• No results found

BEANTWOORDING ONDERZOEKSVRAAG 1

In document VU Research Portal (pagina 161-165)

OVER HET BOEK

BEANTWOORDING ONDERZOEKSVRAAG 1

WELKE ONTWIKKELING MAKEN LEERLINGEN DOOR IN HUN INTERACTIE MET LITERATUUR? Uit de resultaten van de recensies, dagboeken en motiveringen bij lievelingsboeken blijkt dat leerlingen in alle dimensies meer zijn gaan argumenteren. Zoals in hoofd­ stuk 2 is uiteengezet zijn de niveaus van literaire competentie gerelateerd aan de ver­ schillende tekstwerelden zoals die door Langer (1995, 2011) zijn benoemd. Het geven van argumentaties binnen het boek, het niveau waarin leerlingen zich het sterkst ontwikkelen, vindt plaats in de tweede vorm van betekenisgeving binnen een tekst­ wereld zijn en door een tekstwereld heen bewegen. Leerlingen leggen verbanden tussen elementen uit de tekst en in hun argumentaties gebruiken ze zowel kenmer­ ken uit de tekst als ervaringen uit hun eigen leven. Bij deze tekst wereld blijven leer­ lingen in de wereld van het boek. Bij de derde en vierde vorm van betekenisgeving daarentegen wordt de wereld van het boek verlaten om een relatie te leggen met het eigen wereldbeeld. In de derde vorm van betekenisgeving uit een tekstwereld stap­ pen en overdenken wat je weet, worden de ideeën uit de tekstwereld toegevoegd aan de eigen ervaring en kennis over de wereld. Het geven van argumentaties buiten het

boek (niveau 4) vindt binnen deze vorm van betekenisgeving plaats. Bij deze vierde vorm van betekenisgeving, uit de tekstwereld stappen en de ervaring objectiveren, reflecteren leerlingen op de tekst en op hun eigen leeservaringen. Dit gebeurt als leerlingen een oordeel geven over de betekenis van het boek. Hierbij kunnen zowel argumentaties binnen het boek (niveau 3) als buiten het boek (niveau 4) gegeven worden.

Eerst wordt in deze paragraaf de ontwikkeling in literaire competentie bespro­ ken zoals die uit de bevindingen uit de recensies en dagboeken is vastgesteld. Vervolgens wordt een vergelijking gemaakt met de ontwikkeling zoals geconsta­ teerd vanuit de motivering van het lievelingsboek voorafgaande aan en na afloop van het onderwijsleerproces.

ONTWIKKELING IN INTERACTIE MET LITERATUUR VAN HET EERSTE NAAR HET DERDE BOEK Op het gebied van beleving presteren leerlingen in vergelijking met de andere dimen­ sies bij het eerste boek goed. Opmerkelijk is wel dat ondanks deze hoge beginscore het percentage leerlingen dat hun belevingen voorziet van argumentaties binnen het boek, zowel bij de recensies als bij de lievelingsboeken, stijgt. Het percentage leerlingen dat argumenten buiten het boek inbrengt, stijgt daarentegen veel minder sterk (zie scores recensies beleving, paragraaf 5.1, tabel 27, scores lievelings boeken beleving, paragraaf 5.3, tabel 49). De leerlingen van eh7 maken de sterkste groei door in het beargumenteren van hun belevingen. Bij de recensies groeien de leer­ lingen van ww7, eh7 en eh8 in het beargumenteren van hun belevingen (zie para­ graaf 5.1, tabel 28, 29 en 30). Bij de dagboeken daarentegen wordt het percentage beargumenteerde belevingen van de leerlingen van ww7, eh7 en eh8 minder, bij eh7 is deze terugslag bij de dagboeken het kleinst (zie paragraaf 5.2, tabel 43, 44, 45). Het percentage leerlingen dat bij Verkocht, het derde boek, hun belevingen beargumenteert, is na een terugslag bij het tweede boek Bezoek van Mister P naar 30% weer even hoog als bij het eerste boek Tien torens diep (60%). Bij ww7 is het percentage leerlingen dat een beargumenteerde beleving geeft bij Verkocht (het eer­ ste boek) het hoogst: 48% (bij Tien torens diep is dat 19% en bij Bezoek van Mister P 38%).10

