• No results found

Eindconclusie en aanbevelingen 5.1 Eindconclusie

In dit onderzoek stond de vraag centraal of de wijze waarop de formele rechtskracht in de Nederlandse rechtsorde toegepast wordt, in overeenstemming is met het Unierecht. De formele rechtskracht zorgt ervoor dat onrechtmatige besluiten voor rechtmatig worden gehouden in de Nederlandse rechtsorde, indien bezwaar- en beroepsmogelijkheden niet tijdig zijn benut. Het leerstuk van de formele rechtskracht is dan ook veel bekritiseerd, het kan namelijk tot vervelende situaties leiden voor betrokken burgers. Met het verstrijken van de tijd zijn er dan ook enkele nationale uitzonderingen en beperkingen in het toepassingsbereik van de formele rechtskracht ontstaan. Maar het leerstuk loopt niet alleen op nationaal niveau deuken op, het Unierecht stelt ook beperkingen aan de formele rechtskracht. De plicht tot herziening van met Unierecht strijdige definitief geworden besluiten leidt in verschillende situaties tot een doorbreking van de formele rechtskracht. Deze herzieningsplicht wordt over het algemeen correct toegepast door de nationale rechterlijke instanties.

Meer in het oog springt echter de benadering van het HvJ omtrent de toepassing van de formele rechtskracht in het kader van ketenbesluitvorming en schadevergoedingsprocedures. Het HvJ EU is kritisch over de doorwerking van met Unierecht strijdige definitieve besluiten in daaropvolgende procedures. Het is vanuit het oogpunt van rechtmatigheid en de doorwerking van het Unierecht niet wenselijk dat dergelijke besluiten de gehele verdere keten op rechtens incorrecte wijze beïnvloeden of de mogelijkheid om schadevergoeding te verkrijgen op voorhand al geheel uitsluiten. Daarom beperkt het HvJ EU de nationale procedurele autonomie op basis van het doeltreffendheidsbeginsel en de effectieve doorwerking van het Unierecht door grenzen te stellen aan de doorwerking van met Unierecht strijdige besluiten in daaropvolgende procedures. In de strijd tussen rechtszekerheid en rechtvaardigheid lijkt de rechtvaardigheid dus aan terrein te winnen.

Nederlandse rechterlijke instanties geven echter nog niet op de juiste wijze toepassing aan de jurisprudentie van het HvJ EU. De Nederlandse rechterlijke instanties blijven vasthouden aan een te strikte toepassing van het leerstuk van de formele rechtskracht. Dit zorgt er niet alleen voor dat de benadeelde in zo’n situatie met lege handen achter blijft, maar ook dat het Unierecht geen effectieve doorwerking vindt in de nationale rechtsorde. Deze Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht is problematisch omdat het strijdig is met de jurisprudentie van het HvJ EU.

Uit twee recente uitspraken van de ABRvS blijkt echter wel dat er een ontwikkeling gaande is waarin de formele rechtskracht wat genuanceerder wordt toegepast in het kader van subsidies en dwangsombeschikkingen. Zo mogen besluiten met formele rechtskracht die achteraf bezien onrechtmatig blijken te zijn, niet onverkort doorwerken in daaropvolgende procedures in het kader van ketenbesluitvorming. Het is afwachten of deze tendens zich ook zal uitbreiden naar andere deelgebieden dan subsidies en dwangsombeschikkingen.

Het is in het kader van de hierboven vermelde ontwikkeling tevens bemoedigend dat de ABRvS in LPG Purmerend een prejudiciële vraag heeft gesteld aan het HvJ EU over de toepassing van de formele rechtskracht in het licht van het Unierecht. Het is natuurlijk niet te voorspellen hoe het HvJ EU hierop zal antwoorden, maar de tendens lijkt ingezet te zijn dat de formele rechtskracht aan ruimte zal moeten inboeten. De uitspraak van het HvJ EU kan dan ook van grote betekenis zijn voor de wijze waarop de formele rechtskracht wordt toegepast. Het is wachten op antwoord.

