• No results found

Tijdigheid van reguliere zorg

De 30-dagensterfte na ziekenhuisopname voor acuut hartinfarct of beroerte is in Nederland onge- onge-veer twee maal zo hoog als in Europese landen met de laagste 30-dagensterfte

3.5 Tijdigheid van reguliere zorg

Conclusie

Ten opzichte van 2006 is de bereikbaarheid van acute zorg stabiel gebleven. We zien dat de bereikbaar-heid van de acute zorg op een aantal punten goed scoort. Toch zijn er enkele kritische kantekeningen te maken. De norm voor aanrijtijden van ambulances wordt nog niet in 95% van de gevallen gehaald. Ten opzichte van 2006 is er wel een lichte stijging te zien. Landelijk gezien is de geografische spreiding van SEH’s goed. In de meeste gebieden liggen vaak meerdere ziekenhuizen met een afdeling spoedeisende hulpverlening. Wel zijn er nog landelijke gebieden waar in sommige gevallen maar één ziekenhuis met SEH in de buurt van de plaats van ongeval ligt. Door fusies van ziekenhuizen kan de bestaande spreiding van ziekenhuizen onder druk komen te staan waardoor ook de spoedeisende hulpverlening in de knel kan komen. Dat speelt met name in landelijke gebieden.

In 2008 bleek uit onderzoek van de IGZ dat de telefonische bereikbaarheid voor spoedoproepen van huisartsenpraktijken sterk verbeterd moet worden om aan de voorwaarden van verantwoorde zorg te voldoen.

In deze Zorgbalans stellen we de tijdigheid van de zorg allereerst vast met enquêtegegevens onder burgers. Deze gegevens geven inzicht in hoe de mensen het wachten op zorg ervaren.

Daarnaast worden registratiegegevens gepresenteerd over wachtlijsten en wachttijden voor de GGZ, ziekenhuiszorg en langdurige zorg.

Voor de beoordeling van de registratiegegevens vormen de Treeknormen een belangrijke graadmeter. In het Treek-overleg is in januari 2000 overeenstemming bereikt over streefnormen en maximale wachttij-den voor niet-acute zorg (ZN, 2000). Een tweede belangrijke graadmeter vormt de omvang van de problematische wachtlijsten. Deze wordt door gebrek aan gegevens in andere sectoren alleen beschreven voor de langdurige zorg. Bij de wachttijden in de ziekenhuiszorg wordt het wachten op orgaandonoren extra uitgelicht.

Indicatoren

• Percentage burgers dat van mening is dat de wachttijden in de zorg kort dan wel lang zijn

• Telefonische bereikbaarheid van huisartsen

• Aantal mensen dat wacht op geestelijke gezondheidszorg naar soort (de omvang van de wachtlijst)

• Aantal ziekenhuizen met wachttijden langer dan de Treeknorm

• Aantal problematisch wachtenden in de langdurige zorg

• Aantal mensen dat wacht op een donororgaan

De stand van zaken

Voor 22,3% van de mensen die zorg ontvangen, vormt het wachten op zorg een probleem

Ongeveer 22,3% van de mensen die zorg ontvangen geeft in het Jaarrapport Klantervaringen in de zorg 2008 aan, het wachten op zorg als een probleem te ervaren. Hierbij kan nog onderscheid gemaakt worden in het ervaren als een klein probleem en het ervaren als een groot probleem. Op de vraag in hoeverre het een probleem is geweest om te wachten op verzorging, het onderzoek of een behandeling geeft 4,4% van de ondervraagden aan dat zij het wachten als een groot probleem ervaren. Bijna 18%

geeft aan het wachten op zorg als een klein probleem te ervaren. Voor ruim drie kwart van de onder-vraagden vormt het wachten op zorg geen probleem (CKZ / NIVEL, 2010).

