• No results found

De toekomst van de formele rechtskracht in het kader van het Unierecht

Hoofdstuk 4: De toekomst van de formele rechtskracht

4.2 De toekomst van de formele rechtskracht in het kader van het Unierecht

Uit de in paragraaf 4.1 besproken Nederlandse jurisprudentie kan wellicht worden afgeleid dat er een ontwikkeling gaande is waarin de formele rechtskracht wat minder strikt wordt toegepast in het kader ketenbesluitvorming. Hoewel dit een goede tendens is, staat de ontwikkeling ervan nog in de kinderschoenen en is het nog geen breed geaccepteerde nieuwe benadering van de formele rechtskracht. Tot nu toe is de strikte toepassing van de formele rechtskracht nog de geldende leer. In het kader van dit onderzoek is het belangrijk om te bezien wat deze strikte toepassing betekent voor de toekomst van de formele rechtskracht in het kader van het Unierecht. Het HvJ EU hangt namelijk een meer genuanceerde benadering aan wat betreft de toepassing van de formele rechtskracht.260 Het HvJ EU acht het onwenselijk 257 ABRvS 4 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:648 en ABRvS 23 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2991. 258 Prechal en Widdershoven 2017, p. 328.

259 Zie hierover wat betreft dwangsombeschikkingen ook conclusie A-G Wattel, ECLI:NL:RVS:2018:1152 bij ABRvS 4 april 2018.

260 Dit blijkt uit HvJ EG 3 september 2009, C-2/08, ECLI:EU:C:2009:506 (Fallimento Olimpiclub), HvJ EG 29 april 1999, C-224/97, ECLI:EU:C:1999:212 (Ciola), HvJ EU 26 november 2015, C-166/14,

dat met Unierecht strijdige besluiten met formele rechtskracht onverkort doorwerken in daaropvolgende procedures in het kader van ketenbesluitvorming en in schadevergoedingsprocedures. Op dit punt is de nationale toepassing van het leerstuk van de formele rechtskracht nog niet in overeenstemming met het Unierecht en dus problematisch in het licht van het Unierecht.261 Dit is dan ook voldoende aanleiding om te stellen dat het leerstuk van de formele rechtskracht nuancering behoeft om de Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht in overeenstemming te brengen met het Unierecht. Hierbij gaat het erom de discrepantie tussen de Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht en het Unierecht te beëindigen en niet om ook nog eens de nationale perikelen rondom de formele rechtskracht geheel uit te kristalliseren. In het kader van de beperkte omvang van dit onderzoek voert het tevens te ver om geheel uit te werken hoe deze nuancering vorm dient te krijgen in de praktijk. Hieronder volgt slechts een korte uitwerking van het vraagstuk op welke punten het leerstuk van de formele rechtskracht nuancering nodig heeft om in overeenstemming te komen met het Unierecht. Het gaat wat betreft de nuancering van de formele rechtskracht enkel om de situatie dat er sprake is van een met Unierecht strijdig definitief geworden besluit dat in daaropvolgende procedures doorwerkt.

1. Meer genuanceerde toepassing van de formele rechtskracht bij ketenbesluitvorming

Uit de analyse van de jurisprudentie van het HvJ EU en Nederlandse rechterlijke instanties blijkt dat de Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht wat te strikt is als het gaat om de doorwerking van met Unierecht strijdige besluiten met formele rechtskracht in daaropvolgende procedures in het kader van ketenbesluitvorming. Uit Fallimento Olimpiclub en Ciola blijkt dat een met Unierecht strijdige rechterlijke beslissing of beschikking die definitief is geworden niet onverkort mag doorwerken in een daaropvolgende procedure. Op nationaal niveau vindt deze jurisprudentie echter nog niet de juiste doorwerking en wordt er onverkort vastgehouden aan de strikte toepassing van de formele rechtskracht. In Edufax houdt de ABRvS vast aan de strikte nationale toepassing van de formele rechtskracht, ook al is dit in strijd met het Unierechtelijke verbod op staatssteun. Er bestaat dus een discrepantie tussen de wijze waarop de formele rechtskracht volgens het HvJ EU dient te worden toegepast en hoe dit daadwerkelijk wordt toegepast in de Nederlandse rechtspraktijk. Gelukkig heeft de ABRvS in de LPG Purmerend zaak een prejudiciële vraag gesteld over de toelaatbaarheid van het evidentiecriterium in het licht van het Unierecht. Het antwoord op deze vraag kan hopelijk

261 Dit blijkt uit ABRvS 17 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5195 (Edufax), HR 24 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0193 (Maple Tree/Staat).

de in 4.1 besproken ontwikkeling in een stroomversnelling brengen. Het ligt mijns inziens in de lijn der verwachting dat het HvJ EU de tendens van een meer genuanceerde toepassing van de formele rechtskracht doorzet.