Ondertussen is het in het kader van de effectieve doorwerking van het Unierecht verstandig om de Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht in overeenstemming te brengen met het Unierecht. Het antwoord op de probleemstelling van dit onderzoek is dan ook dat de Nederlandse toepassing van het leerstuk van de formele rechtskracht problematisch is in het licht van het Unierecht, in de situaties waarin geen correcte toepassing wordt gegeven aan het Unierecht. Dit ligt, zoals al duidelijk is geworden, op het vlak van de doorwerking van met Unierecht strijdige besluiten in daaropvolgende procedures bij ketenbesluitvorming en in schadevergoedingsprocedures. Het leerstuk van de formele rechtskracht behoeft in ieder geval op deze punten nuancering.

5.2 Aanbevelingen

Op basis van dit onderzoek kunnen een aantal aanbevelingen gedaan worden.264

I. Vanwege de kritische houding van het HvJ EU over de doorwerking van met Unierecht strijdige definitieve besluiten in daaropvolgende procedures in het kader van ketenbesluitvorming, dient de Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht op dit punt genuanceerd te worden, teneinde de Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht in overeenstemming te brengen met het Unierecht.

II. In het kader van het standpunt van het HvJ EU over de doorwerking van met Unierecht strijdige definitieve besluiten in schadevergoedingsprocedures, is ook in deze situatie nuancering van de toepassing van het leerstuk van de formele rechtskracht geboden om de Nederlandse toepassing van de formele rechtskracht in overeenstemming te brengen met het Unierecht.

III. Er is nader onderzoek nodig naar de wijze waarop de onder punt I en II benoemde genuanceerdere toepassing van de formele rechtskracht in Nederland in de praktijk gebracht kan worden. Gezien de omvang van dit onderzoek kan daar niet verder op ingegaan worden.

Literatuurlijst

Albers en Heinen, Gst. 2010/101

C.L.G.F.H. Albers, P.C.M. Heinen, ‘Een (verkapte) civielrechtelijke immuniteit voor toezichts- en handhavingsfalen van overheidsorganen?, Overheidsaansprakelijkheid voor de vuurwerkramp Enschede: 'wat niet weet, wat niet deert!'’, Gst. 2010/101.

Van Angeren, O&A 2011/4, p. 24-33

J.A.M. van Angeren, ‘De twee gezichten van de formele rechtskracht: taakverdeling van rechters en het scheppen van rechtszekerheid’, O&A 2011/4, p. 24-33.

Barkhuysen 2006

T. Barkhuysen, Eenheid en coherentie van rechtsbescherming in de veellagige Europese rechtsorde (oratie Leiden), Deventer: Kluwer 2006.

Barkhuysen e.a. 2016

T. Barkhuysen e.a. (red.), AB Klassiek, Standaarduitspraken bestuursrecht, opnieuw en thematisch geannoteerd, Deventer: Wolters Kluwer 2016.

Barkhuysen en Griffioen, NJB 2004/41, p. 2132-2140

T. Barkhuysen en H.M. Griffioen, ‘Formele rechtskracht en kracht van gewijsde in het licht van recente EG-jurisprudentie’, NJB 2004/41, p. 2132-2140.

Bröring en Marseille, JBplus 2002/2, p. 54-71

H.E. Bröring en A.T. Marseille, ‘De ongekende vrijheden en beperkingen van art. 4:6 Awb’, JBplus 2002/2, p. 54-71.

Esser, O&A 2019/45

J.E. Esser, ‘De plaats van de formele rechtskracht in een subjectiverend bestuursprocesrecht’, O&A 2019/45.

Van Ettekoven, O&A 2006/3

B.J. van Ettekoven, ‘De formele rechtskracht vanuit bestuursrechtelijk perspectief’, O&A 2006/3.

Fruytier, NTBR 2008/22

P.A. Fruytier, ‘Een herformulering van de formele rechtskracht: het civielrechtelijk besluitgezag en gezag van gewijsde en de uitzonderingen daarop’, NTBR 2008/22.

Gelpke, O&A 2006/2

M.E. Gelpke, ‘De toepassing van het leerstuk van de formele rechtskracht door de burgerlijke rechter’, O&A 2006/2.

Van der Grinten, O&A 2008/101

J.H.A. van der Grinten, ‘Het samenhangcriterium van Kuijpers/Valkenswaard’, O&A 2008/101.

Jans en Marseille, SEW 2007/9, p. 329-333

J.H. Jans en A.T. Marseille, ‘Bevoegdheid blijft bevoegdheid? Terugkomen op met het gemeenschapsrecht strijdige besluiten’, SEW 2007/9, p. 329-333.

