• No results found

VAN THEORETISCH CONCEPT NAAR ONDERZOEK

In document VU Research Portal (pagina 80-88)

Onderzoek naar de ontwikkeling van literaire competentie van leerlingen staat in de kinderschoenen. Dit onderzoek naar de ontwikkeling van literaire competentie van leerlingen uit de bovenbouw van de basisschool kan qua leeftijd van de lezers geplaatst worden tussen het onderzoek van Van der Pol naar het literaire lezen van kleuters (2010) en de onderzoeken van Witte (2008) en Janssen (2008) naar de lite­ raire ontwikkeling van leerlingen in de tweede fase van het voortgezet onderwijs. Ieder onderzoek legt vanuit de beschreven visie op literatuur eigen accenten op de betekenis van literaire competentie voor de onderzochte doelgroep. In dit eerste deel is beschreven op welke theoretische grondvesten het onderzoek naar literaire com­ petentie is gestoeld. De beschreven theorieën hebben geleid tot het ver nieuwend inzicht dat beleving een wezenlijke dimensie is van literaire competentie naast de dimensies interpretatie, beoordeling en narratief begrip. De beschreven opvattingen over de ontwikkeling van literaire competentie zijn door de onder zoeker uitgewerkt in het onderwijsleertraject Literaire gesprekken in de bovenbouw van de basisschool (Bijlage 1. Handleiding literaire gesprekken in de bovenbouw van de basisschool). Dit onderwijsleertraject vormt de basis van het onderzoek naar de ontwikkeling van literaire competentie van leerlingen uit de bovenbouw van de basisschool.

In deze paragraaf wordt de didactische aanpak in het onderwijsleertraject beschreven, waarna in het volgende deel de opzet en uitwerking van het onderzoek wordt uiteengezet.

DIDACTISCHE AANPAK IN HET ONDERWIJSLEERTRAJECT

In het voor dit onderzoek ontworpen onderwijsleertraject lezen de leerlingen vier jeugdboeken, bij ieder boek zijn vijf literaire gesprekken gepland. Aan de uitwer­ king van deze gesprekken ligt de in hoofdstuk 1 beschreven lezersgerichte visie op het vormen van betekenissen door de lezer in interactie met de tekst ten grondslag. Vanuit een sociaal­constructivistische visie op leren is in dit onderwijsleertraject uitgewerkt hoe leerlingen in interactie komen met en over de tekst.

INTERACTIE MET DE TEKST

Leerlingen worden aangezet om tijdens het lezen tekstwerelden (Langer, 1995, 2011) te bouwen. Literair denken wordt op gang gebracht door leerlingen tijdens het ver­ plicht lezen thuis opmerkingen op post­its te laten schrijven over hun eerste literaire gedachten. In minilessen wordt instructie gegeven over de aanpak van het noteren en bespreken van post­it­opmerkingen. De opbouw in interactie met de tekst wordt gerealiseerd in een uitbreiding van de te bouwen tekstwerelden (zie tabel 8, opbouw in interactie met en over het boek).

INTERACTIE OVER DE TEKST

De onderliggende norm bij de literaire gesprekken is dat de inbreng van alle leer­ lingen van wezenlijk belang is voor het construeren van betekenissen. “Het samen naar een tekst kijken wordt beloond met een schat aan betekenissen waarvan we het bestaan niet kenden voor we onze individuele ideeën te berde brachten” (Chambers, 2012, p. 101). Om de gesprekken niet volgens het Initiate-Respond-Evaluatie­ patroon te laten verlopen, is de werkwijze zoals Chambers (2012) die uitgewerkt heeft, verfijnd en aangepast. Een wezenlijk verschil met deze aanpak is dat in het onder­ wijsleertraject aandacht geschonken wordt aan hoe leerlingen in interactie kunnen komen met de tekst. De opmerkingen en vragen die leerlingen op hun post­its opschrijven tijdens het lezen, vormen de bespreekpunten in de gesprekken. Leerlin­ gen worden zich tijdens het lezen bewust van hun interactie met de tekst en dat is wezenlijk anders dan in reflectie op de gelezen tekst aangeven welke belevingen en interpretaties de tekst heeft teweeggebracht. Om alle leerlingen bij de gesprekken te betrekken worden de post­it­opmerkingen in verschillende groeperingsvormen met elkaar besproken, met daarin een terugkoppeling van kleine groep naar kring en omgekeerd van kring naar kleine groep. De uitwerking van hoe leerlingen met elkaar in gesprek kunnen komen en het belang van het stellen van vragen is in dit onderwijsleertraject uitgewerkt in een opbouw in interactie over het boek. De rol van de leerkracht verandert van leerkrachtgestuurd bij het eerste boek (de leerkracht bepaalt de keuze van het boek en de werkwijze), naar steeds meer inbreng van de leerlingen bij het tweede en derde boek (gedeelde sturing) naar het zelfstandig bepalen door de leerlingen van keuze van het boek en werkwijze bij het vierde boek (leerlinggestuurd).