In huisartsenpraktijken wordt 48% van de telefonische oproepen niet binnen twee minuten beantwoord

In 2008 heeft de IGZ in samenwerking met de NPCF de telefonische bereikbaarheid van huisartsenprak-tijken tijdens kantooruren onderzocht. In dit onderzoek is voor gewone oproepen de norm gehanteerd dat de telefoon binnen twee minuten door een persoon beantwoord moet zijn (IGZ, 2008b). Bij 48% van de oproepen bleek deze norm van twee minuten niet te worden gehaald. Op maandagochtend is tegen de verwachting in de bereikbaarheid het best. De telefonische bereikbaarheid van huisartsenpraktijken in de minder stedelijke gebieden is beter dan de in de stedelijke gebieden. Er blijkt minder verschil te zijn tussen de verschillende praktijkvormen, al scoren de groepspraktijken iets beter dan de duo- en solo-praktijken. Er is nog geen goed onderbouwde analyse gemaakt van de oorzaken van de slechte telefoni-sche bereikbaarheid. De slechte telefonitelefoni-sche bereikbaarheid kan veroorzaakt worden door de bezettings-problemen van de doktersassistent, maar ook door andere organisatievraagstukken en beperkte

toepassing van technische hulpmiddelen. Huisartsen dienen binnen een jaar na uitkomst van het onderzoek hun telefonische bereikbaarheid op orde te hebben. De IGZ en de NPCF zullen in 2010 het onderzoek herhalen (IGZ, 2008b). In het onderzoek van de IGZ is niet onderzocht hoe de patiënten de telefonische bereikbaarheid ervaren. Wanneer de patiënten langer dan twee minuten moeten wachten wil dit nog niet zeggen dat zij de telefonische bereikbaarheid als slecht ervaren. In paragraaf 3.6 wordt verder ingegaan op de ervaring van de patiënt.

Het aantal wachtenden in de geestelijke gezondheidszorg nam in 2008-2009 toe met 7%

Het aantal wachtenden op aanmelding, beoordeling of behandeling in de jeugd-, volwassenen- en ouderen-GGZ is in de periode 2008-2009 met 6.400 personen toegenomen. Het aantal wachtenden op 1 januari 2009 was daarmee 7% hoger dan op 1 januari 2008. Dit is een stijging die redelijk in de pas loopt met de toename van het aantal cliënten (4%).

Hoewel het aantal wachtenden op GGZ-zorg de afgelopen jaren sterk is gestegen, is de gemiddelde wachttijd van degenen die zorg krijgen in de periode 2007-2009 minder sterk toegenomen (GGZ Nederland, 2009b). Tabel 3.5.1 laat ook zien dat het aantal wachtenden in 2009 minder sterk is gestegen dan in 2008.

Drie kwart van de volwassenen en ouderen die gedurende 2008 in behandeling zijn genomen, hebben de wachtfasen doorlopen binnen de gestelde tijd. De wachttijd tot behandeling is met zes weken het hoogst; 25-33% heeft op het moment dat de volgende fase in de zorg start, op basis van de werkelijke wachttijden langer gewacht dan de Treeknorm (zie tabel 3.5.1). Het is onbekend hoe de wachttijden in de drie fasen voor cliënten bij elkaar optellen.

Tabel 3.5.1: Wachtlijstgegevens GGZ, peildatum 1 januari, 2006-2009

2006 2007 2008 2009 Verandering 2008-2009

Aantal wachtenden

• aanmeldingsfase - 26.000 40.400 38.600 - 5%

• beoordelingsfase - 32.100 31.300 42.000 + 25%

• behandelingsfase - 20.100 20.500 18.000 - 13%

Totaal - 78.200 92.200 98.600 + 7%

Werkelijke wachttijd van degenen die uiteindelijk zijn behandeld in het betreffende jaar (in weken)

• aanmeldingsfase 3 3 3

-• beoordelingsfase 4 4 5

-• behandelingsfase 4 6 6

-Percentage cliënten dat langer wacht dan de Treeknorm op basis van werkelijke wachttijden

• aanmeldingsfase - - 28

-• beoordelingsfase - - 33

-• behandelingsfase - - 25

-(Bron: GGZ Nederland, 2009b)

Een kwart van de ziekenhuisafdelingen geeft aan dat de wachttijd voor de polikliniek de Treeknorm overschrijdt

Voor het bepalen van de tijdigheid van ziekenhuiszorg maken we gebruik van de registratiegegevens van de ziekenhuizen. Iedere ziekenhuislocatie is per 1 januari 2009 volgens de Regeling verplichte publicatie wachttijden somatische zorg van de NZa verplicht om maandelijks haar wachttijden op haar website te publiceren. De wachttijden over 2005, 2006 en 2007 zijn gebaseerd op de Regeling verplichte aanlevering minimale dataset somatische zorg (MDS) van de NZa. De belangrijkste verandering ten opzichte van voorgaande jaren is dat er geen onderscheid meer wordt gemaakt in wachttijden voor meerdaagse opname en dagbehandeling. Er is nu één wachttijd voor behandeling. Daarnaast is de wachttijd diagnos-tiek toegevoegd.