Jans en Marseille, REALaw 2007, p. 75-86

J.H. Jans en A.T. Marseille, ‘Competence Remains Competence? Reopening Decisions that Violate Community Law’, REALaw 2007, p. 75-86.

Kornezov, Common Market Law Review 2014/3

A. Kornezov, ‘Res Judicata of National Judgments Incompatible with EU Law: Time for a Major Rethink?’, 51 Common Market Law Review 2014/3.

Kortmann 2006

C.N.J. Kortmann, Onrechtmatige overheidsbesluiten (diss. Utrecht), Deventer: Kluwer 2006.

Kortmann, RMThemis 2009/6

C.N.J. Kortmann, ‘De toren van Babel’, RMThemis 2009/6.

Kortmann, NJB 2016/1343

Kortmann, NTB 2019/19

C.N.J. Kortmann, ‘De toekomst van de formele rechtskracht’, NTB 2019/19.

Van der Linden 1998

E.C.H.J. van der Linden, Formele en materiële rechtskracht. De kleren van de keizer (diss. Maastricht), Den Haag: Sdu Uitgevers 1998.

Van Loon 2014

O. van Loon, Binding van rechters aan elkaars uitspraken in bestuursrechtelijk perspectief (diss. Leiden), Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2014.

Male, NTB 1999, p. 157-159

R.M. van Male, ‘Herijking van de formele rechtskracht’, NTB 1999, p. 157-159.

Mok en Tjittes, RMT 1995/9, p. 383-404

M.R. Mok, & R.P.J.L. Tjittes, ‘Formele rechtskracht en overheidsaansprakelijkheid’, RMThemis 1995/9, p. 383-404.

De Moor-van Vugt en Vermeulen, JBplus 2004/2 p. 58-68

A.J.C. De Moor-van Vugt en E.M. Vermeulen, ‘Correctie van gebrekkige toepassing EG- recht’, JBplus 2004/2 p. 58-68.

Ortlep, O&A 2008/103

R. Ortlep, ‘Veronderstelde aantasting en het in de regel uitsluiten van overheidsaansprakelijkheid’, O&A 2008/103.

Ortlep 2011

R. Ortlep, De aantasting van stabiele bestuursrechtelijke rechtsvaststellingen in het licht van het Unierecht (diss. Utrecht), Deventer: Kluwer 2011.

Ortlep, NALL juli-september 2013

R. Ortlep, ‘Het arrest Byankov: specifieke Unierechtelijke plicht tot heroverweging van een in rechte onaantastbaar besluit’, NALL juli-september, 2013.

Ortlep en Verhoeven, SEW 2008/207, p. 474-475

R. Ortlep en M.J.M. Verhoeven, ‘De voorrangsregel versus het beginsel van nationale procedurele autonomie’, SEW 2008/207, p. 474-475.

Ortlep en Willemsen, NTB 2007/39

R. Ortlep en P.A. Willemsen, ‘Gezag van gewijsde in het bestuursrecht’, NTB 2007/39.

Pechler, NTFR 2004/1744

E.B. Pechler, ‘Formele rechtskracht en gemeenschapsrecht’, NTFR 2004/1744.

Polak 2019

J.E.M. Polak, ‘De toekomst van de formele rechtskracht’, in: De toekomst van de formele rechtskracht, preadviezen (VAR-reeks 162), Den Haag: Boom juridisch 2019, p. 7-70.

Prinssen 2004

J. M. Prinssen, Doorwerking van Europees recht. De verhouding tussen directe werking, conforme interpretatie en overheidsaansprakelijkheid, Deventer: Kluwer 2004.

Pront-van Bommel 2002

S. Pront-Van Bommel, Voorstellen voor modernisering van de bestuursrechtspraak, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2002, p. 150 e.v.

Rapport Commissie-Oosting 2001

Rapport commissie onderzoek vuurwerkramp, De vuurwerkramp, Eindrapport (Enschede/Den Haag 2001).

Ravels, NTB 2004/8, p. 312 e.v.

B.P.M. van Ravels, ‘Kroniek schadevergoeding (w.o. onrechtmatige overheidsdaad)’, NTB 2004/8, p. 312 e.v.

Reneman 2019

A.M. Reneman, ‘Unierechtelijke grenzen aan formele rechtskracht’, in: De toekomst van de formele rechtskracht, preadviezen (VAR-reeks 162), Den Haag: Boom juridisch 2019, p. 203- 274.

