• No results found

De 30-dagensterfte na ziekenhuisopname voor acuut hartinfarct of beroerte is in Nederland onge- onge-veer twee maal zo hoog als in Europese landen met de laagste 30-dagensterfte

3.7 Personeelsaanbod

Om de betalingsonmacht van mensen zonder wettige verblijfsstatus op te vangen is in 1998 de Koppelingswet ingevoerd. Deze voorziet in de financiering van geleverde zorg aan mensen zonder wettige verblijfsstatus. Echter met de invoering van de Zvw in 2006 is de financiële drempel voor deze categorie weer verhoogd. Per 1 januari 2009 is er daarom een wijziging in de Zvw doorgevoerd. In hoeverre dit heeft geleid tot een betere toegankelijkheid van de zorg voor mensen zonder wettige verblijfsstatus is momenteel nog niet duidelijk (Veenema et al., 2009).

Conclusie

De afstemming van de zorg op de behoefte van de cliënt is over het algemeen goed. Ook de bejegening door de gezondheidszorg is goed. Echter, op specifieke elementen wordt lager gescoord. Vooral de telefonische bereikbaarheid van huisartsenpraktijken tijdens kantooruren wordt door een aanzienlijke groep als problematisch ervaren. Lager opgeleiden gebruiken niet minder zorg dan hoger opgeleiden. We zien echter wel meer heropnames en een langere ligduur bij niet-westerse allochtonen in ziekenhuizen.

Dit kan wijzen op een probleem met de afstemming tussen cliënt en zorgverlener en daarmee op een probleem met de toegankelijkheid van de zorg voor allochtonen. Het verdient aanbeveling om goed te analyseren of deze verschillen duiden op een mindere toegankelijkheid van de zorg voor allochtonen of dat deze juist een aanwijzing zijn voor aanpassing van de zorg aan de doelgroep.

Bij dak- en thuislozen gaat het voor wat betreft de toegankelijkheid van de gezondheidszorg vooral om subjectieve drempels waarbij de vertrouwensband tussen cliënt en zorgverlener een belangrijke rol speelt. Voor mensen zonder wettige verblijfsstatus is de toegankelijkheid van de eerstelijnszorg de afgelopen tien jaar verbeterd. Er zijn echter nog steeds weinig huisartsen bekend met speciale vergoe-dingsregelingen. De toegankelijkheid van de tweede lijn is voor deze groep nog zorgelijk.

Hoe we beschikbaarheid van personeel vaststellen

De beschikbaarheid van personeel is een belangrijke voorwaarde om goede zorg te kunnen bieden.

Tekorten kunnen leiden tot problemen in kwaliteit en toegankelijkheid. Er kunnen bijvoorbeeld langere wachttijden ontstaan of zorgverleners hebben te weinig tijd beschikbaar om goede zorg te kunnen leveren.

De werkgelegenheid in de zorgsector zal ook de komende jaren groeien. Op langere termijn zal het relatieve beslag op de arbeidsmarkt steeds groter worden. Dit wordt niet alleen veroorzaakt door een groei van de sector, maar ook doordat de arbeidsmarkt zich volgens het CPB vanaf 2012 zal stabiliseren en vanaf 2019 zelfs zal gaan krimpen (Van der Windt et al., 2009a). Vergeleken met de totale economie loopt de arbeidsproductiviteit in de zorgsector achter (Boer en Croon, 2009). Dat wordt vooral veroor-zaakt door de aard van het werk. Vergeleken met andere sectoren is gezondheidszorg een arbeidsinten-sieve ‘bedrijfstak’ waarbij het moeilijk is om arbeidsprocessen te mechaniseren of te automatiseren. Dit zal naar verwachting leiden tot een toename van het percentage werkenden in de zorgsector (zie hiervoor ook hoofdstuk 4).

