• No results found

3. PERSOONLIJKE VERANDERING

4.1 Nieuwe visies op de hadj

4.1.1 Kritiek op het traditionele discours

Olivier (30, Gülenist) illustreert de gegroeide toegankelijkheid van de bedevaart: “Het was altijd een aangelegenheid voor oude mensen, toen ik klein was. Het was eigenlijk raar als je als jongeling daarheen zou gaan, want het is duur”. De bedevaart, met name de hadj, was een éénmalige onderneming, waar men soms een leven lang voor spaarde. Een dergelijke investering werd in Oliviers Turks-Nederlandse kringen veel gangbaarder geacht voor ouderen. Ook Yasin (22, Gülenist) wijst op de grotere beschikbaarheid van middelen: “Er zijn nu vliegtuigen, het is veel goedkoper en het is gewoon een ander tijdperk, daarom is het wel makkelijk om te gaan”. De reis naar Mekka kon vroeger per schip en per bus lang duren, terwijl een Nederlandse pelgrim nu in luttele uren op

27 In moslim-meerderheidslanden wachten aspirant-pelgrims door het quotasysteem soms jaren op een

56

bestemming is. Daarnaast is met name de oemra goedkoper geworden voor jonge mensen; Mekka is toegankelijk voor een jonge generatie moslims.

In deze paragraaf staan echter visies op de hadj centraal. Deze bedevaart is verplicht en volgens velen verschonend, waardoor zij meer gewicht heeft dan de oemra, die door één geïnterviewde ‘een spirituele vakantie’ werd genoemd. Om deze redenen bestaan er binnen moslimgemeenschappen ook sterke denkbeelden over ‘klaar zijn’ voor de hadj – die echter niet immuun zijn voor verandering. Nu we in een “ander tijdperk” leven, waarin de hele wereld met één muisklik en één vliegticket bereikbaar is – waarom zou een jonge moslim dan niet naar de hadj gaan? Deze vraag werd traditioneel beantwoord met specifieke ideeën over levensfases en religiositeit, vertelt Olivier:

Eerst je onderwijs, dan je werk, geld verdienen. Dan krijg je kinderen, (…) je voedt ze op, je kinderen trouwen, dan krijg je kleinkinderen, en dan heb je eindelijk tijd voor jezelf en om religieus te worden en de hadj te doen. Daarom ging de mensen pas na hun 60e of 70e.

In het vorige hoofdstuk is al kritiek op dit discours aan bod gekomen, met name op het idee dat een moslim pas na de bedevaart echt werk hoeft te maken van zijn of haar geloof.28 Hier is de link tussen dit idee en het moment van de bedevaart in iemands leven van belang; de hadj werd gezien als startsein voor een laatste, vroom hoofdstuk in het leven van een moslim, niet als een mogelijk onderdeel van een druk werkend en opvoedend leven. Dit heeft tevens te maken met strategische gedachten over zondigheid en verschoning, legt Musa (25, Marokkaans) uit:

In onze cultuur waren het dus meestal de oudjes die daarnaartoe gingen, omdat je dan de gekste dingen in je leven hebt gehad. Dan ging je naar hadj, kwam je terug en dan was het alleen maar: huis, bidden, huis, bidden, huis, bidden.

De “gekke dingen” waar Musa het over heeft, zouden best kunnen horen bij de experimenten van de adolescentie en emerging adulthood. De periode die hierop volgt, staat traditioneel namelijk in het teken van ‘rustig worden’ (Gemert, 2007) en het onderhouden en opvoeden van een gezin. Na het

57

pensioen kan een pelgrim dan in één klap verschoning vragen voor alle zonden die hij of zij heeft begaan, zodat de vrome weg naar het paradijs niet lang meer is.

Olivier en Musa uiten beide kritiek op het idee dat de hadj iets voor ouderen is. Olivier ziet om zich heen dat men anders is gaan kijken naar religiositeit en leeftijd: “Nu zien mensen wel degelijk in, denk ik: hadji of niet-hadji, de richtlijnen binnen de islam gelden voor iedereen. Man, vrouw, hadji of niet-hadji, dat maakt in principe niet uit. Ik denk dat wij heel bewust zijn”. Zijn hadj- groep bestond voor het grootste deel uit stellen tussen de 30 en 50, “die er bewust voor kiezen”. Oliviers bewering dat zijn generatie ‘bewust’ is, komt een aantal keer terug. Enerzijds lijkt dit bewustzijn te gaan over naleving van geloofsregels, zoals het voldoen van de hadj-verplichting, en anderzijds over het verbinden van de hadj met andere vraagstukken in de samenleving.29 Dit kan worden begrepen vanuit de islamisering van identiteit onder Nederlandse moslimjongeren (Buitelaar, 2008), die aan de ene kant zoeken naar een ‘pure’ vorm van islam en dus bereid zijn om cultureel bepaalde ideeën rondom de bedevaart aan de kant te schuiven, en aan de andere kant de bedevaart als onderdeel van identiteitsvorming kunnen gebruiken. Een jonge pelgrim kan zo ‘bewust’ bouwen aan zijn presentatie als moslim in Nederland, waar een islamitische identiteit niet voor het oprapen ligt.

Musa geeft nog een reden waarom het beter is om jong op hadj te gaan: “Het is zwaar. Het is heel veel lopen, weinig slapen, je gaat ook een paar nachten in een tent slapen (…) Als je oud ben is het bijna niet te doen”. De fysieke beproeving van de hadj wordt door meerdere geïnterviewden aangehaald als reden om haar niet uit te stellen tot na de pensioenleeftijd. Sommige plaatsen hier echter ook kanttekeningen bij; Olivier vond de fysieke belasting van zijn hadj achteraf meevallen en frequente oemra-pelgrim Yusuf (22) wijst op het toegenomen niveau van faciliteiten en comfort, zoals airconditioning in de tenten bij Mina.