• No results found

7 Doorkijk 2010 vanuit de praktijk 1 Inleiding

7.4 Toekomstige ontwikkelingen

Berekeningen en metingen

De berekende reductie van milieubelasting naar oppervlaktewater is 86%. Een aantal stoffen overschrijdt echter nog lokaal het MTR en/ of de drinkwaternorm in oppervlaktewater. Tussen 1998 en 2004 zijn de driftpercentages gedaald. Slechts 6% van de totale emissie naar oppervlaktewater wordt nog veroorzaakt door drift (zie Tabel 3.12). De belangrijkste emissieroute naar het oppervlaktewater blijkt laterale uitspoeling te zijn (79% van de totale emissie naar oppervlaktewater en 0,06% van het totale verbruik). In de meeste voorbeelden blijken slechts enkele stoffen de oorzaak te zijn van de milieubelasting en ook blijken veranderingen in milieubelasting, naast emissiebeperking, vaak veroorzaakt te worden door een af- of toename van een klein aantal stoffen.

Verdere milieuwinst richting 2010 is te behalen via drie sporen:

• Maatregelen die het gebruik van (milieubelastende) gewasbeschermingsmiddelen beperken,

bijvoorbeeld door verdere ontwikkeling en optimalisering van beslissingsondersteunende systemen.

• Maatregelen die de emissie van (milieubelastende) gewasbeschermingsmiddelen beperken.

Hier gaat het om twee categorieën maatregelen:

o Stimuleren van innovaties op bedrijfsniveau die gericht zijn op het voorkomen van emissie

naar oppervlaktewater, grondwater, bodem en lucht. Bijvoorbeeld verdere toepassing van emissiearme technieken of ontwikkeling van teeltsystemen die geen emissie naar het milieu hebben. Emissie naar grondwater en emissie naar oppervlaktewater via laterale uitspoeling is echter veel moeilijker te beperken dan emissie via drift.

o Inrichtingsmaatregelen op bedrijfs- of gebiedsniveau, die voorkomen dat

normoverschrijdingen optreden in wateren waar dat ongewenst is.

• Vervanging van milieubelastende stoffen door nieuwe, minder milieubelastende stoffen op de

markt. Er is behoefte aan alternatieve stoffen met een laag risico op uitspoeling. Hier kan de toelating een rol spelen.

Praktijk

Het algemene beeld is dat er per voorbeeld/ sector vaak specifieke emissieproblemen liggen die ook om een specifieke oplossing vragen. Een aantal problemen met milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater en/ of grondwater is zeer regionaal. Dit betekent dat er sectorspecifiek en regionaal oplossingen moeten worden gezocht.

In de bollenteelt wordt een deel van de emissie veroorzaakt door bolontsmettting en transport van net ontsmette bollen. Dit is te voorkomen door de bollen direct voor planten op de plantmachine te ontsmetten. Deze innovatie wordt momenteel onderzocht en ontwikkeld en zou kunnen leiden tot 80% afname van puntbelasting via deze route.

Om het gebruik tegen Phytophthora in aardappel verder te beperken wordt in het Masterplan Phytophthora gewerkt aan het ontwikkelen van een effectieve geïntegreerde bestrijding tegen acceptabele kosten met een zo gering mogelijke milieubelasting. Dit moet resulteren in 75% reductie in milieubelasting in 2013 ten opzichte van 1996 - 1998.

Voor appel en fruit in het algemeen geldt dat een sectorbreed gebruik van driftarme doppen in de zijwaartse spuiten, die in deze teelt worden gebruikt, zal leiden tot een sterke reductie van emissie naar het oppervlaktewater (± 90%). Daarnaast kan er veel winst worden behaald door een verminderd middelengebruik. Voorwaarde hiervoor is dat schurftresistente rassen meer geteeld moeten gaan worden en dat betekent dat de keten die hierbij hoort (veiling en afzet zoals supermarkten) hier ook achter moet staan.

Voor onkruidbestrijding in maïs wordt door de betrokken partijen gezocht naar alternatieven voor de Cross Compliance-regeling om mechanische onkruidbestrijding weer meer te stimuleren om de 95% reductie milieubelasting te halen. Er wordt gedacht aan het meer als pakket verkopen van de onkruidbestrijding door de loonwerkers met prijsconcurrentie op het pakket. Dit biedt ook de mogelijkheid om kritisch gebruik profijtelijk te maken voor loonwerkers.

Voor het bestrijden van insecten in groentegewassen in de vollegrond zal het door de veelheid van insecten met elk een verschillende aanpak moeilijk zijn een volledige beheersing van deze belagers te realiseren. Een nieuwe ontwikkeling is het gebruik maken van natuurlijke vijanden die door de aanleg van eenjarige akkerranden met kruiden / bloemen worden aangetrokken / gestimuleerd (Functionele Agrobiodiversiteit). Dit onderzoek is in 2005 gestart en staat nog in de kinderschoenen. Samen met gebruik van minder-breedwerkende stoffen kan dit leiden tot een betere beheersing van de plagen in spruitkool. Door de aanleg van een eenjarige rand kan tevens de afstand tot de sloot worden vergroot, waardoor de kans op emissie richting oppervlaktewater sterk wordt verminderd. Daarnaast valt te verwachten dat er een toename plaats zal vinden van het gebruik van het insecticide teflubenzuron aangezien dit één van de weinige goed werkende stoffen is. Teflubenzuron is echter schadelijk voor het waterleven in het oppervlaktewater, zodat extra aandacht nodig zal zijn om bij toepassing van dit middel emissie naar het oppervlaktewater te beperken. Dit kan door het aanhouden van een ruime teeltvrije zone of een aangepaste spuittechniek.

