• No results found

3. PERSOONLIJKE VERANDERING

3.3 Grote en kleine veranderingen

3.3.1 Praktiseren

Yusuf (22, Hindostaans) is in zijn jonge leven al elf of twaalf keer in Mekka geweest voor de oemra, dankzij het feit dat meerdere van zijn familieleden pelgrimsreizen begeleiden. Als we het hebben over de impact van de bedevaart op zijn leven, zegt hij: “Je hebt wel geluk met mij, alle grote momenten in mijn leven hebben heel veel met de oemra te maken”. Zo heeft Yusuf op de bedevaart een meisje ontmoet dat nog één keer vaker dan hij op bedevaart is geweest en ook nog in dezelfde stad bleek te wonen; een jaar later trouwden zij in Medina. Deze samenkomst van islam en romantische liefde betekende een bijzondere verandering in Yusufs leven, maar als kantelpunt noemt hij een andere oemra: zijn achtste die hij maakte op 17-jarige leeftijd. Voor die tijd liet hij zijn gebeden nogal eens

46

schieten als hij iets beters te doen had – zoals huiswerk of gamen – maar na deze bedevaart veranderde dit:

Toen kwam ik terug en het ging vanzelf dat ik bleef bidden. Ik bleef gewoon bidden! (…) Vanaf dat punt tot nu heb ik geen gebed gemist. Ik skip nog liever een belangrijke les of een toets, dan dat ik een gebed mis. Ik weet niet hoe het is gekomen, maar die kleine bedevaart heeft mijn leven helemaal omgegooid, heel onbewust is dat gebeurd.

Het doorgaan met praktiseren van de vijf dagelijkse gebeden, in Mekka vanzelfsprekend, noemt Yusuf ‘onbewust’ – de verandering lijkt hem zelfs te hebben verrast. Deze lezing draagt bij aan het idee dat de ervaring van de bedevaart van zichzelf de kracht heeft om iets in iemands persoonlijk leven te veranderen, zonder dat de persoon dit zelf bewust inzet.

Yasin (22, Gülenist) bad ook voor de oemra vijf keer per dag, maar zag hoe het praktiseren voor sommige mensen in zijn groep wel veranderde: “Vrienden zeiden: ‘Ik ga gewoon mee’, maar daarvoor deden ze niet al te veel aan bidden en zo, dat ging een beetje lastig. Toen ze terugkwamen, waren ze vaker in de moskee, zag ik ze vaker meer doen voor een religie”. Hieruit trekt Yasin de conclusie dat de bedevaart ook best kan helpen tegen een ‘spiritueel dipje’ of een weinig praktiserend moslim kan inspireren om zijn of haar verplichtingen na te komen.

3.3.2 Verdieping

Naast een opstapje voor het nakomen van verplichte onderdelen van de islam, kan de bedevaart ook een verdiepend effect hebben op de geloofsbeleving van een al praktiserende pelgrim. Bijvoorbeeld tijdens het gebed, vertelt Suleyman (22, Gülenist): “Hoe je daar bidt, is heel anders dan hoe je hier bidt. Toen ik daar was geweest en weer terug was, probeerde ik daarop te letten. Gewoon wat serieuzer en met meer focus”. Ook Olivier (30, Gülenist) beleeft zijn gebed anders sinds de hadj die hij afgelopen zomer maakte: “Ik heb wel ingezien dat het belangrijk is dat je vaker stilstaat bij hetgeen wat je hebt, waar je dankbaar voor moet zijn. Dat kan vijf keer per dag zijn, door te bidden”. De les die Olivier meeneemt uit Mekka is een algemene, namelijk dankbaarheid, waarvoor hij de toepassing vindt in zijn gebed.

47

Voor andere pelgrims leverde hun bedevaart een verdieping van een ander soort op: bevestiging van het geloof. Dit was bijvoorbeeld zo voor Musa (25, Marokkaans):

Je geloof is sterker geworden, lijkt het. Je bent meer bewust van wat je doet en waarvoor je het doet en hoe je het doet. Nu voel je ook: oké, ik ben geweest, en als ik hier thuis bid, zie ik soms de Ka’ba voor mij.

De formulering ‘weten waarvoor je het doet’ is in een aantal interviews teruggekomen, binnen en buiten de context van de bedevaart, om het moment aan te geven waarop een religieuze volwassenwording plaatsvond; hierna gaat praktiseren vanuit eigen overtuiging en niet langer ‘omdat het moet’ – dan wel van God, dan wel van ouders. Voor Musa betekende zijn bedevaart naar Mekka een dergelijk bewustwording.

