindt alle domeinen binnen de mondelinge taalvaardigheid belangrijk. Op de andere school vindt men taalgebruik wel de meest gewenste vaardigheid in de praktijktoets.

Taalgebruik wordt daarnaast op vier andere scholen belangrijk gevonden. Dat is een groot aantal, maar de overlap met sociaal emotionele vaardigheden wordt vaker genoemd als nadeel. Op twee scholen zou men de mondelinge taalvaardigheid liever hieronder scharen, bijvoorbeeld omdat er geen specifieke onderwijstijd voor mondelinge taalvaardigheid beschikbaar is.

Fragment 1: WIDA

IB1: Ja, maar dat zeg ik van met die mondelinge taal zijn we nog wat aan 394

het kijken van: kun je dat ook helemaal bij sociale vaardigheden 395

bijvoorbeeld doen. Want dan hoeven zij geen mondelinge taal op hun 396

rooster. Dan zouden zij alleen lezen hebben en sociale vaardigheden. 397

IB2: Dan is het meer de leerlijn deelnemen aan gesprek hè. Sociale 398

routines, dat zijn de eigenlijk de dingen die totaal- 399

36 IB1: precies, precies. En dan zou je ook kunnen zeggen van, we doen geen 400

onderwijstijd mondelinge taal bij A1 en D3, want wat zij daarvan 401

moeten doen is die sociale vaardigheden . 402

I: Dus dan zou voor de praktijktoets de transfer tussen theorie en

403

praktijk de voorkeur hebben . 404

IB1: Ja, als wij zeggen wij doen dat allemaal onder sociale vaardigheden, 405

dan hoeft er geen mondelinge taal getoetst te worden bij A1 en D3. 406

He, wat ik denk dat ik persoonlijk daar wat meer voor voel. Omdat het 407

dat toch eigenlijk is bij A1 en D3. 408

Desondanks vindt men de observatiepunten voor taalgebruik erg goed. Taalvorm wordt vaak als minst gewenst gezien om te testen, omdat die vaardigheid minder van belang is voor de toekomst van de leerling. Op één school vindt men mondelinge taalvaardigheid in het algemeen veel te basaal om te toetsen.

Tijdens het interview is ook gevraagd of participanten een praktijktoets prefereren waarmee de transfer tussen theorie en praktijk gemeten wordt of een praktijktoets die informatie oplevert in aanvulling op de digitale theorietoets. Participanten geven aan dat ze dit ook een erg moeilijke vraag vinden en op drie scholen is dan ook geen keuze gemaakt. Op zes scholen heeft men meer behoefte aan een beeld van de transfer tussen theorie en praktijk dan aan een compleet beeld van de vaardigheden van de leerling, en op vier scholen ziet men liever het complete beeld. Op één school verschillen de intern begeleider en de leerkracht van mening over deze kwestie. De keuze voor de transfer of het complete beeld komt op drie scholen na overeen met hun keuze voor de toetsinhoud