• No results found

3. PERSOONLIJKE VERANDERING

3.1 Hamza: een portret

Hoe zal ik het zeggen, ehm… er zaten wel emoties bij mij. Ik vond het een beetje eng. Eng in de zin – het was niet eng om daar naartoe te gaan, maar eng… om bepaalde dingen achter mij te laten, om te veranderen. Veranderen kan soms eng zijn.

Op het moment van interviewen is Hamza (24, Indonesisch) koud een maand terug van zijn derde oemra en dus net weer een beetje gewend aan zijn normale leven – maar tegen mijn verwachting in, zijn het niet zijn verse indrukken en ervaringen die de hoofdmoot van ons gesprek vormen. Hierboven beschrijft Hamza namelijk zijn emoties tijdens zijn tweede oemra, die hij op twintigjarige leeftijd samen met zijn vader maakte: een kantelpunt in zijn leven.20 In deze paragraaf staan Hamza’s levensverhaal en de betekenis van zijn tweede oemra centraal; zijn relaas laat zien hoe een jonge moslim de bedevaart bewust kan inzetten om een verandering in zijn persoonlijke leven te bewerkstelligen.

20 Zijn eerste oemra maakte Hamza met zijn ouders, broer en zus toen hij in groep zeven van de

38 Van gouden tijd tot zwarte bladzijde

Een bijzondere fase in Hamza’s leven is zijn middelbare schooltijd. Op het categorale VMBO genoot hij een zekere populariteit en had hij een leuke vriendengroep, met wie hij na schooltijd lol trapte in de gangen – een “gouden tijd”, waaraan Hamza graag terugdenkt. Zelfs zo graag, dat tijdens zijn MBO-jaren nostalgische gevoelens zijn ontwikkeling in de weg stonden: “Mijn tijd stond nog eventjes stil, op dat moment. Ik bleef een beetje hangen in het verleden”. Leeftijdsgenoten hadden tegen het eind van hun tienerjaren al één en ander bereikt, terwijl Hamza nog met zijn gedachten bij zijn gouden tijd als populaire bink op het VMBO zat.

Naast de nostalgie noemt Hamza een tweede reden waardoor de tijd voor hem stil bleef staan: hangen op straat. “Ik heb met veel negativiteit te maken gehad. (…) Ik ben met de verkeerde jongens omgegaan, dat soort dingen. Een beetje nutteloos op straat lopen hangen, met een groepje aan het roken of aan het blowen, dat slechte gedoe.” Achteraf vindt Hamza niet alleen dat hij zijn tijd heeft verdaan; het hangen leidde ook tot erger. Bij het “slechte gedoe” hoorde ook lichte criminaliteit, waardoor hij uiteindelijk in aanraking kwam met justitie. Toen het niet veel later ook nog eens klapte met zijn vriendin én zijn beste vriend, zocht Hamza soelaas in het verhevigd gebruik van cannabis:

Elke keer dat ik blowde, ging het gevoel even weg en dacht ik er niet aan, maar wanneer ik klaar was met blowen (…) kwam alles drie keer zo hard terug. Blowen versterkt je emoties, dat is een bekend fenomeen. Veel blowen, blowen, blowen. Veel problemen gehad, geldproblemen. Kwam te laat, werd ontslagen van werk, ging niet meer naar school. Ik had geen geluk meer in het leven, er was alleen nog onmacht, frustratie, verdriet.

Het middel waarin Hamza verlichting zocht, droeg uiteindelijk alleen maar bij aan zijn ellende. De uitzichtloze emotionele staat die hij beschrijft, wijt Hamza mede aan het feit dat hij in die periode ook niet bad. Door de veelheid aan negatieve emoties en de zich opstapelende problemen noemt Hamza deze periode een “zwarte bladzijde” in zijn leven.

39 Oemra als kantelpunt

Hoewel hij weinig praktiseerde, kwam voor Hamza de mogelijkheid deze zwarte bladzijde om te slaan vanuit zijn geloof, toen hij de kans kreeg om voor de tweede keer in zijn leven op oemra te gaan:

Hamza: Mijn moeder vroeg: ‘Wil je op oemra gaan? Je vader gaat’. Toen dacht ik bij mijzelf, laat ik even kijken. Ik keek naar hoe ik op dat moment in mijn leven stond en dacht: als ik ga, moet er wel iets veranderen, anders lijkt het alsof ik voor niks ga, dan kom ik terug… [Ik wil] niet dat ik voor niks ga (…) In mijn hoofd stelde ik een denkbeeldig papier op: waarom zou ik niet gaan en waarom zou ik wel gaan. De redenen waarom ik wel zou gaan wogen zwaarder dan die om niet te gaan.

Gijs: Wat was de grootste reden om wel te gaan?

Hamza: Verandering. Omdat ik klaar was met – ik was het allemaal zat, wilde dat alles veel beter ging.

