• No results found

Toekomstige rol accountants bij de controle van duurzaamheidsverslagen

3 Richtlijnen op het gebied van MVO

5.4 Toekomstige rol accountants bij de controle van duurzaamheidsverslagen

Elk van de geïnterviewde accountants denkt dat in de toekomst de audit van financiële verslagen en van duurzaamheidsverslagen geïntegreerd wordt. Bij deze geïntegreerde audit zal dan ook één assurance verklaring worden afgegeven. Meneer A. geeft hierbij één van zijn huidige klanten als voorbeeld, waar de geïntegreerde audit op dit moment al in grote mate plaatsvindt. Wel vinden

de accountants dat de kennis van accountants en materiedeskundigen beter op elkaar afgestemd moet worden. Meneer A. zegt hierover het volgende:

‘Ik denk dat zowel de controlekennis onder accountants als de materiekennis onder

materiedeskundigen in voldoende mate aanwezig is, alleen moeten wij in de toekomst deze kennis beter met elkaar ‘connecten’.

Meneer C. vult meneer A. aan door te stellen dat ‘Big Four’ accountantskantoren op dit moment een kennis voorsprong hebben bij het verlenen van assurance bij duurzaamheidsverslagen ten opzichte van andere ISO gecertificeerde consultancy bureaus. Door toe te werken naar een geïntegreerde audit van zowel financiële als niet-financiële informatie kunnen de ‘Big Four’ accountantskantoren deze voorsprong behouden en uitbreiden, wanneer deze trend niet duidelijk wordt doorgezet bestaat het risico dat ISO gecertificeerde consultancy bureaus eveneens vaker assurance verklaringen gaan afgeven bij duurzaamheidsverslagen.

Uit hoofdstuk 3 blijkt dat er vanuit de wet- en regelgeving weinig tot geen verplichtingen worden opgelegd aan organisaties met betrekking tot duurzaamheidsverslaggeving. Mevrouw B. geeft aan dat dit een bewuste keuze van het ministerie van Economische Zaken is geweest, om het initiatief voor duurzaamheidsverslaggeving en de creativiteit binnen deze verslagen over te laten aan de organisaties zelf. De geïnterviewden denken dat de druk van stakeholders om duurzaamheidsverslagen op te stellen de komende tijd alleen maar zal toenemen, waardoor organisaties uit zichzelf duurzaamheidsverslagen op zullen gaan stellen. Nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van duurzaamheidsverslaggeving zou alleen organisaties die nog geen duurzaamheidsverslag hebben kunnen aansporen om toch een dergelijk verslag op te stelt mevrouw B. Meneer C. is het eens met Mevrouw B., maar voegt hieraan toe dat extra wet- en regelgeving accountants zou kunnen helpen bij de controle van duurzaamheidsverslagen. Door duurzaamheidsverslaggeving te verplichten zou de wetgever accountants een duidelijker toetsingskader verschaffen waartegen de duurzaamheidsverslagen gecontroleerd kunnen worden.

Het feit dat extra wet- en regelgeving niet per definitie noodzakelijk wordt geacht, is in lijn met de stakeholderstheorie die in het theoretisch kader is behandeld. De stakeholderstheorie stelt dat

organisaties, door onder andere verslaggeving een goede relatie met de stakeholders willen behouden (De Waard, 2008). Wanneer de aandacht bij stakeholders voor MVO en duurzaamheidsverslaggeving verder toeneemt, zullen organisaties ook meer aandacht moeten schenken aan MVO en duurzaamheidsverslagen om de goede relatie met de stakeholders te behouden (Dowling & Pfeffer, 1975).

5.5 Beantwoording deelvragen

6. Wat zijn volgens het GRI / de literatuur de belangrijkste kwaliteitskenmerken / ‘key performance indicators’ van het duurzaamheidsverslag?

7. Wat zijn volgens accountants de belangrijkste kwaliteitskenmerken / ‘key performance indicators’ van het duurzaamheidsverslag?

