• No results found

3. PERSOONLIJKE VERANDERING

3.2 Theoretische perspectieven

De bedevaart naar Mekka kan nauw samenhangen met veranderingen in het persoonlijk leven, zoals de vorige paragraaf aantoont. In deze paragraaf komt een tweetal theoretische lenzen op het transformatief potentieel van de bedevaart aan bod, alsmede de ideeën over verandering die in de bedevaart zelf verankerd liggen. Hamza’s verhaal zal hierbij dienen als voorbeeld en referentiepunt.

3.2.1 Een schone lei

De gedachte dat de bedevaart een verandering voortbrengt, is van zichzelf expliciet aanwezig in algemeen gedeelde ideeën over de hadj. Veel informanten refereerden aan de mogelijkheid dat een correct uitgevoerde hadj vergeving van zonden voortbrengt. Sadullah (21, Gülenist): “Als je op hadj bent gegaan en de rituelen hebt vervuld op de juiste manier, dan ben je helemaal schoon, helemaal rein”. Andere geïnterviewden onderschrijven dit idee in licht variërende bewoordingen. Zo stelt Olivier (30): “Al je zonden worden gereset, dus je begint met een schone lei”.

42

Over het effect van de oemra op iemands zonden, lijkt onder de geïnterviewden geen unanimiteit te bestaan. “De oemra vergeeft jouw kleinere zondes en de hadj jouw grotere zondes”, zegt Ibrahim (24, Marokkaans-Nederlands). Jihad (25, Turks) denk hier anders over: “Ik denk niet dat je er schoon van kunt worden (…) Je kunt jezelf wel reinigen door aan bepaalde dingen te denken of bepaalde dingen te doen, maar geen enkel fysiek ding kan je schoon maken”. Door deze nadruk op de individuele handelingen en gedachten, verlegt Jihad de focus van de fysieke en rituele kant van de bedevaart naar de persoonlijke intentie van de pelgrim.

Het idee dat een correct uitgevoerde bedevaart kleine of grote zonden weg kan nemen, is een goed voorbeeld van het transformatief potentieel dat aan de bedevaart wordt toegeschreven. Dit verklaart ook waarom Hamza de bedevaart aangreep als een kantelpunt, in zijn eigen woorden, om zijn “ziel als het ware te reinigen”. Deze verschoning komt volgens Hamza echter niet zomaar:

Je moet alles losgooien, ook je emoties, om het zo puur mogelijk te maken. Vraag alles wat je wil, zo denk ik altijd, niks is te veel voor God (…) En toon berouw, meer dan dat kun je niet doen.

Het woord ‘puur’ lijkt voor Hamza een belangrijke plaats te hebben in het aanspreken van God; door zijn emoties oprecht te tonen, hoopte hij dat zijn vragen zouden worden gehonoreerd. Tegelijkertijd impliceert hij dat niemand anders dan God kan oordelen en dat het uitvoeren van de bedevaart dus geen garantie op verschoning geeft. De transformatie die Hamza zocht, lag dus niet volledig in zijn eigen handen.

Musa (25, Marokkaans) verbindt een fysieke dimensie aan de reiniging die de bedevaart volgens velen kan bewerkstelligen: “Toen ik daar aankwam was het best wel warm en op een gegeven moment stonk ik. Maar na een paar dagen stonk ik niet meer. Ook al zweette ik – ik was helemaal nat, maar je ruikt niks. Echt bijzonder!” Deze transformatie is volgens Musa te danken aan het regelmatig drinken van het heilige Zamzam-water, dat zijn lichaam van binnen reinigde. Aan de toon waarop hij dit vertelt is te horen dat deze gewaarwording heeft bijgedragen aan Musa’s magische beleving van de bedevaart.

43

De voorgaande paragraaf laat zien dat pelgrims de bedevaart meerdere vormen van ‘reiniging’ toekennen; een schone lei, een onbesmet blazoen en een gereinigd lichaam. Zulke visies kunnen behulpzaam zijn voor moslims die de bedevaart tot een ‘nieuwe start’ in hun leven willen maken.

3.2.2 Rite de passage

Het transformatief potentieel van de bedevaart naar Mekka kan nader worden begrepen vanuit theorie over rites de passage en liminaliteit.22 Hamza’s bedevaart kan worden bekeken als overgangsritueel (Van Gennep, 1977), gezien de verwachting dat hij getransformeerd terug zou komen. Hierbij is het saillant dat hij toch terugvalt in zijn oude toestand; welke rol hebben de drie fases hierin gespeeld? Tijdens de bedevaart, de liminale fase, vertelt Hamza heftige emoties te hebben doorgemaakt, terwijl hij God vroeg om een leidraad ter verandering van zijn leven. Hoewel de separatie- en incorporatiefases in het interview beide niet uitgebreid zijn besproken, is het aannemelijk dat Hamza in zijn hoofd afscheid had genomen van het straatleven. Het zou interessant zijn om te kijken hoe hij destijds (tijdelijk) terugviel in zijn oude rol; welke nieuwe status wachtte er destijds wel of niet op hem?