Roozendaal 1998

B.J.P.G. Roozendaal, Overheidsaansprakelijkheid in Duitsland, Frankrijk en Nederland (diss. Rotterdam), Arnhem: Gouda Quint 1998.

Roozendaal, O&A 2003

B.J.P.G. Roozendaal, ‘De toekomst van de formele rechtskracht’, O&A 2003, p. 149-159.

Roozendaal 2019

B.J.P.G. Roozendaal, ‘Een andere kijk op de formele rechtskracht’, in: De toekomst van de formele rechtskracht, preadviezen (VAR-reeks 162), Den Haag: Boom juridisch 2019, p. 135- 202.

Sanders 2019

T.N. Sanders, ‘Liever rechtszekerheid dan rechtvaardigheid? De formele rechtskracht bij ketenbesluitvorming in het bestuursrecht’, in: De toekomst van de formele rechtskracht, preadviezen (VAR-reeks 162), Den Haag: Boom juridisch 2019, p. 71-134.

Scheltema, NTB 2007/17

M. Scheltema, ‘Kunnen wij zonder de formele rechtskracht?’, NTB 2007/17.

Scheltema, NTB 2018/57

M. Scheltema, ‘Handleiding nadeelcompensatie: best practices in de responsieve rechtsstaat’, NTB 2018/57.

Scheltema, NTB 2019/24

M. Scheltema, ‘De responsieve rechtsstaat: het burgerperspectief’, NTB 2019/24.

Schlössels 2007

R.J.N. Schlössels, ‘Eenheid van onrechtmatigheid? Het onrechtmatigheidsbegrip in het bestuursrecht: over rechtsinbreuk, illussies van rechtseenheid en het Schutznormvereiste’, in: R.J.N. Schlössels, A.J. Bok, A.G.A. Nijmeijer en L.J.M. Timmermans (red.), In eenheid. Over rechtseenheid en uniforme rechtstoepassing in het bestuursrecht, Den Haag: Sdu 2007.

Schlössels 2009

R.J.N. Schlössels, Belanghebbende en afgeleid belang, in: JB Select, Den Haag: Sdu 2009, p. 24-27.

Schlössels, Schutgens en Zijlstra 2019

R.J.N. Schlössels, R.J.B. Schutgens en S.E. Zijlstra, Bestuursrecht in de sociale rechtsstaat 2. Rechtsbescherming Overheidsaansprakelijkheid, Deventer: Wolters Kluwer 2019.

Schlössels en Zijlstra 2014

R.J.N. Schlössels en S.E. Zijlstra, Bestuursrecht in de sociale rechtsstaat 2. Rechtsbescherming Overheidsaansprakelijkheid, Deventer: Wolters Kluwer 2014.

Schlössels en Zijlstra 2016

R.J.N. Schlössels en S.E. Zijlstra, Onderwijseditie bestuursrecht in de sociale rechtsstaat deel 1. Grondslagen, begrippen, normering, uitvoering, handhaving, Deventer: Kluwer 2016.

Schueler, JBplus 2004/02

B.J. Schueler, ‘Het labyrint rond de schatkist. De verhouding tussen burgerlijke rechter en de bestuursrecht’, JBplus 2004/02.

Sluysmans 2015

J.A.M.A. Sluysmans, Formele rechtskracht: tijd voor vernieuwing, in: De burgerlijke rechter in het publiekrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2015.

Taborowski, Common Market Law Review 2007/5, p. 1463-1482

M. Taborowski, ‘Joined Cases C-393/04 & C-422/04, i-21 Germany GmbH (C-393/04), Arcor AG &Co. KG (C-422/04), formerly ISIS Multimedia Net GmbH & Co. KG v.

Bundesrepublik Deutschland, Judgment of the Court (Grand Chamber) of 19 September 2006, not yet reported’, 44 Common Market Law Review 2007/5, p. 1463-1482.

Tak 1992

A.Q.C. Tak, De ongewenste discussie, in: Ten Berge/Stroink/De Waard/Widdershoven, Nieuw Bestuursprocesrecht, Deventer: Kluwer 1992.

Tak, RMThemis 2004/1, p. 4 e.v.

A.Q.C. Tak, ‘Toch maar de Hoge Raad volgen? Bestuursrechtelijke vernietiging en civiele onrechtmatigheid’, RMThemis 2004/1, p. 4 e.v.