Op het gebied van interpretatie maken alle leerlingen een groei door. Naast het bear­ gumenteren van belevingen gaan leerlingen ook hun interpretaties beargumenteren. Deze ontwikkeling zien we bij alle drie de klassen. Opvallend hierbij is dat bij de leerlingen van de twee groepen 7 de interpretatie met argumentatie buiten het boek

hoger ligt dan bij de leerlingen van groep 8; bij beleving is dit niet het geval. Bij de beantwoording van deelvraag 3 (paragraaf 7.9) wordt besproken hoe dit verschil in argumentatie bij beleving en interpretatie bij de twee groepen 7 en groep 8 te ver­ klaren is. In de dimensie beoordeling maken alle leerlingen een lichte groei door. In de dimensie narratief begrip maken de leerlingen van ww7 en eh8 een groei door. Bij eh7 worden geen argumentaties bij narratief begrip gegeven.

ONTWIKKELING VAN JONGENS EN MEISJES

Zowel jongens als meisjes groeien in het beargumenteren van hun beleving, inter­ pretatie, beoordeling en narratief begrip. Bij het beargumenteren in de verschillende dimensies van literaire competentie is een klein verschil te zien tussen jongens en meisjes; meisjes ontwikkelen zich het beste in de argumentaties bij belevingen, jongens in de argumentaties bij interpretaties, beoordelingen en narratief begrip. Op het gebied van beleving geven jongens in het eerste boek iets meer argumen­ tatie, bij het tweede en derde boek hebben de meisjes een kleine voorsprong (zie paragraaf 5.4, tabel 59, 60, 61, 62).

ONTWIKKELING IN INTERACTIE MET LITERATUUR VAN HET EERSTE BOEK NAAR HET KEUZEBOEK

Zoals in hoofdstuk 4 is aangegeven hebben de leerlingen bij het keuzeboek zelf­ standig gewerkt. Bij de bevindingen uit de recensies zien we dat het percentage beargumenteerde belevingen bij alle leerlingen bij het vierde boek lager is dan bij het eerste boek (zie paragraaf 5.1, tabel 27). Omdat de leerlingen van groep 8 bij het keuzeboek geen dagboekfragmenten geschreven hebben, worden hier alleen de gegevens uit de recensies geïnterpreteerd.

Beleving

Het percentage beargumenteerde belevingen bij alle leerlingen is bij het vierde boek lager dan bij het eerste boek (zie paragraaf 5.1, tabel 27). Deze daling is te zien bij de leerlingen van ww7 en eh8 (zie de tabellen 28 en 30); het percentage leerlingen van eh7 dat een beargumenteerde beleving weergeeft, groeit daarentegen van 34% bij het eerste boek naar 41% bij het vierde boek (zie tabel 29). Bovendien is de stijging van het percentage leerlingen van eh7 van het eerste naar het derde boek sterker dan bij de andere twee groepen (zie paragraaf 5.1, tabel 28, 29 en 30). Dit wijst erop dat bij de leerlingen van eh7 de aandacht is uitgegaan naar het beargumenteren van belevingen.

Interpretatie

De groei in interpretatie zoals die geconstateerd is bij de ontwikkeling van het eerste naar het derde boek zet zich door in het keuzeboek. De leerlingen van alle groepen ontwikkelen zich van het eerste naar het keuzeboek in hun interpretatie. Dit geldt zowel voor het geven van interpretaties zonder argumentatie als voor het geven van beargumenteerde interpretaties (zie paragraaf 5.1, tabel 31). Zowel leerlingen die geen interpretatie geven als leerlingen die een interpretatie geven zonder argumentatie hebben zich tijdens het onderwijsleerproces ontwikkeld. De beargumenteerde interpretaties bij het keuzeboek zijn lager dan bij het derde boek. Het percentage leerlingen van eh7 dat van het derde boek naar het keuzeboek een beargumenteerde interpretatie geeft, daalt sterker dan bij de leerlingen van ww7 en eh8 (zie paragraaf 5.1, tabel 32, 33 en 34). De sterkere afname bij de leerlingen van eh7 in het beargumenteren van interpretaties bij het keuzeboek is te verklaren door de groei bij deze groep in het beargumenteren van belevingen. Het percentage leer­ lingen dat in de recensies hun interpretaties beargumenteert, is bij alle klassen bij het keuzeboek hoger dan bij het eerste boek.