Het raamwerk van vragen dat Chambers heeft opgesteld, is uitgewerkt naar vragen die geschikt zijn om de tekstwerelden verder uit te bouwen en vragen die geschikt zijn om leerlingen op elkaar te laten reageren. Onder de eerste categorie vallen belevings­ en inlevingsvragen, verdiepingsvragen, interpretatievragen, beoor­ delings­ en evaluatievragen en kennisvragen (vragen naar letterlijke gegevens uit de tekst en vragen naar narratologische begrippen); onder de tweede categorie regis­ seervragen, verhelderingsvragen en non­verbale manieren om reacties uit te lokken bij leerlingen die weinig inbreng hebben gehad. Het hanteren van vraagroutines, waarbij één startvraag het uitgangspunt vormt voor het stellen van verschillende soorten vragen wordt gezien als hulpmiddel bij het focussen op een gespreks­ onderwerp waaraan meerdere leerlingen een bijdrage hebben. Een voorbeeld van een mogelijke vraagroutine uit de handleiding literaire gesprekken in de boven­ bouw van de basisschool:

Inlevingsvraag-interactieopdracht-regisseervraag/verdiepingsvraag-beoordelingsvraag- regisseervraag-regisseervraag-verhelderingsvraag.

1. Start met een inlevingsvraag: Welk fragment in het stuk dat je gelezen hebt vond je het meest aangrijpend?

Denk een minuutje na. Schrijf in steekwoorden snel op.

2. Interactieopdracht: Bespreek met je buurman/buurvrouw jullie mooiste fragmenten. 3. Regisseervraag/verdiepingsvraag: Wie had dezelfde fragmenten? Hoe zou dat komen?

Wie had andere fragmenten?

4. Beoordelingsvraag: Wat zou je tegen je vriendjes zeggen over dit fragment? 5. Regisseervraag: Wie zou wat anders zeggen?

6. Regisseervraag: Wie is het hier helemaal niet mee eens? 7. Verhelderingsvraag: Vertel eens.

(Bijlage 1: Handleiding literaire gesprekken in de bovenbouw van de basisschool, p. 313) Naast het voorbeeldgedrag van de leerkracht bij het stellen van vragen, wordt in het onderwijsleertraject uitgewerkt hoe leerlingen met elkaar in gesprek kunnen komen over de door hen gemaakte post­it­opmerkingen. Het maken van interactiekaarten naar aanleiding van vragen en opmerkingen van leerkrachten en leerlingen over interactiemogelijkheden is een hulpmiddel om interactievaardigheden te vergroten. In tabel 8 is de opbouw in het onderwijsleertraject in interactie met en over het boek weergegeven.

TABEL 8 | OPBOUW IN INTERACTIE MET EN OVER HET BOEK Volgorde

gesprekken

Tekstwereld Doel Interactie-kaarten Opdrachten/Vragen leerkracht en leerlingen Lievelings-literatuur Betekenis van lezen

Lezen heeft voor iedere lezer een andere betekenis.

Wat kunnen we zeggen als iemand iets verteld heeft?

Schrijven van een motive-ring bij je lievelingsboek.

Boek 1 Buiten een tekstwereld zijn en in een tekstwereld instappen. Binnen een tekstwereld zijn en door een tekstwereld heen bewegen.

Volgorde gesprekken

Tekstwereld Doel Interactie-kaarten

Opdrachten/Vragen leerkracht en leerlingen

Gesprek 1 Vormen van beelden en van verwachtingen.