Als de kans om op oemra te gaan voorbijkomt, verbindt Hamza dit direct aan de ‘verandering’ waartoe hij in zijn dagelijks leven niet in staat is. Hierbij komen twee kanten van het transformatief potentieel van de bedevaart duidelijk naar voren.

Ten eerste komt Hamza’s redenatie overeen met de opvatting dat ‘je er wel beter uit moet komen’, zoals enkele andere informanten het hebben verwoord. Als hij besluit mee te gaan, zijn veranderingen in zijn leven onontkoombaar. Voor Hamza bevat de bedevaart dus van zichzelf al de opdracht tot persoonlijke verandering. Ten tweede laat dit citaat al iets zien van de betekenis die Hamza zelf aan de bedevaart geeft; hij ging naar de oemra met de expliciete intentie om het een kantelpunt in zijn persoonlijk leven te laten zijn:

Ik wilde er naartoe gaan om mijn leven te verbeteren, mijn ziel als het ware te reinigen en om een leidraad te vragen. Omdat ik erg gelovig ben wilde ik die bedevaart gaan doen om een beter leven te krijgen.

40

Het idee van verschoning is onlosmakelijk verbonden met de bedevaart,21 maar de vraag om een leidraad voor een beter leven motiveert Hamza vanuit zijn eigen situatie.

Hamza grijpt de collectief gedeelde betekenis van de bedevaart aan om zijn eigen leven te veranderen, in een tijd waarin hij weinig praktiseerde. Het is opvallend dat Hamza zich in dit citaat desondanks als “erg gelovig” presenteert; de bedevaart gaf hem ook een kans om opnieuw in contact te komen met zijn geloof, wat hij nadien doorzet in het praktiseren van de vijf gebeden (‘salat’). Zijn hoop en verwachting dat de oemra hem zou kunnen helpen veranderen, bleken gegrond.

Vallen en opstaan

De angst die Hamza in aanloop naar de bedevaart voelde, was enerzijds angst voor de verandering zelf; met zijn bedevaart zou hij een hele levenswijze achter zich laten, niet wetend wat ervoor in de plaats zou komen. Anderzijds was Hamza ook bang dat hij terug zou vallen: “Ik dacht ook dat ik het leven misschien zou gaan missen, ondanks dat het misschien een slecht leven was”. De terugval waar hij voor vreesde, kwam ook, want ondanks zijn voornemens viel Hamza toch voor de verleiding van het blowen op straat:

Maar het was van korte duur, toen besefte iktoch weer – ik had het eigenlijk ook wel nodig om weer terug te vallen, want toen kwam het besef dat het eigenlijk echt niks was, ik moest het een keer weer echt zien om tegen mezelf te kunnen zeggen: ‘dit is helemaal niks, als je zo doorgaat, word je leven ook helemaal niks’.

Zijn nieuwe voornemens en zijn oude gewoonten nog één keer aan elkaar toetsend, oordeelt Hamza in het voordeel van het eerste. Hierbij is het interessant dat hij zegt deze terugval nodig te hebben gehad; zo plaatst Hamza de zonde in dienst van de uiteindelijke verandering in zijn leven.

Even belangrijk is dat Hamza het leven van de straat ditmaal definitief achter zich kon laten, met als motivatie dat hij iets van zijn leven wilde maken. Hierbij hielp het om zichzelf voor te houden: “‘Hé, je bent op bedevaart geweest, verpest bepaalde dingen niet. Ga niet weer de fout in. Je bent toch daar naartoe geweest, verpest het niet nog een keer, probeer het positieve eruit te halen.’” In

41

deze peptalk is de oemra een stok achter de deur, zowel door de collectieve betekenis van de bedevaart als springplank naar een beter leven, als door Hamza’s eigen verlangen om te veranderen.

Ten tijde van het interview, als Hamza 24 jaar oud is, is zijn leven vrij stabiel; hij bouwt aan zijn carrière, woont prettig bij zijn ouders en kan van een afstandje spreken over de moeilijke tijden die hij heeft meegemaakt. Dit doet hij op een veerkrachtige manier: “Als mens vallen we, maar we moeten ook proberen weer op te staan. Ik ben vaak gevallen, maar ook weer opgestaan en uiteindelijk heeft dat mij ook gemaakt tot wat ik nu ben”. De manier waarop Hamza hier praat, past bij het betoog van Beekers en Kloos (2017, p. 2) dat gevoelens van falen een productief onderdeel kan zijn van religieuze ‘ethical formation’ en het worden van een ‘betere’ moslim. Volgens Hamza is falen een vormend onderdeel van de menselijke conditie, waarvan zijn terugval een voorbeeld is; door opnieuw te falen, bevestigde hij voor zichzelf de noodzaak om zijn dagelijks leven én geloofsbeleving te veranderen, door te stoppen met hangen op straat en opnieuw te beginnen met vijf keer per dag bidden.