Op 1 december 2009 gaf 27,5% van de ziekenhuisafdelingen (specialismen) aan dat patiënten voor een bezoek aan de polikliniek rekening moeten houden met een langere wachttijd dan de Treeknorm. Dit is een afname van drie procentpunten ten opzichte van 2005 (zie tabel 3.5.2). Het is niet duidelijk of deze afname het gevolg is van een daadwerkelijke afname van de wachttijden of van definitie- en registratiewijzigingen.

Tabel 3.5.2: Percentage ziekenhuisafdelingen waarbij de verwachte wachttijden boven de Treeknorm uitkomen, 2005-2007

2005 2006 2007

Polikliniek 27,1 21,2 22,1

Kliniek 19,6 16,6 18,5

Dagverpleging 17,2 22,3 14,8

(Bron: DIS, 2005-2007)

Evenals in eerdere jaren bestaan er op de peildatum van 1 januari 2009 nog grote verschillen tussen specialismen in de overschrijding van de Treeknorm. Zo blijkt dat in meer dan 60% van de poliklinieken gastro-enterologie de wachttijd boven de Treeknorm uitkomt tegenover bijvoorbeeld 7,6% bij de longpoliklinieken. Uit de monitor van de NZa blijkt dat de meeste specialismen in het jaar 2009 een daling laten zien (zie figuur 3.5.1). Opvallend zijn de wachttijden voor dermatologie en orthopedie. Deze komen in 2009 boven de Treeknorm uit. Reumatologie, maag-, darm- en leverziekten en oogheelkunde laten een daling zien van de wachttijden, maar bevinden zich nog boven de Treeknorm (NZa, 2010a).

Figuur 3.5.1: Ontwikkeling wachttijden voor polikliniek, 2006-2009

0 1 2 3 4 5 6 7 8

Reumatologie Maag-, darm- en leverziekten Allergologie Oogheelkunde Revalidatiegeneeskunde Anaesthesie Neurochirurgie Kaakchirurgie Plastische chirurgie Dermatologie Orthopedie Neurologie Geriatrie Psychiatrie Interne geneeskunde Cardiologie Urologie Gynaecologie / Verloskunde Kindergeneeskunde Longgeneeskunde KNO Thoraxchirurgie Heelkunde Oncologie Radiologie

weken

2006 2007 2008 2009

(Bron: NZa, 2010a)

Voor behandeling en diagnostiek werd op 1 december 2009 de Treeknorm in respectievelijk 18,7% en 14,8% van de ziekenhuisafdelingen overschreden. Het is niet goed mogelijk iets te zeggen over de ontwikkeling van deze algemene wachttijd voor behandeling en diagnostiek ten opzichte van 2007 en eerdere jaren vanwege de veranderingen in de registratie. Wel is bekend dat in 2009 de wachttijden van de veel voorkomende behandelingen spataders, liesbreuk, hernia en staar onder de Treeknorm liggen, en die voor borstreconstructie, knieprothese en heupprothese nog ruim daarboven (NZa, 2010a). Daarnaast blijkt uit de monitor van de NZa dat ten opzichte van 2006 de wachttijden (na correcties om de vergelijk-baarheid met voorgaande jaren zo goed mogelijk te benaderen) voor bijna alle behandelingen uit de minimale dataset somatische zorg zijn afgenomen (zie figuur 3.5.2). De wachttijd diagnostiek is in alle type instellingen, in 2009 ten opzichte van 2008 afgenomen. Alleen de wachttijd voor gastroscopie laat in de algemene ziekenhuizen een stijging zien. Verder valt op dat vooral de UMC’s een grote afname in de wachttijden hebben gerealiseerd (NZa, 2010a).