De discrepantie tussen de in dit onderzoek besproken jurisprudentie van het HvJ EU en de Nederlandse jurisprudentie leidt tot de conclusie dat een genuanceerdere Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht ervoor zorgt dat de Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht in overeenstemming komt met het Unierecht. Dit betekent dat indien een besluit formele rechtskracht heeft verkregen, maar achteraf bezien in strijd is met het Unierecht, er een beperking gesteld dient te worden aan de doorwerking van dit rechtens incorrecte besluit. Een dergelijk besluit zou niet onverkort mogen doorwerken in de daaropvolgende procedures.

Het voert te ver om in deze scriptie te bespreken op welke wijze deze meer genuanceerde benadering in de praktijk gebracht kan worden.262 In het kader van de omvang van dit onderzoek is het voldoende om te stellen dat een meer genuanceerde Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht bij ketenbesluitvorming een einde zal maken aan de huidige discrepantie tussen de Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht en het Unierecht. Dit is wenselijk in het kader van de effectieve doorwerking van het Unierecht.

2. Meer genuanceerde toepassing van de formele rechtskracht in schadevergoedings- procedures

Uit de analyse van de jurisprudentie van het HvJ EU en de Nederlandse rechterlijke instanties blijkt tevens dat de Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht wat te strikt is als het gaat om de doorwerking van met Unierecht strijdige besluiten met formele rechtskracht in schadevergoedingsprocedures. In Medeval stelt het HvJ EU dat het mogelijk moet zijn om een vordering tot schadevergoeding in te kunnen dienen wegens schade die wordt geleden door een met Unierecht strijdig besluit met formele rechtskracht. In Danske Slagterier benadert het HvJ EU het eventueel kunnen verkrijgen van schadevergoeding vanuit het oogpunt van de schadebeperkingsplicht. De Hoge Raad houdt in Maple Tree echter strikt vast aan de formele rechtskracht. De vraag naar de aansprakelijkheid en naar een eventuele schadevergoeding 262 Dus of dit bijvoorbeeld gebeurt door het evidentiecriterium ruimer op te vatten, af te stappen van het besluitbegrip als bestuurlijke rechtsingang, introductie van een nieuw criterium of zelfs afschaffing van de formele rechtskracht.

komt dan niet aan de orde omdat het besluit op basis van de formele rechtskracht voor rechtmatig gehouden wordt. Deze wijze waarop de formele rechtskracht wordt toegepast leidt ertoe dat de mogelijkheid om schadevergoeding te verkrijgen op voorhand al volledig wordt uitgesloten. De Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht als het gaat om de doorwerking van een met Unierecht strijdig besluit met formele rechtskracht in schadevergoedingsprocedures is dus niet in overeenstemming met het Unierecht.

De discrepantie tussen de Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht en het Unierecht leidt tot de conclusie dat er op dit punt een meer genuanceerde benadering nodig is om de Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht in overeenstemming te brengen met het Unierecht. Hoewel het ook hier gezien de omvang van deze scriptie te ver voert om te bespreken op welke wijze263 deze meer genuanceerde benadering in de praktijk gebracht kan worden, kan er wel iets over gezegd worden. Op dit gebied een nuancering aanbrengen, hoe klein ook, zal namelijk al leiden tot een grote breuk met de huidige gang van zaken. Nu wordt de mogelijkheid om schadevergoeding te verkrijgen namelijk geheel uitgesloten omdat een besluit voor rechtmatig wordt gehouden. Indien daarvan af wordt geweken zal dat waarschijnlijk automatisch leiden tot de toepassing van een benadering die lijkt op de schadebeperkingsleer. Om schadevergoeding voor met Unierecht strijdige definitief geworden besluiten mogelijk te maken, zal ter bepaling van de hoogte van de schadevergoeding namelijk ergens bij aangehaakt moeten worden. Voor de hand ligt om dan aan te haken bij een variant van de schadebeperkingsleer waarbij in het kader van de toerekening en de hoogte van de schadevergoeding wel van belang kan zijn dat een belanghebbende niet (tijdig) bezwaar of beroep heeft ingesteld tegen het betreffende besluit. Hoe het ook uitwerking zal vinden in de praktijk, enige nuancering van de Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht is noodzakelijk om een einde te maken aan de huidige discrepantie tussen de Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht en het Unierecht. Dit is wenselijk in het kader van de effectieve doorwerking van het Unierecht.

263 Dus of dit bijvoorbeeld gebeurt door aansluiting bij de schadebeperkingsleer, introductie van andere beroepstermijnen voor het instellen van een vordering tot schadevergoeding of afschaffing van de formele rechtskracht.

Hoofdstuk 5: Eindconclusie en aanbevelingen