Iedere lezer maakt eigen beelden en heeft eigen verwach-tingen.

Verdiepingsvragen van de leerkracht:

Hoe kan het dat niet alle leerlingen hetzelfde frag-ment hebben getekend? Hoe kan het dat eenzelfde fragment door leerlingen anders wordt getekend? Gesprek 2 Nadenken over

fragmenten die mooi, vreemd, lelijk of saai gevonden worden. Vragen stellen over fragmen-ten die niet goed worden begrepen.

Bewustwording van beleving van de tekst. Bewustwording dat de tekst vragen oproept en dat de beantwoording van deze vragen weer nieuwe vragen oproept.

Post-it-opmerkingen schrijven bij fragmenten die mooi, vreemd, lelijk of saai worden gevonden. Vragen opschrijven. Belangrijkste vragen van leerlingen worden voor-gelezen.

Gesprek 3 Relaties leggen binnen de tekst.

Nieuwe betekenissen ontdekken. Bewust worden van vragen, twijfels, onzekerheden, veron-derstellingen. Hoe kunnen we langer door-praten over de post-its?

Vragen die leerlingen selecteren om over door te praten worden opgenoemd en opgeschreven. Post-it-opmerkingen schrijven over fragmenten die je doen denken aan je eigen leven.

Gesprek 4 Relaties leggen met eigen leven. Relaties leggen binnen de tekst. Onderzoeken of gedachten over het boek kloppen met de informatie uit de tekst.

Schrijven van een pagina uit het dagboek van een van de personages.

Gesprek 5 Afstand nemen en overdenken wat je weet.

Ideeën krijgen over wat je kunt doen als een boek uit is. Motiveren waarom bepaalde passages aanspreken. Relatie leggen tussen mooie passages en het einde van het boek.

Wat doen we als we een boek uit hebben? Mooie stukjes opzoeken en er met anderen over praten. Vragen bespre-ken. Bedenken wat je van het boek vindt.

Geselecteerde vragen/ opmerkingen/meningen van leerlingen worden op het bord geschreven. Enkele van deze vragen/ opmerkingen/meningen worden besproken. Schrijven van een recensie over het boek.

Volgorde gesprekken

Tekstwereld Doel Interactie-kaarten

Opdrachten/Vragen leerkracht en leerlingen Boek 2 Binnen een

tekstwereld zijn en door een tekstwereld heen bewegen. Gesprek 1 Verwachtingen vormen over het nieuwe boek. Eigen verwachtingen in een mindmap vormgeven.

Bespreken van vragen uit de mindmap die nog niet beantwoord zijn. Schrijven van post-it- opmerkingen bij fragmen-ten waarbij je iets te wefragmen-ten komt over de personages. Gesprek 2 Inferenties maken tussen de fragmenten die informatie geven over de personages. Invullen open plekken:

• afleiden van eigen-schappen van de personages; • motieven

aange-ven voor gedach-ten en gedrag van de personages; • expliciete en impli-ciete doelen en motieven van de personages aan-geven; • overeenkomsten en verschillen aangeven tussen emoties, karakter, gedrag gedachten en doelen van de personages. Post-it-opmerkingen maken bij fragmenten die je doen denken aan je eigen leven.

Gesprek 3 Uit een tekst-wereld stappen en overdenken wat je weet. Vergelijking maken tussen belevingen gedachten, gedrag en doelen van de personages met eigen emoties, gedachten, gedrag en doelen. Motieven aangeven voor het gedrag en denken van de per-sonages vanuit een vergelijking met het eigen leven.

Beschrijving maken van een van de personages. Bespreken in duo’s van overeenkomsten en veschil-len tussen personages en jezelf.

Aangeven van bespreek-punten in de kring. Post-it-opmerkingen bij fragmenten die je belang-rijk vindt.

Volgorde gesprekken

Tekstwereld Doel Interactie-kaarten

Opdrachten/Vragen leerkracht en leerlingen

Gesprek 4 Mening geven over de juist-heid van het gedrag en de doelen van de personages.

Aangeven wat je uit het boek zou mee-nemen voor je eigen leven.

Placemat maken van ideeën uit het boek die je mee wilt nemen voor je eigen leven. In kring doorpraten over één idee.