Inzoomend op de liminale bedevaartervaring, kan Turner’s (1973, p. 214) metafoor van de ‘drempel’ die zich tegelijk binnen en buiten de tijd bevindt helpen verklaren waarom Hamza hier om een persoonlijke transformatie kon vragen. Zijn vraag om vergiffenis en leiding stelde hij in Mekka omdat hij hier buiten zijn dagelijks leven kon treden, datzelfde leven kon beschouwen en verwerpen. Dat hij hiervoor naar Mekka ging en niet naar een willekeurig vakantieoord, geeft haar bijzondere betekenis voor moslims aan.

Naast persoonlijke transformatie zien Turner en Turner (1978, p. 30) in de bedevaart ook een mogelijkheid tot verandering in status; pelgrimage kan een besmet blazoen schoonwassen en een nieuwe status aanreiken. Met zijn bedevaart kreeg Hamza de kans om zijn imago, aangetast door criminaliteit en drugsgebruik, te vernieuwen. Dit ging wel gepaard met nieuwe verwachtingen: “Of je nou van de hadj of de oemra terugkomt: er gaan mensen op je letten, dat je niet iets verkeerds doet”. Hoewel Hamza dit niet prettig zegt te vinden, kan dergelijke sociale controle ook in het voordeel van

44

persoonlijke verandering werken, zoals Marjo Buitelaar (2018b) suggereert; vreemde ogen dwingen. De blik van buitenstaanders zit zo wellicht al ingebakken in Hamza’s woorden: “[ik wil] niet dat ik voor niks ga”.

3.2.3 Grand schemes

Andere aspecten van transformatie komen aan het licht door de theoretische lens van grand schemes.23 Het voor deze analyse belangrijkste punt dat Samuli Schielke en Liza Debevec (2012) maken, is dat mensen zich altijd laten ‘voeden’ door meerdere grand schemes, waarvan religie, maar ook ideologieën en levenswijzen deel van kunnen zijn. Het ‘aanroepen’ van deze richtinggevende systemen, die onderling in dialoog staan en soms conflicteren, geschiedt via little practices die mede zijn geïnspireerd door de leefwereld waarin zij ingebed zijn (Schielke & Debevec, 2012, p. 2).

In de periode voordat Hamza op zijn tweede oemra ging, is het conflict tussen verschillende grand schemes goed terug te zien. Door te werken en een opleiding te volgen volgde hij een grand scheme dat ‘carrière maken’ genoemd kan worden en met zijn zelfbeschrijving als “erg gelovig” is het duidelijk dat islam ook nooit uit zijn leven is geweest. Echter, Hamza verwaarloosde deze twee grand schemes; hij werd ontslagen van zijn werk, ging niet meer naar zijn lessen en liet zijn gebeden links liggen. Dit alles was te wijten aan het op de voorgrond treden van het grand scheme van het straatleven, dat weliswaar geen verheven ethische idealen of werkelijk uitzicht voor de toekomst bevat, maar wel een aantrekkelijke levenswijze voor jonge jongens als Hamza biedt, inclusief ideaalbeelden van mannelijkheid, onafhankelijkheid en rebellie tegen de gevestigde orde. Het blowen en de criminaliteit lijken de dominantie van dit grand scheme in Hamza’s leven alleen maar te hebben versterkt; hij werd er als het ware ‘ingezogen’. Zich plooien naar de regels van het geloof en de eisen van opleiding en werkgever conflicteerde met het straatleven, waardoor het Hamza niet lukte om zijn carrière na te jagen en zijn geloof uit te oefenen – terwijl hij dit wel wilde, omdat hij wist dat het straatleven op niets uit zou lopen.

De oemra betekende een ommekeer in Hamza’s leven. In Mekka vroeg hij om een leidraad vanuit zijn geloof, waarmee hij op een krachtige manier zijn toewijding aan de islam bevestigde.

45

Sinds deze bedevaart is Hamza begonnen met vijf keer per dag bidden, een little practice waardoor hij zijn connectie met het grand scheme iedere dag onderhoudt. Saba Mahmood (2001) betoogt dat dergelijke zelfdiscipline een techniek kan zijn om een vroom karakter te vormen en niet alleen een uitdrukking van zo’n karakter. In dit licht is Hamza’s praktiseren van het gebed een nadrukkelijke keuze om één grand scheme, islam, leidend te maken in zijn leven en andere op de achtergrond te plaatsen of te verbannen. Mahmood (2001) wijst erop dat het onderwerpen aan God, bijvoorbeeld door salat, geen gebrek aan agency laat zien, maar juist kan worden geduid als een techniek om actief een ‘zelf’ te vormen. In het kielzog komt ook Hamza’s carrière weer in de lift; hij werkt inmiddels als beveiliger en wordt binnen het bedrijf opgeleid. De grand schemes ‘islam’ en ‘carrière’ versterken en voeden elkaar in dit geval, aangevuld met het romantische ideaal van het huwelijk en een eigen gezin.