• No results found

Bestrijdingsmiddelengebruik in bos en haagplantsoen 1 Stoffengebruik

Bijlage II Ontwikkelingen in de praktijk: zes voorbeelden In deze bijlage worden de ontwikkelingen in de praktijk beschreven aan de hand van de volgende

II.5 Bestrijdingsmiddelengebruik in bos en haagplantsoen 1 Stoffengebruik

Beeld NMI

Het totale verbruik in de teelt van bos- en haagplantsoen is volgens de NMI tussen 1998 en 2004 met 50% toegenomen. Het areaal in Nederland nam toe met 1%. De gemiddelde (chronische) milieubelasting per hectare van oppervlaktewater nam toe met 120%. De gemiddelde milieubelasting per hectare van grondwater nam met 15% af. Deze veranderingen worden veroorzaakt door verandering van het verbruik en driftbeperking (alleen oppervlaktewater) en keuze voor andere stoffen.

Het grootste deel van de toename is te wijten aan het gebruik van teflubenzuron in 2004. Deze stof werd in 1998 niet gebruikt en veroorzaakt in 2004 bijna 90% van de totale milieubelasting in bos- en haagplantsoen. Verder is er sprake van een toename van het gebruik en de milieubelasting van de relatief belastende toepassingen van de pyrethroïde deltamethin, imidacloprid, bitertanol, dodine (werd in 1998 niet gebruikt) en kresoxim-methyl. Deltamethrin was in 1998 een van de meest milieubelastende stoffen (20% van de totale MIP’s in de teelt), evenals de in 2004 niet meer toegelaten stoffen monolinuron (25%), triazofos (15%) en simazin (15%). Ook van de meeste andere stoffen is de milieubelasting afgenomen. Opvallend is dat het gebruik van zwavel enorm is toegenomen (met 5700%). In 2004 zijn 19 (nieuwe) stoffen gebruikt die in 1998 niet toegepast werden en 27 stoffen uit 1998 waren in 2004 niet meer toegelaten.

In 2004 werd 99% van de milieubelasting van oppervlaktewater veroorzaakt door insecticiden (teflubenzuron en deltamethrin). De milieubelasting van grondwater werd voor 10% veroorzaakt door insecticiden, voor 45% door fungiciden en 40% door herbiciden. De afname van de milieubelasting van grondwater wordt grotendeels veroorzaakt doordat aldicarb en propoxur niet meer toegepast worden en doordat het gebruik van carbofuran is afgenomen. De daling wordt echter voor een deel teniet gedaan door een toename van het gebruik van MCPA (35% van de totale MIP’s in de teelt) en door de toepassing van het middel procymidon (40%) dat in 1998 niet werd gebruikt (hoewel het toen wel toegelaten was).

Uit de jaaropgave van 2004 van de sector boomkwekerij (MPS in opdracht van PT) blijkt dat uit het totale verbruik van werkzame stoffen gedeeld door de oppervlakte van de bedrijven waarop de werkzame stof is gebruikt een verbruik van dazomet van 23,4 kg werkzame stof per hectare. Uit de CBS-cijfers van 2004 blijkt dat gemiddeld 9,8 kg per hectare dazomet werd gebruikt voor de gewasgroep bos- en haagplantsoen.

Beeld metingen

Het middel imidacloprid staat in 2004 in de toptien van meest norm-overschrijdende stoffen bij metingen in oppervlaktewater. Zowel het MTR als de drinkwaternorm worden relatief vaak overschreden. Hetzelfde geldt voor simazin en aldicarb in 1998. Ook monolinuron en propoxur stonden in 1998 in de toptien van stoffen het MTR het meest overschrijden. MCPA stond zowel

in 1998 als in 2004 in de lijst van stoffen in het oppervlaktewater die de drinkwaternorm het meest overschrijden.