Figuur 3.5.2: Ontwikkeling wachttijden voor behandeling, 2006-2009

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18

Borstverkleining Buikwandcorrectie Borstconstructie Knieprothese Heupprothese Borstverkleining Ziekte van Dupuytren - Plastische chirurgie Staar Neustussenschot correctie Spataderen - Heelkunde Carpaal tunnel syndroom - Plastische chirurgie Kijkoperatie knie Hernia (Orthopedie) Baarmoeder verwijderen Prostaatkanker Rughernia Liesbreuk Carpaal tunnel syndroom - Neurochirurgie Keel- en neusamandelen Galblaasverwijdering Sterilisatie man - Urologie Sterilisatie vrouw - Gynaecologie Open hartoperatie Carpaal tunnel syndroom - Orthopedie Trommelvliesbuisje Carpaal tunnel syndroom - Heelkunde Dotteren Sterilisatie man - Heelkunde Pijnbestrijding

2006 2007 2008 2009

weken

(Bron: NZa, 2010a)

Wanneer we naar de wachttijdontwikkeling in het jaar 2009 kijken, dan zien we dat de wachttijden voor polikliniek zijn toegenomen (zie tabel 3.5.3). Op 1 januari 2009 bedroeg de overschrijding van de Treeknorm voor polikliniek 24,1%. Op 1 december 2009 was dat 27,5%. De overschrijding van de Treeknorm voor behandeling en diagnostiek is daarentegen afgenomen.

Tabel 3.5.3: Percentage ziekenhuisafdelingen waarbij de verwachte wachttijden boven de Treeknorm uitkomen, 2009

jan 2009 juli 2009 dec 2009

Polikliniek 24,1 25,5 27,5

Behandeling 23,6 23,7 18,7

Diagnostiek 20,4 21,1 14,8

(Bron: MediQuest, 2009; databewerking RIVM)

De problematische wachtlijst in de langdurige zorg bedroeg begin 2008 naar schatting 4.475 personen

Onder problematisch wachtenden in de langdurige zorg worden wachtenden verstaan voor wie bemid-deling door het zorgkantoor moet plaatsvinden en voor wie niet binnen redelijke termijn passende zorg is te realiseren. In de periode 2007-2008 is het aantal problematisch wachtenden ongeveer gelijk gebleven maar er is wel een verschuiving per probleemcategorie zichtbaar. In bijna alle situaties gaat het om cliënten met meervoudige problematiek en/of specifieke cliëntengroepen. Voor verpleging en verzorging bestaat de belangrijkste groep problematisch wachtenden volgens de zorgkantoren uit psychogeriatrische cliënten die wachten op een plaats in een verpleeghuis en uit jonge, lichtverstandelijk gehandicapten al dan niet met gedragsproblemen. Het aantal wachtende psychogeriatrische cliënten is in 2008 ten opzichte van 2007 gedaald van 2.750 naar 1.600 (zie tabel 3.5.4). Voor de jonge, lichtverstandelijk gehandicapten neemt de vraag sneller toe dan het aanbod, dit geldt vooral voor de gesloten

voorzieningen.

Tabel 3.5.4: Aantal problematisch wachtenden in de langdurige zorg, peildatum 1 januari, 2007-2008

Categorie 1-1-2007 1-1-2008

Psychogeriatrische cliënten 2.750 1.600

Lichtverstandelijk gehandicapten jeugd (met gedragsproblemen) 1.100 2.125

Ouderen met bijzondere zorgvraag 750 750

Totaal 4.600 4.475

(Bron: HHM, 2009)

Het aantal wachtenden op een donororgaan is sinds 2004 afgenomen

Sinds 2004 is het aantal wachtenden op een donororgaan afgenomen. Op 31 december 2004 wachtten 1.443 mensen op een donororgaan, op 31 december 2009 waren dat er 1.288. Wanneer onderscheid wordt gemaakt naar orgaan, blijkt dat het aantal patiënten dat wacht op een long tussen 2004 en 2009 is gestegen van 79 naar 183 en dat het aantal wachtenden op een nier is afgenomen van 1.166 naar 926.

Ook het aantal wachtenden op een leverdonatie is substantieel gedaald van 151 wachtenden naar 107 (zie tabel 3.5.5).

Tabel 3.5.5: Aantal patiënten dat wacht op orgaandonatie, naar orgaan, per 31 december, 2004-2009

2004 2005 2006 2007 2008 2009

Niera 1.166 1.088 1.084 937 952 926

Lever 151 162 157 131 117 107

Hartb 45 54 46 47 54 60

Longen 79 108 141 158 177 183

Totaal 1.443 1.425 1.440 1.284 1.316 1.288

(Bron: NTS, 2008-2009)

a Inclusief nier met pancreas en nier met lever

b Inclusief hart met long

De gemiddelde wachtduur (registratieduur op de wachtlijst) in dagen varieerde in 2009 sterk naar orgaan. Zo is de gemiddelde registratieduur voor een niertransplantatie het langst met 1.150 dagen (3,2 jaar). Voor levertransplantatie is de registratieduur het kortst met 266 dagen. Ten opzichte van 2004 is de periode dat mensen wachten op een niertransplantatie van alleen nier afgenomen. De registratieduur van de andere organen is ten opzichte van 2004 toegenomen (zie tabel 3.5.6).

