• No results found

6 Evaluatie van gestelde doelen

6.2 Invloed toetswaarden

Onzekerheden in de toxiciteit van stoffen spelen doorgaans een grote rol in de berekende effecten van gewasbeschermingsmiddelen (Luttik en Van der Linden, in voorbereiding). De resultaten, die in hoofdstuk 3 zijn gegeven, zijn tot stand gekomen door gebruik te maken van (ad hoc) MTR-waarden (://www.rijkswaterstaat.nl/rws/riza/wateremissies/thema/normen…). In deze paragraaf wordt geanayseerd of de keuze voor een andere set toetswaarden zou leiden tot andere resultaten voor de berekende belasting van het oppervlaktewater.

Volgens het regeringsbesluit van 12 november 1999 kan alleen de stuurgroep Internationale Normstelling Stoffen of het CTB een MTR wettelijk vaststellen. MTR-waarden worden afgeleid volgens een protocol dat ook door de Stuurgroep Internationale Normstelling Stoffen wordt vastgesteld. Afhankelijk van het aantal en de soort (eco)toxiciteitsgegevens kunnen veiligheidsfactoren (assessmentfactoren) worden toegepast bij de afleiding van MTR-waarden. Deze veiligheidsfactoren worden kleiner naarmate er meer en betere toxiciteitsgegevens aanwezig zijn. MTR-waarden voor individuele stoffen kunnen dan ook wijzigen als gevolg van wijzigingen in het protocol en wijzigingen in aantal en soort onderliggende gegevens.

Bij de toelatingsbeoordeling kunnen, mede als gevolg van afstemming van het toelatingsprotocol met andere EU-landen, andere selecties worden gemaakt en andere assessmentfactoren worden gehanteerd. Dit leidt dan tot verschillen tussen MTR- en CTB-toetswaarden (zie bijvoorbeeld Tabel 6.3). Ook CTB-toetswaarden kunnen wijzigen als zich veranderingen in het toelatingsdossier of de toelatingsprocedure voordoen.

Bij rapportages moet een set toetswaarden gekozen worden. Zoals hierboven gesteld is voor deze rapportage gekozen voor (ad hoc) MTR-waarden zoals gegeven op de site (://www.rijkswaterstaat.nl/rws/riza/wateremissies/thema/normen…). Voor zover mogelijk zijn ontbrekende getallen aangevuld op basis van informatie in toelatingsdossiers, onder gebruikmaking van de methode voor de afleiding van ad hoc MTR-waarden (Hansler et al., 2006) (zie verder ook hoofdstuk 3). Bij rapportages in het verleden is veelal gekozen voor andere sets toetswaarden, mede omdat het aantal MTR-waarden in het verleden beperkt was. De andere sets toetswaarden zijn meestal afkomstig uit toenmalige toelatingsdossiers.

Om het effect van de keuze van een set toetswaarden (voor oppervlaktewater) te bepalen is de milieubelasting van het oppervlaktewater voor vier verschillende sets toetswaarden berekend: MTR - de referentieset voor dit rapport; dit is de set toetswaarden die waarmee vrijwel alle

resultaten in dit rapport tot stand zijn gekomen;

Ex ante ZOGT – de set toetswaarden waarop de beleidsdoelen in de nota’s Zicht op Gezonde Teelt en Duurzame Gewasbescherming zijn gebaseerd (zie ook Buurma et al., 2000);

MTR met veldwaarden – een set toetswaarden waarbij MTR-waarden mede op gegevens uit veldtoetsen is gebaseerd (zie ook Montforts et al., in voorbereiding);

Toelating – de set toetswaarden voor oppervlaktewater waarop de toelating is gebaseerd.

Tabel 6.4 geeft de berekende reducties in de milieubelasting van het oppervlaktewater bij het gebruik van verschillende sets toetswaarden. De berekende milieubelasting van het oppervlaktewater is telkens berekend voor alle toegelaten stoffen. De toetswaardenset MTR is

als basis gekozen; dat wil zeggen dat bij het ontbreken van een toetswaarde in een van de overige sets de MTR-waarde is genomen.

Tabel 6.4 Invloed van de keuze voor een set toetswaarden op de berekende reductie in milieubelasting van het oppervlaktewater.