Beoordeling

De leerlingen van alle groepen ontwikkelen zich van het eerste boek naar het keuzeboek in hun beargumenteerde beoordelingen (zie paragraaf 5.1, tabel 35). De functie van een recensie, anderen overtuigen van de waarde van het boek, heeft hoogstwaarschijnlijk meegespeeld bij de groei in beargumenteerde beoordelingen. Vermoedelijk hebben leerlingen de behoefte gevoeld om klasgenootjes die het boek niet gelezen hebben te overtuigen van de waarde van het boek. In tegenstelling tot bij beleving en interpretatie zet de groei in het beargumenteren van beoordelingen binnen het boek zich bij de leerlingen van ww7 en eh8 door van het derde boek naar het keuzeboek (zie paragraaf 5.1, tabel 36, 38). Bij de leerlingen van ww7 is deze groei naar het keuzeboek sterker dan bij de andere groepen. Dat er bij de leerlingen van eh7 van het derde boek naar het keuzeboek een afname te zien is in het beargumenteren van beoordelingen (zie tabel 37) komt overeen met de al vaker gedane constatering dat de groei van leerlingen van eh7 zit in het beargumenteren van belevingen.

Narratief begrip

Bij het keuzeboek geven enkele leerlingen van ww7 en eh8 een argumentatie bin­ nen het boek bij narratief begrip (zie paragraaf 5.1, tabel 40, 42). Er wordt door geen enkele leerling een argumentatie buiten het boek gegeven. Evenals bij interpretatie en beoordeling is er bij leerlingen van eh7 bij het keuzeboek een afname in het

geven van narratief begrip (zie paragraaf 5.1, tabel 41). Deze afname is sterker dan bij interpretatie en beoordeling: geen enkele leerling van eh7 maakt bij het keuze­ boek een opmerking in de dimensie narratief begrip. De geringe aandacht voor narratief begrip in het onderwijsleertraject is, zoals al vaker is geconstateerd, van invloed op de geringe verwoording van narratief begrip.

ONTWIKKELING IN INTERACTIE MET LITERATUUR BIJ DE MOTIVERING VAN HET LIEVELINGSBOEK

Bij de motiveringen van de lievelingsboeken maken alle leerlingen een groei door in het beargumenteren van hun belevingen en interpretaties. Deze groei in beleving is terug te zien bij de leerlingen van de beide groepen 7; het percentage leerlingen van groep 8 dat hun belevingen beargumenteert, wordt daarentegen minder (zie para­ graaf 5.3, tabel 50, 51, 52). Bij interpretatie is de groei in de groepen 7 van De Wind-wijzer en groep 8 van El Habib het sterkst (zie paragraaf 5.3, tabel 54, 55, 56). Ook hier zien we een verschuiving van beleving naar interpretatie. Opmerkelijk genoeg zien we dat de ontwikkeling in interpretatie bij de twee groepen 7 niet ten koste gaat van de ontwikkeling in beleving.

SAMENVATTEND

De interactie met het boek zit voornamelijk in het beargumenteren van belevingen en interpretaties. Uit zowel de gegevens uit de recensies, dagboeken als motiverin­ gen bij lievelingsboeken blijkt dat de sterkste groei zit in de argumentaties binnen het boek, waarbij leerlingen naast hun belevingen ook hun interpretaties gaan beargumenteren. Leerlingen stappen niet zo vaak uit hun eigen gebouwde tekst­ wereld; dit kan een verklaring zijn voor het weinig voorkomen van beargumen­ teerde beoordelingen.

In document VU Research Portal (pagina 161-165)