Er zijn verschillende ‘perspectieven’ waar vanuit gekeken kan worden naar de beschikbaarheid van personeel. Deze kunnen globaal in drie groepen worden verdeeld:

• Macroniveau-arbeidsmarktindicatoren, zoals aantal vacatures, verloop en verzuim, maar ook de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit. Deze gegevens zeggen iets over de ontwikkeling in de feitelijke beschikbaarheid van personeel. Deze cijfers hebben een sterk objectief karakter, maar zeggen op zichzelf weinig over de mate waarin er tekorten worden ervaren;

• Het gebruikersperspectief; de mate waarin zorggebruikers een tekort ervaren aan personeel;

• Het perspectief van de werkgever; de mate waarin het werkgevers lukt om aan voldoende personeel te komen om goede zorg te kunnen leveren.

Uiteraard is een samenhang te verwachten tussen deze perspectieven, maar ze vullen elkaar ook in belangrijke mate aan.

Indicatoren

• Aantal vacatures per 1.000 banen in de gezondheidszorg

• Percentage vacatures dat moeilijk vervulbaar is

• Percentage werknemers in verpleging en verzorging dat de zorg verlaat (nettoverloop)

• Percentage verzuimde arbeidsuren (arbeidsverzuim)

• Percentage zorggebruikers dat vindt dat er voldoende personeel beschikbaar is tijdens verblijf in het ziekenhuis of verpleeghuis

• Aantal artsen en verpleegkundigen per 1.000 inwoners

De stand van zaken

Het aantal vacatures per 1.000 banen in de gezondheidszorg vertoont een dalende trend Het aantal vacatures per 1.000 banen (de vacaturegraad) vertoont een cyclisch verloop waarbij de gezondheidszorg iets achter lijkt te lopen op de gehele arbeidsmarkt. In 2007 is een daling van het totaal aantal vacatures ingezet. In de gezondheidszorg is deze daling pas in 2008 begonnen. Zowel Nederland totaal als de zorgsector specifiek vertoont in 2009 een stevige daling van het aantal vacatures. Voor Nederland als geheel is dit de grootste daling sinds 1997 (10,5 procentpunten). Voor de zorgsector is alleen in 2003 een grotere daling geweest. Een daling van de vacaturegraad wijst op een minder gespan-nen arbeidsmarkt; er zijn weer makkelijker mensen te vinden voor de beschikbare bagespan-nen.

In de regel is de vacaturegraad in de zorgsector lager dan voor de gehele arbeidsmarkt. Alleen in de periode 2002-2003, bij een dalende vacaturegraad, liepen de beide curves parallel. Het is nog niet duidelijk hoe dit zich in 2010 zal ontwikkelen.

Figuur 3.7.1: Vacatures in de sector gezondheidszorg en in alle sectoren samen, 1997-2009

Aantal per 1.000 banen

0 5 10 15 20 25 30 35

1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009*

Vacaturegraad totaal Vacaturegraad gezondheidszorg en welzijnszorg

(Bron: CBS Kwartaalenquête vacatures, 2009)

* cijfers van het eerste halfjaar

Het percentage moeilijk vervulbare vacatures neemt gestaag toe

Het aandeel moeilijk vervulbare vacatures is de laatste jaren weer aan het stijgen. Ondanks een daling van de vacaturegraad (zie boven) blijft het aandeel moeilijk vervulbare vacatures stijgen. Dit impliceert dat er vraag blijft bestaan naar personeel met specifieke kwalificaties ondanks een teruglopende arbeidsmarkt. De curve van moeilijk vervulbare vacatures in de gezondheids- en welzijnszorg volgt grosso modo de curve van de totale arbeidsmarkt.

Figuur 3.7.2: Moeilijk vervulbare vacatures als percentage van het totaal aantal vacatures in de gezondheids- en welzijnszorg en in alle sectoren samen, 2000-2008

percentage

0 10 20 30 40 50 60

2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

Totale arbeidsmarkt Gezondheidszorg en welzijnszorg

(Bron: CBS Statline, 2009i)

Tussen 3% en 7,2% van de werknemers in de gezondheidszorg verliet de sector; deze cijfers vertonen een licht dalende trend

Het nettoverloop is het aantal werknemers uit een branche dat gedurende een jaar de sector verlaat als aandeel van het totaal aantal werknemers in die branche (Van der Windt et al., 2009b). In 2008 bedroeg het nettoverloop, afhankelijk van de deelsector, tussen de 3% en 7,2%. In de thuiszorg is het verloop het grootst en in de ziekenhuizen en de GGZ het kleinst.