Succes- en faalfactoren Implementatie van kennis

Uit de voorbeelden zoals in de vorige paragraaf besproken blijkt dat telers binnen praktijknetwerken redelijk veel maatregelen toepassen die leiden tot vermindering van milieubelasting. Deze telers zijn echter vaak de voorlopers binnen een sector, dit betekent dat er waarschijnlijk nog veel telers zijn die niet alle voor hun bedrijf geschikte maatregelen (optimaal) toepassen. Het project Telen met Toekomst is gericht op het verbreden van de toepassing van dit soort maatregelen met verschillende belanghebbenden in de betreffende sectoren. De verschillende belanghebbenden in het krachtenveld van de landbouw hebben verschillende, soms conflicterende belangen. Daarom is het betrekken van deze belanghebbenden en afstemming van de voorlichtingsboodschap bij de introductie van nieuwe maatregelen van groot belang. Het project Schoon Water - Brabantse telers laten zien dat ’t kan boekt milieuwinst door het zoeken naar oplossingen voor regionale knelpunten met betrekking tot de drinkwaterwinning uit grondwater. Dit soort projecten kan erg nuttig zijn voor het testen en implementeren van nieuw ontwikkelde maatregelen gericht op duurzame gewasbescherming. Bredere implementatie van duurzame gewasbescherming in de hele sector behoeft echter nog meer aandacht.

Economisch perspectief

Om ervoor te zorgen dat milieubelastingreducerende maatregelen breed toegepast worden in de praktijk is het erg belangrijk dat de toepassing ervan ook economisch duurzaam is. Uit de Cross Compliance-regeling en ook in het project Schoon Water - Brabantse telers laten zien dat ’t kan is gebleken dat een economische prikkel heel goed kan werken om telers/loonwerkers te stimuleren alternatieven voor chemische bestrijding te gebruiken. Het is echter wel belangrijk dat dit soort economische prikkels continu aangeboden worden.

Risicobeleving

Het aspect risicobeleving (dit gaat dus om beleving en niet om een daadwerkelijke risico) kan een belangrijke rol spelen bij het wel dan niet toepassen van bepaalde maatregelen. Hier zal veel aandacht aan moeten worden besteed als dit een obstakel blijkt te zijn voor breed toepassen van een bepaalde maatregel. Daarnaast speelt risicobeleving ook een rol bij illegaal gebruik van bepaalde middelen die niet (meer) toegelaten zijn in Nederland of in het betreffende gewas. Keten en certificering

Niet alleen de overheid, de telers en de toeleveranciers spelen een rol bij het stimuleren en toepassen van milieubelasting reducerende maatregelen, ook de keten heeft daar invloed op. Uit het voorbeeld van schurftresistente appelrassen, die niet door een veiling worden ondersteund, blijkt dat de afzetketen indirect de milieubelasting kan beïnvloeden. Eisen gekoppeld aan certificering vanuit de afzetketen kunnen telers ook stimuleren om meer milieubelasting reducerende maatregelen toe te passen.

7.5 Conclusies

• In de behandelde voorbeelden blijkt dat er in de praktijkprojecten al veel verschillende

soorten maatregelen zijn toegepast in de periode 1998 - 2004, die invloed hebben gehad op de reductie van de milieubelasting.

• De beslissing om een milieubelasting reducerende maatregel toe te passen wordt nog

grotendeels bepaald door praktische toepasbaarheid, inpasbaarheid, effectiviteit en economische duurzaamheid.

• De overheid heeft met het LOTV, de WVO-vergunningen en de Cross Compliance-regeling

een sterke invloed gehad op het toepassen van milieubelastingreducerende maatregelen.

• Verdere milieuwinst richting 2010 is te behalen via drie sporen:

1 maatregelen die gebruik van (milieubelastende) gewasbeschermingsmiddelen beperken;

2 teelt- en inrichtingsmaatregelen die de emissie (vooral via de bodem) beperken;

3 toepassing van en beschikbaarheid van een minder milieubelastend effectief stoffenpakket. • De reductie van gebruik en/of emissie van normoverschrijdende stoffen vraagt in veel

sectoren en/of regio’s om maatwerk in het bepalen van oorzaken en het zoeken naar oplossingen.

• Niet alleen overheden, telers en toeleveranciers beïnvloeden de reductie van milieubelasting,

maar ook de afzetketen.

• Er zijn diverse succes- en faalfactoren van invloed op de reductie van milieubelasting, waar

rekening mee gehouden moet worden bij het zoeken naar manieren om de doelstelling in 2010 te halen.

8 Relatie met de KRW