Ibrahim (24, Marokkaans-Nederlands) legt de bevestiging die zijn oemra hem gaf uit aan de hand van een vergelijking met het aanhangen van een voetbalclub:

Ibrahim: Ik voelde mij een Ajacied die nog nooit in de ArenA is geweest (…) Ik ben voor iets, maar weet niet echt hoe de vork in de steel zit.

Gijs: Je wilde de ArenA wel eens van binnen zien… Ibrahim: Dan zijn we een echte Ajacied! [lacht]

In dit prachtige citaat verenigt Ibrahim twee van zijn culturele contexten, voetbal en islam, door uit de eerste te putten voor een metafoor om iets uit de tweede uit te leggen. Hiermee laat hij zien dat zijn leefwereld door meer dan alleen de islam wordt vormgegeven (zie Buitelaar, 2018a); hij is niet alleen moslim, maar ook voetbalsupporter. Een interessante vervolgvraag is welk effect deze combinatie van leefwerelden heeft op Ibrahims beleving van de bedevaart. Later in het interview geeft hij aan in Mekka een sterke eenheid te hebben gevoeld, vooral doordat iedereen er moslim was en kwam met hetzelfde doel, namelijk aanbidding. Hierin zit een parallel met supporter-zijn; het bijwonen van een voetbalwedstrijd is eveneens een collectieve belevenis die een die een gevoel van ‘erbij horen’ kan geven. Afgaand op Ibrahims woorden, bestendigde deze ervaring zijn zelfidentificatie als moslim – hier in de metafoor van ‘Ajacied’.

48 3.3.3 Terugval

Veel moslims ervaren na de bedevaart een intensievere aanwezigheid van de islam in hun leven. Echter, een enkeling ervaart juist het tegenovergestelde: een terugval in hun geloofsbeleving. Toen Jihad (25, Turks) op zijn achttiende de imamschool niet kon afronden, ging hij in zijn eentje op oemra. “Het was echt dat ik gewoon heel erg islamitisch wilde zijn. Ik wilde steeds meer het diepe in gaan”. Terwijl hij verdieping zocht, liep het allemaal anders voor Jihad: “Eigenlijk is de oemra voor mij een beetje een schakel geweest waardoor ik steeds minder in mijn geloof ben gaan worden”. Tot zijn twintigste ging hij eerst geleidelijk aan minder lezen, waarna hij een tweejarige periode van (in zijn eigen woorden) “afbraak” beleefde: “Niet dat ik het bewust deed, maar gewoon steeds minder. Ik pushte het wel: toch bidden, meer Koran lezen, maar ik deed het steeds met tegenzin”. Op zijn tweeëntwintigste neemt Jihad een radicaal besluit om aan de “roest” van zijn Turks-islamitische bubbel te ontsnappen: hij verwijdert de telefoonnummers van al zijn Turks-Nederlandse vrienden, begint met een studie aan de universiteit en betrekt een kamer in een huis met vrouwelijke medevrijwilligers van een nieuw, cultureel divers project. “Daarvoor zou ik niet eens met een meisje in een kamer gaan zitten, dat zou ongemakkelijk zijn en het mocht niet van mijn religie”. Hij had een aantal korte relaties en experimenteerde met alcohol en drugs. Bij dit nieuwe, naar zijn oude maatstaven zondige, leven paste zijn geloof niet meer: “Ik had ook een tijd waarin ik niet meer geloofde, of dat ik Hem weg wilde, uit mijn leven”.

De oemra, zoals Jihad stelt, markeert het punt in zijn leven waarop hij minder aan zijn geloof ging doen – maar in hoeverre heeft de bedevaart hier daadwerkelijk aan bijgedragen? Uit het vervolg van zijn verhaal blijkt dat andere factoren hierbij van groter belang waren:

Ik heb toen voor het eerst seks gehad, toen ik terug was van oemra. Dat vond ik best wel moeilijk, want iedereen zag mij als die goede leerling van de imamschool, die jongen die naar de oemra is geweest in de ramadan.