Deze daling kan mogelijk worden verklaard door een krimpende economie. Door een kleiner aanbod van vacatures in andere sectoren van de arbeidsmarkt, daalt ook het nettoverloop. Deze verklaring moet echter met enige voorzichtigheid worden omkleed. In 2007 daalde namelijk ook het nettoverloop terwijl de economie toen nog geen dalende trend vertoonde.

Figuur 3.7.3: Nettoverloop van verpleegkundigen en verzorgenden en sociaal-pedagogisch personeel in de zorg, 2001-2008

0 2 4 6 8 10 12

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

percentage

Ziekenhuizen Geestelijke gezondheidszorg Gehandicaptenzorg

Verpleeg- en verzorgingshuizen Thuiszorg

(Bron: Van der Windt et al., 2009b; Van Essen et al., 2006)

Het percentage verzuimde arbeidsuren in de gezondheidszorg is redelijk stabiel sinds 2006 Voor het eerst sinds het jaar 2000 is in het 3e en in het 4e kwartaal van 2007 een structurele stijging te zien van het ziekteverzuim in de gezondheidszorg. De stijging werd voornamelijk veroorzaakt door het langdurig verzuim. De meldingsfrequentie is in het 4e kwartaal van 2007 eveneens voor het eerst gestegen (Vernet, 2008). In 2008 stabiliseerden de verzuimcijfers weer in de zorgsector. In de verpleging en verzorging en de thuiszorg stegen de verzuimcijfers 0,1% ten opzichte van 2007. In de gehandicapten-zorg en de ziekenhuissector daarentegen, daalden de verzuimcijfers met 0,1%. In deze laatste sector is het verzuimcijfer het laagst met 4,2%. Het verzuimcijfer voor de hele sector is 5%. De thuiszorg heeft het hoogste verzuim met 6,4%.

Figuur 3.7.4: Arbeidsverzuim in de gezondheidszorgsector, 2002-2008

3 4 5 6 7 8 9

2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

percentage

Totaal Algemene ziekenhuizen Gehandicaptenzorg

Geestelijke gezondheidszorg Thuiszorg Verpleeg- en verzorgingshuizen

(Bron: Vernet, 2008)

De ervaringen met beschikbaarheid van personeel zijn beter in de thuiszorg dan in de verpleging en verzorging

Vanuit het gebruikersperspectief is de ervaren beschikbaarheid van personeel een belangrijke indicator.

Tabel 3.7.1 geeft een overzicht van de ervaringen. Hierbij is een uitsplitsing gemaakt naar bewoners van een verpleeg- of verzorgingshuis, naar thuiszorgcliënten en naar vertegenwoordigers van psychogeriatri-sche cliënten.

Tabel 3.7.1: Ervaren beschikbaarheid van personeel in de sector verpleging, verzorging en thuiszorg, 2007-2008

Sector Gemiddelde score 2007 Gemiddelde score 2008

Bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen

2,94 2,98

Thuiszorg cliënten 3,31 3,29

Vertegenwoordigers van psychogeriatrische cliënten

2,99 2,99

(Bron: CKZ / NIVEL, 2010)

1=nooit, 2=soms, 3=meestal en 4=altijd goede ervaringen

Thuiszorgcliënten zijn over het algemeen wat positiever over de beschikbaarheid van personeel dan bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen en vertegenwoordigers van psychogeriatrische patiënten.

De ervaringen van bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen is iets verbeterd sinds de laatste meting, maar is nog steeds niet hoog.

De spreiding in de antwoorden is niet groot. Dit wordt geïllustreerd in tabel 3.7.2. Deze geeft een overzicht van de gemiddelde scores van de 25% ondervraagden die het meest negatief waren, van de totale groep en van de 25% mensen die het meest positief waren in 2008.

