• No results found

6. Conclusie, discussie en aanbevelingen

6.3. Discussie

In deze paragraaf wordt eerst de relatie tussen de resultaten van het literatuuronderzoek en de resultaten van de interviews besproken. Vervolgens worden er een aantal kanttekeningen bij het onderzoek geplaatst en worden er suggesties voor vervolgonderzoek gegeven.

73

6.3.1. De relatie tussen het literatuuronderzoek en het praktische onderzoek

De hoofdvraag in dit onderzoeksverslag is tweeledig: zowel vanuit de literatuur als vanuit de praktijk is naar een antwoord gezocht. Hoofdstuk 4, waarin de resultaten worden besproken, hangt dan ook nauw samen met hoofdstuk 5, waarin een verdieping op die resultaten wordt gegeven door de bespreking van wetenschappelijke literatuur. Cito kan op die wijze een praktijkgerichte taaltoets ontwikkelen die zoveel mogelijk tegemoetkomt aan de eisen die vanuit het werkveld gesteld worden, en daarnaast bepaalde keuzes verdiepen of onderbouwen met behulp van de literatuur. Echter niet op alle punten komt de literatuur overeen met de wensen van de geïnterviewden. In deze paragraaf zullen de overeenkomsten en verschillen tussen beide delen van het onderzoek uiteengezet worden. Er zijn ook veel eisen uit de literatuur die wel terugkomen in de interviews. Zowel in de literatuur als tijdens de interviews wordt bijvoorbeeld aandacht besteed aan authenticiteit. Participanten geven tijdens verschillende stadia van het interview aan dat ze het erg belangrijk vinden dat er iets gemeten wordt wat leerlingen “later” “in de echte wereld” nodig hebben. Ze geven aan dat het belangrijkste doel van hun onderwijs is om leerlingen zo op te leiden dat ze zich kunnen handhaven in de maatschappij.Dit staat zoveel mogelijk centraal in al hun onderwijs. In de wetenschappelijke literatuur wordt authenticiteit ook als een belangrijk aspect van praktijktoetsing gezien, zodat gemeten kan worden hoe een leerling zich in een situatie handhaaft die zoveel mogelijk lijkt op een situatie uit de buitenschoolse context. Er is dan ook veel literatuur geschreven over authentieke toetsen. Met betrekking tot de integratie van vakken en vaardigheden in een praktijktoets verschillen de participanten echter van mening met de meeste onderzoekers. In de literatuur wordt de integratie van vaardigheden uit verschillende domeinen beschouwd als een belangrijk aspect van praktijktoetsing, maar de meeste participanten gebruiken liever toetsen waarin de verschillende domeinen gescheiden zijn omdat het volgens hen anders onduidelijk is wat er precies gemeten wordt. Echter, in de buitenschoolse context zijn vaardigheden ook niet puur van elkaar gescheiden. Om bij het voorbeeld van een recept te blijven: leerlingen moeten voor de juiste uitvoering van een recept buiten school nou eenmaal kunnen lezen, rekenen én koken. In de literatuur is ook geschreven over de inbedding van de praktijktoets in het onderwijs. Het gaat dan bij een praktijktoets niet puur om het toetsen van bepaalde vaardigheden, maar ook om instructie en oefening. Dit komt overeen met de meeste interviews, waarin leerkrachten aangeven dat ze zelf aanpassingen zouden willen doen en hulp zouden willen bieden aan leerlingen die dat nodig hebben. Cito wil zich echter in eerste instantie alleen op toetsing richten. Dat houdt in dat de objectiviteit behouden moet blijven, en dat de leerkracht daar geen afbreuk aan mag doen door te interfereren tijdens de toetsing. De literatuur en de meningen uit het veld komen op dit gebied dus overeen, maar dit komt niet overeen met de wensen van Cito zelf.

74 Ook qua tijdsinvestering verschilt de mening van de meeste participanten met de mening van de onderzoekers. Volgens de literatuur beslaat het maken van een praktijktoets vaak een langere periode, maar leerkrachten hebben vaak maar een beperkte hoeveelheid tijd om toetsen af te nemen.

Voor Cito is het zaak om de juiste afweging te maken tussen de eisen die in de literatuur gesteld worden en de wensen van de participanten. Cito moet beslissen of zij de participanten volgt in hun wensen, of dat zij een leidende rol aan zal nemen in de ontwikkeling van haar producten. Zoals André de Jong van Cito zei is de vraag hier van toepassing of de hond met de staart kwispelt of dat de staart de hond kwispelt. Als Cito besluit om de literatuur te kiezen, zullen de scholen dan volgen?

6.3.2. Kanttekeningen en suggesties voor vervolgonderzoek

De analyse van de interviews en de bestudering van de wetenschappelijke literatuur hebben het mogelijk gemaakt om adequate antwoorden te geven op de onderzoeksvragen. Er zijn echter een aantal kanttekeningen die niet buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Dit onderzoek is namelijk een kwalitatief onderzoek waarbij het praktische gedeelte uitsluitend is gebaseerd op interviews. Bij interviews is er altijd een kans aanwezig dat participanten sociaal wenselijke antwoorden geven. Om dit te voorkomen is voor het begin van het interview het doel aan de participanten uitgelegd, namelijk het inventariseren wat de wensen van scholen zijn met betrekking tot een praktijkgerichte taaltoets voor de speciale leerling. Een ander risico van interviews is dat participanten onbewust door de interviewer gestuurd worden in hun antwoorden. Met het interviewschema en het demonstreren van vier prototypes is dit zoveel mogelijk geprobeerd te voorkomen. Ook is de tweede beoordelaars gevraagd om hierop te letten bij het analyseren van de interviews. Daarnaast zijn er zowel groepsinterviews als individuele interviews afgenomen. Bij groepsinterviews kunnen participanten elkaars mening beïnvloeden en met elkaar in discussie gaan over een bepaald onderwerp. Dit leidt tot erg interessante gesprekken, maar het kan ook leiden tot andere resultaten dan het geval zou zijn geweest bij een individueel interview. De onderzoeksgroep is niet per se klein ( er zijn 41 mensen geïnterviewd), maar de interviews zijn gehouden op achttien scholen. Een grotere groep scholen zou wellicht een beter beeld geven van de situatie. Desalniettemin leveren deze resultaten een interessant, verkennend beeld van de verwachtingen van scholen met betrekking tot een praktijktoets, en in combinatie met het literatuuronderzoek biedt dit onderzoeksverslag relevante handvatten aan Cito voor het ontwikkelen van een adequate praktijktoets.

Om een goed beeld van de doelgroep te krijgen zijn er ook een aantal gesprekken gevoerd met leerlingen. Voor vervolgonderzoek is het interessant om zulke interviews met leerlingen ook

75 mee te nemen, zodat er gekeken kan worden wat hun eisen zijn met betrekking tot praktijktoetsing. In dit onderzoek zijn deze gesprekken niet meegenomen omdat het aantal geïnterviewde leerlingen te klein was om er relevantie conclusies aan te kunnen verbinden. Verder is het van belang om bij vervolgonderzoek dieper op een aantal zaken in te gaan. Een toegevoegde waarde zou zijn om de leerkrachten een praktijktoets uit te laten proberen.