Schrijven van een pagina uit het dagboek.

Boek 3 Binnen een tekstwereld zijn en door een tekstwereld heen bewegen. Uit een tekst-wereld stappen en overdenken wat je weet. Uit een tekst-wereld stappen en de ervaring objectiveren. Gesprek 1 Verwachtingen uitspreken over het boek.

Aangeven van wat je kunt doen voordat je begint met lezen.

Aanvullen van de kaart: wat kunnen we doen voordat we een boek gaan lezen?

Een van de ideeën uit-voeren.

Post-it-opmerkingen bij fragmenten waar je over door wilt praten. Gesprek 2 Relaties leggen

binnen het boek. Relaties leggen met eigen leven.

Opschrijven van gese-lecteerde onderwerpen/ vragen van de leerlingen en deze in de kring bespreken. Post-it-opmerkingen bij fragmenten waar het gedrag van de personages verandert.

Gesprek 3 Relaties leggen binnen het boek. Relaties leggen met eigen leven.

Aangeven hoe het gedrag van de perso-nages verandert. Relaties leggen met eigen gedrag in die situatie.

Wat zijn verschillen/ overeenkomsten tussen jou en de personages? Hoe kunnen we in een groepje discussiëren over een boek?

Demonstratie door een leesgroep van een fragment uit het vorige gesprek. Iedere leesgroep bepaalt zelf waar ze post-it- opmerkingen over schrijven.

Gesprek 4 Uit een tekst-wereld stappen en overdenken wat je weet.

Mening geven over de juistheid van het gedrag en de doelen van de personages. Verwoorden van sympathie en/of anti-pathie voor bepaalde personages.

Schrijven van een pagina uit het dagboek van een van de personages.

Volgorde gesprekken

Tekstwereld Doel Interactie-kaarten

Opdrachten/Vragen leerkracht en leerlingen

Gesprek 5 Uit een tekst-wereld stappen en overdenken wat je weet.

Mening geven over de betekenis van het boek.

Oordeel geven over het boek en het boek vergelijken met andere boeken en andere media.

Schrijven van een recensie over het boek.

Boek 4 Leerlingen bepalen de tekst werelden waar ze over praten. Gesprek 1 Buiten een

tekstwereld zijn en in een tekstwereld instappen.

Doelen en werkwijze van de eigen leesclub aangeven.

Woordweb maken over doelen van de eigen lees-club.

Planning maken van de bijeenkomsten. Gesprek 2 Binnen een

tekstwereld zijn en door een tekstwereld heen bewegen. In de eigen leesclub bespreken van de post-it-opmerkingen.

Afspraken maken voor het volgende gesprek.

Gesprek 3 Uit een tekst-wereld stappen en overdenken wat je weet. In de eigen leesclub bespreken van de post-it-opmerkingen. In het boek zoeken naar stellingen of vragen waar je met de klas over wilt discussiëren.

Leerkracht schrijft de stellingen en/of vragen op.

Gesprek 4 Uit een tekst-wereld stappen en overdenken wat je weet.

Discussiëren over algemene waarheden die in de boeken naar voren komen.

Schrijven van een pagina uit het dagboek van een van de personages. Gesprek 5 Uit een

tekst-wereld stappen en de ervaring objectiveren. Beoordelingen geven over de gelezen boeken.

Schrijven van een evaluatie over de gesprekken. Schrijven van een recensie. Lievelings-literatuur Motiveren of er een verandering heeft plaatsgevonden in de keuze van je lievelingsboek.

Schrijven van een motivering bij je huidige lievelingsboek. Motivering bij het eerste lievelingsboek eventueel aanpassen.

In het volgende deel wordt beschreven hoe de uitwerking van het onderwijsleer­ traject op de ontwikkeling van literaire competentie van de leerlingen die hieraan hebben deelgenomen is onderzocht en tot welke resultaten dit onderzoek heeft geleid. In deel III wordt bediscussieerd of de bevindingen uit dit onderzoek bij­ dragen aan verdere theorievorming over literaire competentie en aan een verdere uitwerking van de didactiek over literaire gesprekken.

ONDERZOEK NA AR

In document VU Research Portal (pagina 80-88)