Van Triet, O&A 2018/25

N. van Triet, ‘Formele rechtskracht en het samenhangcriterium. De (rest)functie van de civiele rechter’, O&A 2018/25.

VAR-Commissie Rechtsbescherming 2004

VAR-Commissie Rechtsbescherming, De toekomst van de rechtsbescherming tegen de overheid. Van toetsing naar geschilbeslechting, Den Haag 2004.

Verheij 2005

N. Verheij, Relatief onaantastbaar (oratie Maastricht), Universiteit Maastricht 2005.

Verhoeven 2011

M.J.M. Verhoeven, The Costanzo Obligation. The Obligations of National Administrative Authorities in the Case of Incompatibility between National Law and European Law, Antwerpen: Intersentia 2011.

Widdershoven, JBplus-Verklaard 2006, p. 26-48.

R.J.G.M. Widdershoven, ‘De invloed van het EG-recht en het EVRM op de Nederlandse bestuursrechtspraak’, JBplus-Verklaard 2006, p. 26-48.

Widdershoven, AB Klassiek 2016/30

R.J.G.M. Widdershoven, ‘30. Kühne & Heitz. Heroverweging van definitief geworden besluiten en rechterlijke uitspraken’, in: T. Barkhuysen, J.E.M. Polak, B.J. Schueler, R.J.G.M. Widdershoven (red.), AB Klassiek standaarduitspraken bestuursrecht, opnieuw en thematisch geannoteerd, Deventer: Kluwer 2016/30.

Widdershoven en Ortlep, O&A 2004/2

R.J.G.M. Widdershoven en R. Ortlep, ‘Schendingen van het EG-recht door rechters’, O&A 2004/2, p. 34-48.

Overige regelgeving

Richtlijn 64/433/EEG Richtlijn 89/662/EEG Richtlijn 2008/68/EG

Jurisprudentielijst

Hof van Justitie van de Europese Unie

HvJ EG 5 februari 1963, C-26/62, ECLI:EU:C:1963:1 (Van Gend & Loos). HvJ EG 15 juli 1964, C-6/64, ECLI:EU:C:1964:66 (Costa/ENEL).

HvJ EG 16 december 1976, C-33/76, ECLI:EU:C:1976:188 (Rewe).

HvJ EG 19 november 1991, C-6/90, ECLI:EU:C:1991:428, AB 1994/482, m.nt. F.H. van der Burg (Frankovich).

HvJ EG 5 mei 1994, C-38/93, ECLI:EU:C:1994:188 (Glawe). HvJ EG 5 oktober 1994, C-151/93, ECLI:EU:C:1994:365 (Voogd).

HvJ EG 12 november 1998, C-102/96, ECLI:EU:T:1999:65 (Commissie/Duitsland). HvJ EG 29 april 1999, C-224/97, ECLI:EU:C:1999:212 (Ciola).

HvJ EG 30 september 2003, C-224/01, ECLI:EU:C:2003:513 (Köbler). HvJ EG 13 januari 2004, C-453/00, ECLI:EU:C:2004:17 (Kühne & Heitz). HvJ EG 20 januari 2005, C-300/03, ECLI:EU:C:2005:43 (Honeywell). GvEA 16 maart 2006, C-234/04, ECLI:EU:C:2006:178 (Kapferer). HvJ EG 6 april 2006, C-274/04, ECLI:EU:C:2006:233 (Man Sugar).

HvJ EG 7 september 2006, C-526/04, ECLI:EU:C:2006:528, AB 2006/355, m.nt. Steyger (Laboratoire Boiron).

HvJ EG 19 september 2006, C-422/04, ECLI:EU:C:2004:836, AB 2006/411, m.nt. R.J.G.M. Widdershoven (i-21 & Arcor).

HvJ EG 18 juli 2007, C-119/05, ECLI:EU:C:2007:434, AB 2007/362, m.nt. R. Ortlep (Lucchini).

HvJ EG 24 maart 2009, C-445/06, ECLI:EU:C:2009:178, AB 2009/229, m.nt. R.J.G.M. Widdershoven (Danske Slagterier).

HvJ EG 3 september 2009, C-2/08, ECLI:EU:C:2009:506, JB 2009/211, m.nt. N. Verheij (Fallimento Olimpiclub).

HvJ EU 20 mei 2010, C-210/09, ECLI:EU:C:2010:294 (Scott en Kimberley Clarck). HvJ EU 5 mei 2011, C-305/09, ECLI:EU:C:2011:274 (Commissie tegen Italië).