In deze paragraaf zouden de antwoorden op bovenstaande deelvragen afzonderlijk geformuleerd moeten worden. Echter is uit dit onderzoek gebleken, in tegenstelling tot de onderzoeken van Daub (2007), O’Dwyer & Owen (2005) en ten dele O’Dwyer (2010), dat de visie van accountants op kwaliteitskenmerken en ‘key performance indicators’ van het duurzaamheidsverslag grotendeels overeenkomt met de visie vanuit het GRI en de wetenschappelijke literatuur. Uit de interviews komt naar voren dat accountants van de sustainability afdeling van het ‘Big Four’ accountantskantoor kwaliteitskenmerken en ‘key performance indicators’ uit het GRI rapport (2006) als leidende richtlijnen zien. Ook de RJ 400 en de NVCOS 3410N worden als belangrijke richtlijnen door accountants gezien en derhalve gevolgd bij de controle van duurzaamheidsverslagen. Het enige punt van kritiek dat accountants leveren is dat deze richtlijnen vaak niet organisatie specifiek genoeg zijn. Accountants maken deze richtlijnen bij de controle van duurzaamheidsverslagen organisatie specifiek door materiedeskundigen en deskundigen met specifieke sector kennis aan de controle teams toe te voegen. Een theoretische verklaring voor het organisatiespecifiek maken van kwaliteitskenmerken en ‘key performance indicators’ is dat een duurzaamheidsverslag een afspiegeling is van de interesses van te controleren organisatie (Kamp-Roelands, 2001). Om een duurzaamheidsverslag goed te kunnen controleren dienen accountants kwaliteitskenmerken en ‘key performance indicators’ organisatie specifiek te maken, omdat dit anders de kwaliteit van de assurance verklaring aantast.

Verder blijkt uit de resultaten dat accountants vinden dat alle organisaties duurzaamheidsverslagen moeten opstellen. Deze bevinding is conform de in het theoretisch kader behandelde theorieën. Zowel de legitimiteitstheorie (Deegan et al., 2002), de reputatie-risicomanagement theorie (bv. Bebbington et al., 2007) en de stakeholderstheorie (Ruf et al., 2007) maken voor vrijwillige rapportage geen onderscheid tussen grote en kleine organisaties.

Daarnaast vinden accountants dat zowel de controle aanpak als de richtlijnen op het gebied van duurzaamheidsverslaggeving, de laatste jaren een enorme ontwikkeling hebben doorgemaakt. Door deze ontwikkeling heeft de controle van duurzaamheidsverslagen zich kunnen standaardiseren. Dit resultaat is niet in overeenstemming met onderzoek van O’Dwyer (2010) die stelt dat controle programma’s voor duurzaamheidsverslagen moeilijk te standaardiseren zijn. Wel geven de accountants aan dat er binnen hun ‘Big Four’ accountantskantoor enorm veel kennis op het gebied van sustainability aanwezig is, en daarnaast ook al jaren bezig zijn met het standaardiseren van de controle aanpak. Dit is de mogelijke verklaring voor het feit waarom de bevindingen van dit onderzoek niet aansluiten bij de bevindingen van O’Dwyer (2010).

De geïnterviewde accountants denken ook dat de accountant voldoende controle kennis om ook assurance bij duurzaamheidsverslagen te kunnen verschaffen, echter dient dit wel in een multidisciplinair team te gebeuren zodat er ook specifieke materiekennis aanwezig is. Binnen het ‘Big Four’ accountantskantoor van de geïnterviewden is dit ook altijd het geval. Tevens moet er bij de controle van duurzaamheidsverslagen worden voldaan aan NVCOS 3410N waarin expliciet de eis is opgenomen dat een controle team zowel over voldoende controle- als materiekennis moet beschikken. Ook in de toekomst denken de accountants nog steeds assurance te verlenen bij duurzaamheidsverslagen, echter zal dit volgens hun wel in de vorm van een geïntegreerde audit van zowel financiële verslagen en duurzaamheidsverslagen plaatsvinden.

6 Conclusies

6.1 Introductie

In dit hoofdstuk zal in paragaaf 6.2 de centrale vraag van dit onderzoek worden beantwoord, ook zullen in deze paragraaf de belangrijkste conclusies van dit onderzoek worden besproken. In paragraaf 6.3 zullen vervolgens beperkingen van dit onderzoek aan bod komen. Tot slot zullen in paragraaf 6.4 aanbevelingen worden gedaan voor vervolg onderzoek.