Deze zonde, in eerste instantie begaan met het (Turks-Nederlandse) meisje met wie hij ooit wilde trouwen en later voortgezet met een ander meisje, zorgde voor een afname van zijn praktiseren: “Dan voelde ik mij ook schuldig om daarna bijvoorbeeld te gaan bidden, dan bad ik een periode niet omdat

49

ik mij heel vies voelde, God niet durfde aan te zien”. Ongehuwde seksuele activiteit was voor Jihad een little practice waarmee hij islam ‘wegduwde’; de twee pasten voor hem niet in één leefstijl.

De afname van Jihads toewijding aan islam begon dus ondanks zijn oemra, niet dankzij. Dit blijkt ook uit zijn relativering van de verwachtingen waar pelgrims mee te maken krijgen:

Het hoeft niet altijd zo te zijn dat als je het geloof proeft, of het daar specifiek proeft, dat je opeens heel erg... het betekent niet dat het zoveel impact op jou heeft, dat je dan heel erg met islam bezig hoeft te zijn.

Terugkijkend, is de oemra eigenlijk het hoogtepunt van Jihads religieuze praktiseren, terwijl hij het vooraf als een opstapje naar meer had bedacht. De verkenningstocht waarin Jihah zich hierna lanceert, doet denken aan Jeffrey Arnetts (2000) concept ‘emerging adulthood’; in deze levensfase tussen adolescentie en volwassenheid (ruwweg 18 tot 25) is veel ruimte voor experimenteren en neemt het ontwikkelen van identiteit een belangrijke plaats in. Vooral op het gebied van liefde, werk en wereldbeeld experimenteren emerging adults vaak, wat soms kan leiden tot het verwerpen van oude ideeën zonder dat hier iets geschikts voor in de plaats komt (Arnett, 2000, p. 474). Identiteitsontwikkeling gaat vaak gepaard met groots denken en een nadruk op persoonlijke agency; in deze periode beleven velen hun “meest volitionele levensjaren” (Arnett, 2000, p. 469).

Dat Jihad hiervoor brak met zijn culturele achtergrond, is te begrijpen vanuit de duidelijke gedrags- en levenspatronen die hier voorkwamen; Jihads plan om te trouwen met zijn eerste liefde is hier een voorbeeld van. Emerging adulthood is een cultureel construct en is niet in iedere cultuur van betekenis (Arnett, 2000, p. 470) Vanuit Schielke’s (Schielke, 2010; Schielke & Debevec, 2012) perspectief kan deze levensfase ook worden begrepen als een grand scheme met eigen idealen (experiment, onafhankelijkheid) en perspectieven (uitvinden van ‘eigen’ identiteit). De inspiratie die Jihad hieraan ontleent, conflicteert met de richting die zijn geloof hem geeft. Omdat de twee grand schemes niet tegelijk ten volle aanwezig kunnen zijn in zijn leven, breekt Jihad met zijn geloof.

De ‘verabsolutering’ van idealen in adolescentie en emerging adulthood is niet uitzonderlijk; jonge mensen experimenteren vaak met radicale en alternatieve perspectieven in het bouwen van een identiteit (Sieckelinck, Kaulingfreks, & De Winter, 2015, p. 331). Hierna vindt vaak een matiging

50

plaats – zo ook bij Jihad, die op het moment van interviewen zoekt naar manieren om zijn nieuwe, vrijgevochten leven en zijn oude, op islam gebaseerde leven met elkaar te verenigen. Hij leeft niet meer volgens de regels waar hij zich eens aan committeerde en onderzoekt andere uitdrukkingsvormen van de islam, zoals het soefisme.

3.4 Verandering gerelativeerd

Het transformatief potentieel van de hadj en oemra is geworteld in het idee dat de bedevaart zonden weg kan nemen, tot verandering van sociale status kan leiden en bij thuiskomst een ‘nieuwe start’ kan betekenen. Hamza’s verhaal is een voorbeeld van alle drie deze elementen. Sommige moslims, zoals Jihad hierboven, relativeren de veranderende kracht van de bedevaart echter, terwijl anderen zelfs de houding van geloofsgenoten tegenover vroomheid, verandering en de bedevaart bekritiseren.

3.4.1 Relativering

Niet iedere pelgrim ervaart persoonlijke verandering door de bedevaart. Suleyman (22, Gülenist) heeft zijn gebed iets aangepast, maar voor de rest is vooral veel hetzelfde gebleven: “Ik zie eigenlijk van voordat ik ging en nadat was gegaan, eigenlijk niet echt een grote verandering”. De oemra was voor hem een mooie belevenis, die energie en mooie herinneringen heeft opgeleverd, maar die hem in zijn gedrag niet erg heeft veranderd.24 Ook Sadullah (21. Gülenist) relativeert de impact van zijn oemra: “Ik maak nog steeds grapjes, ik ga nog steeds uithangen op straat met mijn vrienden (...). Ik ben nog steeds mijzelf en ik verrichtte alle gebeden daarvoor al”.