II.5.2 Ziekte/plaag/onkruiddruk

Beeld

Echte meeldauw, bladvlekkenziekten en kiemplantenziekten veroorzaken de laatste jaren over het algemeen een hoge ziektedruk. Specifiek voor Fagus (beuk) is de beukenbladluis een belangrijke belager. Ook de onkruiddruk is hoog.

Oorzaken

Door het wegvallen van simazin wordt meer glyfosaat gebruikt, maar vooral ook wordt er dazomet ingezet. Deze laatste stof wordt in de teelt van bos- en haagplantsoen gebruikt om zaaibedden gereed te maken voor de teelt. Het zorgt ervoor dat er geen onkruiden opkomen tussen de zaailingen. Daarbij is de opkomst en groei van zaailingen beter door het minder optreden van de omvalziekte bij jonge zaailingen.

II.5.3 Technische ontwikkelingen

Bedrijfshygiënische maatregelen

Perceelskeuze is vooral afhankelijk van grondgebruik en de onkruiddruk het jaar daarvoor. Vruchtwisseling is algemeen. Groenbemesters worden toegepast en tagetes tegen aaltjes (P. penetrans).

Spuittechnieken

Een nieuwe ontwikkeling is de sleepdoektechniek. Hier worden momenteel ervaringen mee opgedaan in de praktijk. Bij het spuiten met luchtondersteuning is sprake van een lichte toename in gebruik; het duurt lang voordat een spuitmachine versleten is en vervangen wordt. Kantdoppen en emissiearme doppen worden algemeen toegepast. De gewaskeuze van een perceel wordt afgestemd op nabijgelegen percelen. Hierdoor is efficiënte inzet van middelen mogelijk. Met de LDS-techniek wordt voorzichtig gestart in demo-/ kennisoverdrachtprojecten. Mechanische onkruidbestrijding is al veel geprobeerd en krijgt nog aandacht, maar de extra arbeid een groot probleem is. Dit is ook een van de redenen waardoor een aantal bedrijven is gestopt met biologische teelt.

Stoffen

Specifieke middelen tegen galmuggen zijn niet voorradig. Het breedwerkende deltamethrin wordt algemeen ingezet, maar doodt ook de natuurlijke vijanden. Er zijn nieuwe middelen op de markt met hogere effectiviteit / minder milieubelasting zoals bitertanol, thiacloprid en acetamiprid ter vervanging van imidacloprid. Breedwerkende middelen als maneb/ mancozep worden vervangen door folpet/ prochloraz.

Bacterieziekten zijn een knelpunt en kunnen niet meer bestreden worden. Om deze ziekten zoveel mogelijk te beperken worden meststoffen met koper ingezet.

BOS

Er zijn BOS’en beschikbaar tegen echte meeldauw, valse meeldauw en roest. Het gebruik is vooralsnog beperkt tot praktijkprojecten. Het gebruik van waarschuwingsystemen worden in gang gezet door innovatieve bedrijven en projecten.

II.5.4 Kosten gewasbescherming

Beeld

De nieuwe middelen zijn vaak duurder dan de oude middelen. De kosten van gewasbescherming ten opzichte van de totale kosten en bedrijfsinkomen zijn gering.

II.5.5 Grondgebruik

Beeld

Er is geen sprake van verschuiving van de teelt. Het areaal bos- en haagplantsoen neemt wel gestaag af.

II.5.6 Doorkijk 2010

Er wordt onderzoek gedaan naar maatregelen, alternatieven voor grondontsmetting tegen ziekten en onkruiden. Deze alternatieven (zoals biofumigatie) zouden misschien een afname kunnen bewerkstelligen. Daarnaast kan intensievere teeltbegeleiding met behulp van waarschuwingssystemen / BOS’en leiden tot meer bewust en effectief gebruik van middelen. Dit kan ook tot vermindering van gebruik leiden. Dit soort innovaties kan worden gestimuleerd door de bijdrage van praktijkonderzoek samen met teeltvoorlichters in praktijkprojecten met kwekers.

II.6 Phytophthorabestrijding in consumptieaardappel