Tabel 3.7.2: Meest negatieve, meest positieve en gemiddelde ervaringen met beschikbaarheid van personeel in de sector verpleging, verzorging en thuiszorg, 2008

Sector Meest negatieve scores

(25%)

Gemiddelde score Meest positieve score (25%)

Bewoners van verpleeghuizen en verzorgingshuizen

2,78 2,98 3,19

Thuiszorgcliënten 3,17 3,29 3,43

Vertegenwoordigers van psychogeriatrische cliënten

2,86 2,99 3,17

(Bron: CKZ / NIVEL, 2010)

1=nooit, 2=soms, 3=meestal en 4=altijd goede ervaringen

Vergeleken met andere landen heeft Nederland een gemiddeld aantal artsen en verpleegkundigen In 2007 waren in Nederland per 1.000 inwoners 3,9 BIG-geregistreerde artsen en 8,7 werkzame verpleeg-kundigen. Hoeveel van de artsen ook daadwerkelijk hun beroep uitoefenen is niet bekend. Het aantal geregistreerde artsen varieert van bijna 2,4 per 1.000 inwoners in Canada tot meer dan 6,6 per 1.000 in Italië. Het aantal werkzame verpleegkundigen is juist in Italië het laagst (ruim 7 per 1.000) en is het hoogst in Ierland met 15,5 per 1.000 inwoners. Nederland ligt voor beide beroepsgroepen in de middenmoot.

De cijfers van de werkzame verpleegkundigen zijn niet vergelijkbaar met de gegevens uit de vorige Zorgbalans omdat de beschikbare bron geen gegevens meer over geregistreerde verpleegkundigen rapporteert, maar alleen over werkzame verpleegkundigen.

Figuur 3.7.5: Aantal geregistreerde artsen en verpleegkundigen per 1.000 inwoners, 2007

0 2 4 6 8 10 12 14 16

Italië Oostenrijk Spanje Frankrijk Nederland Canada Nieuw Zeeland Duitsland Verenigde Staten Zweden België Ierland

aantal per 1.000 inwoners Verpleegkundigen Geregistreerde artsen

(Bron: OECD Health Data, 2009; databewerking RIVM)

Geregistreerde artsen in Frankrijk uit 2005 en verpleegkundigen in België en Zweden uit 2005

Conclusie

Het aantal vacatures in de zorg daalt. Anders dan in andere arbeidsmarktsectoren, mag aangenomen worden dat de vraag naar zorg niet zal dalen bij een stagnerende economie. Uit een daling van het aantal vacatures mag daarmee geconcludeerd worden dat de vraag naar personeel in de zorg verder wordt ingevuld. Dat kan ook verklaren waarom de daling van het aantal vacatures in de zorgsector wat later intreedt dan de daling in de hele economie. Het aantal mensen dat de gezondheidszorg verlaat, daalt terwijl het percentage moeilijk vervulbare vacatures blijft stijgen. Kennelijk is bepaalde expertise niet zonder meer voorhanden, ook niet in een niet overspannen arbeidsmarkt. Het ziekteverzuim in de zorgsector is na jaren van daling gestabiliseerd. In de thuiszorg overtreft het verzuim en het verloop ruimschoots de andere deelsectoren.

Tegenover deze tamelijk abstracte indicatoren staat de ervaring van tekorten. 89% van de mensen heeft geen problemen ervaren met het vinden van een huisarts (zie daarvoor paragraaf 3.8). Cliënten in de verpleging, verzorging en thuiszorg hebben gemiddeld genomen redelijke ervaringen met betrekking tot de beschikbaarheid van het personeel. Een uitgebreider beeld over deze sector is te vinden in paragraaf 2.4. Vraaggerichtheid komt uitgebreid aan de orde in paragraaf 2.6. Vergeleken met andere Europese landen zien we dat het aantal verpleegkundigen en artsen in Nederland gemiddeld is.