Ibrahim (24, Marokkaans-Nederlands) verwachtte na zijn recente oemra ook geen drastische verandering van zichzelf. Hij wijst naar zijn pakje sigaretten als hij zegt:

Ik wil het liefst ook stoppen met dat, bij wijze van spreken, maar ik wil ook niet te veel hooi op mijn vork nemen. Ik wil ook niet dat mensen mij opeens niet meer zullen herkennen, bang zijn om met mij te praten bij wijze van spreken, omdat ik heel erg ben veranderd.

24 Suleyman gaf na het interview aan dat ons gesprek hem zijn bedevaart deed herbeleven, wat hij erg

51

Net als Sadullah wil ook Ibrahim ‘zichzelf blijven’ tegenover de mensen in zijn omgeving; tijdens het gesprek geeft hij aan dat de bedevaart er wel voor zorgt dat hij minder gauw zondes begaat, maar dit is een subtiele verandering ten opzichte van zijn gedrag voor de oemra. Door “zichzelf te blijven”, lijken Sadullah en Ibrahim te willen zeggen dat een jonge moslim best op de bedevaart kan, zonder aan allerlei grote verwachtingen te hoeven voldoen. Tevens reflecteert deze frase een identiteitskwestie; een pelgrim die tevreden is met zijn sociale identiteiten, zal de bedevaart hier niet te veel invloed op willen laten hebben.

3.4.2 Kritiek

Voorbij relativering, stellen sommige geïnterviewden zich ronduit kritisch op tegenover persoonlijke transformatie na de bedevaart. Olivier (30, Gülenist) gaf hierboven aan geleerd te hebben van de bedevaart, maar ging er niet heen met de intentie om te veranderen:

Mensen gebruiken de hadj ook wel voor: ik ga stoppen met roken, ik ga beginnen met bidden, beter leven. Maar ik heb altijd zoiets gehad van: je hoeft niet naar de hadj te gaan om je aan de richtlijnen te houden, dus ik deed eigenlijk geen slechte dingen voordat ik op hadj ging. Natuurlijk kun je wel beter leven, maar er waren geen grote zonden, denk ik, die ik heb verricht.

Het ‘gebruiken’ van de bedevaart, zoals bijvoorbeeld Hamza gedaan heeft, zou volgens Olivier niet nodig moeten zijn om als een goed moslim te leven. Van belang is hierbij de opmerking dat er wel altijd ruimte voor verbetering is; leren en zelfverbetering is in het hele interview een belangrijk thema. Olivier motiveert dit onder andere vanuit Fethullah Gülens gedachtengoed over wetenschap en rationaliteit.

Sadullah (21), eveneens geïnspireerd door Gülen, uit een gelijkend statement wanneer hij spreekt over de verwachting dat een ‘hadji’ praktiseert: “Dat vind ik heel dom, grof gezegd. Ook al ga je nou naar hadj of niet, je moet toch vijf keer op een dag bidden. Het geloof begint niet na hadj”. Deze felle kritiek op zijn eigen gemeenschap verwijst naar vragen over ‘er klaar voor zijn’ en de vergeving van zonden.25 Hier is vooral belangrijk dat hij stelt dat het beter is als de bedevaart een

52

pelgrims praxis en overtuigingen niet te zeer veranderen: “Ik vind dat moslim-zijn eerder een theoretische bevestiging moet hebben dan het meemaken van allemaal bovennatuurlijke dingen”. De bronnen van het geloof en de wijsheid die op basis hiervan is ontwikkeld, moeten volgens Sadullah voldoende grond geven om als goed moslim te kunnen leven. De bedevaart speelt hier voor hem een geringe rol in.

Het is interessant dat beide punten van kritiek vanuit Gülenistische hoek komen. Zowel Olivier als Sadullah stelt dat een moslim ook voor het maken van de bedevaart hoort te praktiseren en zich aan islamitische leefregels hoort te houden, waarmee zij vroomheid tot de maatstaf voor iedere moslim verheffen. De “theoretische bevestiging” waar Sadullah het over heeft, reflecteert de intellectualistische benadering die aan Gülen wordt toegeschreven (zie Yucel, 2010, p. 14).