HvJ EU 4 oktober 2012, C-249/11, ECLI:EU:C:2012:608, AB 2012/375, m.nt. R.J.G.M. Widdershoven (Byankov).

HvJ EU 11 september 2014, C-91/13, ECLI:EU:C:2014:2206 (Essent).

HvJ EU 11 november 2015, C-505/14, ECLI:EU:C:2015:742, AB 2016/117, m.nt. R.J.G.M. Widdershoven (Klausner Holz Niedersachsen GmbH/Land Nordrhein-Westfalen).

HvJ EU 26 november 2015, C-166/14, ECLI:EU:C:2015:779, JAAN 2016/3, m.nt A.J. van Heeswijck (Medeval).

HvJ EU 20 december 2017, C-492/16, ECLI:EU:C:2017:995 (Incyte Corporation). HvJ EU 4 oktober 2018, C-571/16, ECLI:EU:C:2018:807 (Kantarev).

HvJ EU 17 oktober 2018, C-167/17, ECLI:EU:C:2018:833 (Volkmar Klohn).

Hoge Raad

HR

3 december 1971, ECLI:NL:HR:1971:AB6788, NJ 1972/137, m.nt. G.J. Scholten (Hotel Jan Luyken).

HR 19 november 1976, ECLI:NL:HR:1977:AM3963, AB 1978/243, m.nt. J.R. Stellinga (Semper Crescendo).

HR 4 februari 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4541, NJ 1985/21, m.nt. M. Scheltema (Hei- en boeicopse parkeerplaats).

HR 16 mei 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC9347, NJ 1986/723, m.nt. M. Scheltema (Heesch/van den Akker).

HR 20 november 1987, ECLI:NL:HR:1987:AD6026, AB 1988/117, m.nt. F.H. van der Burg (Montenegro).

HR 26 februari 1988, ECLI:NL:HR:1988:AB9183, NJ 1989/528, m.nt. M. Scheltema (Hot Air/Staat).

HR 11 november 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD3755, Gst. 1989, 6875/2, m.nt. L.J.A. Damen (Ekro/Staat).

HR 2 februari 1990, ECLI:NL:HR:1990:AB7898, AB 1990/223, m.nt. G.P. Kleijn (Staat/Bolsius).

HR 31 mei 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0261, NJ 1993/112, m.nt. C.J.H. Brunner (Van Gogh/Nederweert).

HR 18 juni 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1006, NJ 1993/642, m.nt. M. Scheltema (St. Oedenrode/van Aarle).

HR 7 oktober 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1474, AB 1996/125, m.nt. B.J.P.G. Roozendaal (Staat/van Benten).

HR 3 november 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1868, AB 1996/58, m.nt. Th.G. Drupsteen (Petronella/Rotterdam).

HR 11 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2169, NJ 1997/165 (Leenders/Ubbergen). HR 17 december 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC305, AB 2000/387, m.nt. Th.G. Drupsteen (Groningen/Raatgever).

HR 15 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA9046, NJ 2001/318, m.nt. M. Scheltema (Slegers/Asten).

HR 21 maart 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0637, BNB 2001/238.

HR 24 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2126, NJ 2003/80, m.nt. Y. Buruma. HR 25 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4364, AB 2003/421, m.nt. P.J.J. van Buuren (Heeze-Leende/Lammers).

HR 26 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8808, NJ 2003/81, m.nt. Y. Buruma (Regeling Fokverbod Varkens II).

HR 6 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8182, AB 2004/17, m.nt P.J.J. van Buuren (Pannenkoekenhuis De Kabouter).

HR 24 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0193, NJ 2003/629, m.nt. M.R. Mok (Maple Tree/Staat).

HR 7 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO3167, JB 2004/202, m.nt. E. van der Linden (Paul/Den Haag).

HR 9 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7774, AB 2006/286, m.nt. F.J. van Ommeren (Kuijpers/Valkenswaard).

HR 3 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU3253, JB 2006/69, m.nt. R.J.N. Schlössels (Stichting The European Club Support Foundation-Rijnmond).

HR 23 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AX3070, AB 2009/30, m.nt. B.P.M. van Ravels (Bankier/DNB).

HR 13 juli 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ:1598, NJ 2007/504, m.nt. M.R. Mok (Gasunie/Barneveld).