Tabel 3.5.6: Registratieduur in dagen van met postmortale organen getransplanteerde patiënten, 2004-2008

2004 2005 2006 2007 2008

Alleen nier 1.291 1.171 1.235 1.166 1.150

Alleen hart 214 361 337 263 325

Alleen long 332 356 449 570 410

Alleen lever 262 336 329 308 266

(Bron: NTS, 2009)

In 2009 lag het aantal geëffectueerde postmortale donoren met 215 nog 14% onder het streven van 250 in 2008 (Rijksbegroting, 2007). In 2008 was dit nog 20% (zie tabel 3.5.7). Geëffectueerde donoren betreffen bij orgaandonoren die donoren van wie minimaal één orgaan is getransplanteerd en bij weefseldonoren donoren van wie minimaal één orgaan is uitgenomen met als doel transplantatie.

Gezien de aantallen per jaar vanaf 2002 lijkt 2007 met 257 donoren een positieve uitzondering geweest te zijn.

Tabel 3.5.7: Geëffectueerde postmortale donoren, 2002-2009

2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

Orgaandonoren 202 223 228 217 200 257 201 215

Toe- of afname - +10,4% +2,2% -4,8% -7,8% +28,5% -21,8% +7%

(Bron: NTS, 2009)

In vergelijking met andere Europese landen (die participeren in Eurotransplant) ligt het aantal Nederlandse geëffectueerde postmortale donoren per miljoen inwoners in 2008 met 12,3 onder het gemiddelde van 15,6 (zie figuur 3.5.3). Oostenrijk en België hebben in de periode 2000-2008 het hoogste aantal geëffectueerde postmortale donoren per miljoen inwoners. Het lage aantal verkeersdoden in Nederland is hiervan één van de oorzaken (Westert en Verkleij, 2006). Nederland behoort samen met Zweden en het Verenigd Koninkrijk tot de top van verkeersveilige landen in de EU-27 (WHO-HFA, 2009).

Dit heeft wel tot gevolg dat het aantal beschikbare orgaandonoren lager is.

Figuur 3.5.3: Geëffectueerde postmortale donoren, per miljoen inwoners, per land, 2000–2008

10 15 20 25 30

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

Nederland Oostenrijk België Duitsland Slovenië Gemiddeld

Aantal per miljoen inwoners

(Bron: Eurotransplant, 2001-2009)

Conclusie

Het wachten op reguliere zorg laat de laatste jaren niet veel verandering zien. In sommige sectoren is sprake van een lichte verbetering, in andere van een lichte verslechtering. Ruim 22% ervaart het wachten op zorg als een probleem. De gepresenteerde indicatoren geven geen totaal overzicht van knelpunten, maar wel enkele signalen. Het aantal wachtenden in de GGZ is sterk toegenomen. De belangrijkste groep problematisch wachtenden bestaat uit dementerenden die wachten op een plaats in een verpleeghuis en jonge, lichtverstandelijk gehandicapten.

De meeste wachtlijst- en wachttijdgegevens in de reguliere zorg zijn nog niet helemaal op orde. Er vindt wel een verbeterslag plaats. Zo is iedere ziekenhuislocatie per 1 september 2008 volgens de Nadere Regel Minimale Dataset van de NZa verplicht om maandelijks haar wachttijden volgens de definitie te publice-ren op haar website. In de vernieuwde registratie dienen de wachttijden actueel te zijn en mogen niet langer retrospectief zijn. Door de verandering in de registratie van de wachttijden is het niet goed mogelijk om iets te zeggen over de ontwikkeling van de algemene wachttijd polikliniek, behandeling en diagnostiek die voor deze Zorgbalans zijn berekend. Uit de monitor van de NZa blijkt wel dat de meeste specialismen in het jaar 2009 een daling van de wachttijd laten zien en dat de wachttijd voor bijna alle veelvoorkomende behandelingen is afgenomen.