Toetswaardenset Belasting 1998

(MIP’s) Belasting 2005 (MIP’s) Verschil (%)

MTR 2,5 E7 3,6 E6 86

Ex Ante ZOGT 5,4 E7 6,3 E6 88

MTR met veldwaarden 2,1 E7 3,0 E6 86

Toelating 6,9 E6 1,4 E6 79

Voor de vier sets is de berekende reductie in de milieubelasting van het oppervlaktewater 79 – 88%. De verschillen in reductiepercentages zijn relatief klein, wat er op wijst dat de keuze van de set niet heel belangrijk is voor de evaluatie. De berekende milieubelasting is volgens de Ex Ante set hoger, maar ook het reductiepercentage is iets hoger.

Als veldtoetsen (internationaal ook wel higher tier studies genoemd) worden meegenomen in de afleiding van MTR, dan is de berekende milieubelasting van het oppervlaktewater voor beide perioden ongeveer 20% lager. Het berekende reductiepercentage is echter gelijk: 86 %. Voor 20 stoffen zijn higher tier gegevens beschikbaar; deze 20 stoffen bepalen ongeveer 20% van de milieubelasting als de higher tier gegevens niet worden meegenomen. De bijdrage is meestal beperkt als de gegevens wel worden meegenomen. Doorgaans worden in veldexperimenten effecten waargenomen bij hogere concentraties dan in de laboratoriumexperimenten. Er is nog geen consensus over het meenemen van veldgegevens in de afleiding van normen. Voorstanders geven onder andere aan dat de werkelijkheid dichter benaderd wordt; tegenstanders geven aan dat het vermogen om met veldproeven afwezigheid van effecten aan te tonen beperkt is.

Bij de toelatingsbeoordeling worden resultaten van goede veldproeven meegenomen in de beslissing. Als toelatingscriteria worden gebruikt om de milieubelasting van het oppervlaktewater te berekenen, dan wordt een reductie berekend van 79%. Het verschil met de MTR-berekening zit vooral in lagere assessmentfactoren en het meenemen van veldstudies. De berekende milieubelasting met deze set is in 2005 ongeveer 60% lager dan de berekende belasting met MTR.

Als MTR-waarden worden afgeleid volgens de ad hoc MTR-afleidingsprocedure, gebruik makend van alleen gegevens uit CTB-dossiers, dan valt op dat een aantal waarden lager uitvalt dan de waarden uit de referentieset. Oorzaak hiervan is het ontbreken van gegevens voor sommige toxiciteitsproeven in de CTB-dossiers. Als gevolg hiervan worden soms hoge assessmentfactoren gebruikt en daalt de MTR-waarde. Voor zowel de referentieperiode als voor 2005 wordt met deze set een hogere milieubelasting berekend (niet gegeven in Tabel 6.4)

Tabel 6.5 geeft de toptien van oppervlaktewaterbelastende stoffen bij drie verschillende sets toetswaarden. De hierboven gesignaleerde verschillen in de vaststelling van toetswaarden zijn de belangrijkste oorzaken van de verschillen in de samenstelling van de toptien. Zo is er

bijvoorbeeld in de ex ante ZOGT-evaluatie (Buurma et al., 2000) met een hogere toxiciteit van thiram gerekend, maar met een lagere toxiciteit voor teflubenzuron. Het ontbreken van bijvoorbeeld esfenvaleraat, lambda-cyhalothrin, dodine en metsulfuron-methyl in de toptien volgens de toelatingscritera is het gevolg van een lagere ingeschatte toxiciteit uit veldgegevens. Tabel 6.5 Toptien milieubelastende stoffen bij verschillende sets toetswaarden

MTR ex ante toelating

1997 - 1999 2004 - 2005 1997 - 1999 2004 - 2005 1997 - 1999 2004 - 2005 teflubenzuron teflubenzuron thiram chloorfenvinfos fenoxycarb fenoxycarb esfenvaleraat esfenvaleraat monolinuron isoproturon teflubenzuron teflubenzuron fentin-acetaat -cyhalothrin esfenvaleraat -cyhalothrin captan dithianon monolinuron captan pirimifos-methyl thiram fentin-hydroxide captan captan deltamethrin atrazin metribuzin paraquat chloorfenvinfos deltamethrin fenoxycarb fentin-acetaat esfenvaleraat glyfosaat glyfosaat

-cyhalothrin dodine pyrazofos terbuthylazin dithianon isoproturon permethrin chloorfenvinfos permethrin linuron chloorpyrifos deltamethrin fenoxycarb metsulfuron-methyl metribuzin deltamethrin fentin-acetaat pirimicarb fentin-hydroxide isoproturon fentin-hydroxide diquat-dibromide pyrazofos fenpropimorf