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State

ARRvS 1 september 1977, ECLI:NL:RVS:1977:AM3665, AB 1977/366, m.nt. J.H. van der Veen (Maastricht I).

ABRvS 13 juni 1996, ECLI:NL:RVS:1996:AN7061, AB 1997/2, m.nt. N. Verheij (Bewonersorganisatie Nijmegen).

ABRvS 3 juni 1999, ECLI:NL:RVS:1999:AA3634, JB 1999/167, m.nt. E. van der Linden. ABRvS 11 november 1999, ECLI:NL:RVS:1999:AH6935, JB 2000/7, m.nt. R.J.N. Schlössels (rijdende cafetaria Woensdrecht).

ABRvS 7 maart 2000, ECLI:NL:RVS:2000:AA5250, AB 2000/227, m.nt. A.A.J. de Gier (anticipatieprocedure Geleen).

ABRvS 3 mei 2001, ECLI:NL:RVS:2001:AN6693, AB 2001/198, m.nt. A.T. Marseille. ABRvS 21 november 2001, ECLI:NL:RVS:2001:AE8221, AB 2002/183, m.nt. A.M.L. Jansen (Maarsen II).

ABRvS 4 april 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AF7223, AB 2003/315, m.nt. B.P. Vermeulen. ABRvS 15 december 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AR7562, AB 2005/267, m.nt. N. Verheij. ABRvS 13 juli 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT9253, AB 2005/320, m.nt. R. Ortlep.

ABRvS 4 mei 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ3436, AB 2011/318, m.nt. R.J.G.M. Widdershoven (Voordelta).

ABRvS 17 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5195, AB 2011/316, m.nt. W. Den Ouden (Edufax).

ABRvS 4 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:648.

ABRvS 23 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2991.

ABRvS 9 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3728, JOM 2016/1282.

ABRvS 23 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3131, AB 2017/101, m.nt. Bröring. ABRvS 7 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1507, AB 2017/323 m.nt. R. Ortlep.

ABRvS 18 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2768, AB 2017/422, m.nt. W. den Ouden (Subsidieregeling omtrent topinkomens).

ABRvS 30 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:260, BR 2019/43, m.nt. M.G. Nielen (LPG Purmerend).

Centrale Raad van Beroep

CRvB 19 juli 2001, ECLI:NL:CRVB:2001:AD5746, JB 2001/253, m.nt. J.H.K. CRvB 29 april 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AO9462, JB 2004/246, m.nt. Redactie. CRvB 4 januari 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AU9156, JB 2006/65, m.nt. N. Verheij. CRvB 27 januari 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AV1673, RSV 2006/124.

CRvB 28 april 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AX1265, USZ 2006/198.

CRvB 9 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1388, AB 2013/364, m.nt. R. Ortlep. CRvB 20 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4872, AB 2017/102, m.nt. H.E. Bröring. CRvB 7 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:712, AB 2018/307, m.nt. A.T. Marseille. CRvB 16 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1465, AB 2018/248, m.nt. L.J.A. Damen.

College van Beroep voor het bedrijfsleven

CBb 22 juni 2004, ECLI:NL:CBB:2004:AQ5700, JB 2004/300. CBb 22 september 2004, ECLI:NL:CBB:2004:AR3073.

CBb van 28 november 2007, ECLI:NL:CBB:2007:BB9712, AB 2008/20.

Gerechtshoven

Gerechtshof Amsterdam 12 juni 2007, ECLI:NL:GHAMS:2007:BA8617, AB 2008/21, m.nt R. Ortlep.

Gerechtshof ’s-Gravenhage 24 augustus 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BN4316, NJ 2011/418 (Vuurwerkramp Enschede).

Rechtbanken

Rb. Arnhem 12 juni 2006, ECLI:NL:RBARN:2006:AZ2324, NTFR 2006/1787.

Rb. Noord-Holland 8 juni 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:4745, JM 2017/127, m.nt. J.H.K.C. Soer.

Rb. Gelderland 7 maart 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:953.

1963, 26/62, ECLI:EU:C:1963:1 (van Gendt&Loos); HvJ EU 15 juli 1964, 6/64, ECLI:EU:1964:66

(Costa/ENEL)

HvJ EU 5 februari 1963, 26/62, ECLI:EU:C:1963:1 (van Gendt&Loos); HvJ EU 15 juli 1964, 6/64, ECLI:EU:1964:66