Deze paragraaf laat zien dat het idee van verandering na de bedevaart aan relativering en kritiek onderhevig is. In het eerste geval is ‘jezelf blijven’ een belangrijk criterium, waarmee de balans tussen verschillende grand schemes in iemands leven hetzelfde blijft. Interessant is dat de felste kritiek afkomstig is van Gülen-geïnspireerde gesprekspartners; hoewel de onderzoeksgroep te klein is om conclusies te trekken, suggereert dit wel dat de religieuze achtergrond een pelgrim van invloed kan zijn op wat hij of zij zoekt en vindt in Mekka.

3.5 Tot slot

De bedevaart naar Mekka kan veel veranderen in een mensenleven, ongeacht of dit de intentie was. Sommige moslims zetten de bedevaart bewust in om een persoonlijke transformatie te bewerkstelligen, zoals het achter zich laten van een moeilijke levensfase; andere merken bij thuiskomst op dat er iets belangrijks is veranderd, zoals het praktiseren van de vijf gebeden. Veel pelgrims ervaren na de bedevaart echter een subtiele verdieping van hun gebed of geloofsbeleving – terwijl een enkeling een terugval in religieus opzicht beleeft. Heersende ideeën over verandering door de bedevaart worden bekritiseerd, bijvoorbeeld vanuit het idee dat een moslim ook voor de bedevaart vroom zou moeten leven.

53

Het potentieel tot persoonlijke transformatie is zichtbaar in de rituele choreografie (zie Werbner, 2015) en in de culturele discoursen om de bedevaart heen; de suggestie van verandering is dus aanwezig. Dit is echter iets dat de pelgrim zelf kan ‘activeren’ of juist weerstaan, naar gelang hun persoonlijk leven, dat wordt gevoed door verschillende culturele discoursen. Voor de één is de bedevaart een manier om zijn connectie met het grand scheme islam te herstellen en het straatleven achter zich te laten, terwijl de ander toch vooral ‘zichzelf wil blijven’ en het evenwicht tussen verschillende grand schemes niet wil verstoren. Het is wellicht zelfs verdedigbaar om ‘jezelf blijven’ te zien als een alternatief grand scheme, waarin een persoon authentiek en consistent moet zijn en zijn levensverhaal met een zekere continuïteit moet kunnen navertellen.26

Twee dominante denkwijzen over verandering zijn uit dit onderzoek naar voren gekomen: het idee dat ‘er wel iets moet veranderen’ na de bedevaart en het idee dat ‘er niet te veel moet veranderen’, omdat een pelgrim zichzelf moet blijven en bovendien ook voor het maken van de bedevaart vroom moet kunnen leven. De meeste geïnterviewden, met name zij die voordien al praktiseerden en serieus met hun geloof bezig waren, laten deze twee benaderingen subtiel met elkaar samengaan in een genuanceerd idee over hun eigen persoonlijke verandering. Hierbij moet wel aangetekend dat de meeste geïnterviewden alleen de oemra hebben gedaan; ten opzichte van de hadj ligt hierbij minder nadruk op persoonlijke verandering, door de opzet van de rituelen zelf en door het narratief eromheen. Dit laatste is deels te verklaren door de jonge leeftijd waarop mijn gesprekspartners de oemra volbrachten; hierdoor kunnen zij zich grotendeels onttrekken aan heersende ideeën over levensfases en vroomheid, die in het volgende hoofdstuk worden behandeld.

26 Zie McAdams (1993, p. 130) over de verschillende imagoes die een rol kunnen spelen in iemands

54

4. JONGE PELGRIMS

De laatste tijd zie ik wel meer jongeren, jongere koppels meestal. Jong kan betekenen: 25 jaar, maar 35 of 40 jaar is voor mij dan ook jong, omdat meestal bejaarden gingen (Suleyman, 22, Gülenist).

Waar de bedevaart in vroegere tijden was voorbehouden aan oudere moslims, is de leeftijd van hadj- pelgrims de afgelopen decennia gestaag gedaald (Bianchi, 2014, p. 35), terwijl vooral de oemra steeds meer jonge pelgrims aantrekt (Sabir, 2017). In dit hoofdstuk staat de vraag centraal: wat betekent het om op jonge leeftijd de bedevaart naar Mekka te maken? De verhalen van de jonge deelnemers aan dit onderzoek bieden een uitgelezen kans om verschillende aspecten van deze vraag te belichten. In het