• No results found

ONTWIKKELING IN INTERPRETATIE BIJ HET EERSTE EN TWEEDE BOEK

In document VU Research Portal (pagina 190-200)

NA AR LITER AIRE COMPETENTIE IN DE GESPREKKEN

ONTWIKKELING IN INTERPRETATIE BIJ HET EERSTE EN TWEEDE BOEK

Als leerlingen eenmaal hun belevingen gaan interpreteren groeien ze ook in het beargumenteren van hun interpretaties. Bij het tweede boek is er een groei van beargumenteerde interpretaties bij de leerlingen van eh7 en eh8. Bij de leerlingen van ww7 is de argumentatie bij het eerste boek Verkocht echter sterker dan bij het tweede boek Tien torens diep. Dit wijst erop dat de keuze van het boek invloed heeft op de aard van de argumentatie. In deze paragraaf wordt beschreven hoe in inter­ actie met de leerkracht en met elkaar leerlingen zich ontwikkelen in hun interpreta­ tie. Ingezoomd wordt op de uitwerking van verschillende soorten vragen.

VRAGEN NAAR VERDIEPING

Het beargumenteren van interpretatie wordt op gang gebracht door het stellen van vragen over personages, situaties of belevingen die leerlingen opvallend vinden. Verdiepingsvragen sluiten aan op wat leerlingen inbrengen en worden niet gesteld om na te gaan of de situatie begrepen wordt.

WW7-1-2-K-18-20 (26-11-09) Verkocht

1. Juf Marja Wat zou Yaqub gewenst hebben?

2. Marieke Dat hij weer terug kan naar zijn vader en moeder en naar zijn zus.

3. Juf Marja Dat denken jullie allemaal, denk ik. Of is er iemand die denkt dat hij iets anders zou wensen?

4. Anneke Ja, ik denk een beetje wat Marieke zegt. Maar ik denk dat hij hoopt dat die man, hoe heet hij ook weer, Asnar, dat die aardig tegen hem gaat doen en hem goed gaat verzorgen. (interpretatie niveau 3)

5. Thomas De wens van Asnar is al uitgekomen, dat hij papa moest zeggen, maar die van Yaqub moet nog lang wachten.

6. Juf Marja Waarom lijkt het jou zo vervelend dat hij papa moet zeggen?

7. Marieke Ja, hij was pas vijf, geloof ik. En hij heeft toch al lang met zijn vader opgetrokken en dat hij dan ineens tegen iemand anders papa moet zeggen. Als ik tegen een kennis bijvoorbeeld papa zou moeten zeggen, zou ik dat ook niet leuk vinden. (beleving niveau 4)

De regievraag van de leerkracht (r. 3) leidt tot aanvullende reacties op de interpre­ tatie over de wens van Yaqub (r. 4, r. 5). Op de verdiepingsvraag van de leerkracht (r. 6) legt Marieke een relatie tussen de beleving van Yaqub en haar eigen beleving (r. 7). De leerlingen beantwoorden de vragen van de leerkracht, volgens Chambers voor jezelf zeggen.

In het volgende fragment bespreken de leerlingen in tweetallen waar ze in de kring over verder willen praten. De leerkracht begeleidt dit gesprek.

WW7-II-4-G-05-07 (18-2-10) Tien torens diep

1. Iri We willen het over de film hebben die ze op school laten zien. We hebben niet alleen naar de leuke dingen gekeken, maar ook wat niet leuk was. In de mijnen zijn ook dingen die niet leuk zijn. (interpretatie niveau 3)

2. Juf Marja En dat lieten ze in die film niet zien. Vond jij dat ook, Noor? 3. Iri Ze doen alsof ze het alleen maar leuk vinden. (interpretatie niveau 2) 4. Noor Ja, dat is waar (onverstaanbaar).

5. Juf Marja Jij vindt dat ze in die film geen goede informatie geven. Ze vertellen niet welke gevaarlijke dingen er zijn.

6. Noor Op school, in die film zelf, laten ze alleen maar zien wat leuk is. (interpretatie niveau 2)

7. Juf Marja Waarom laten ze die film zien, denken jullie?

8. Iri Ja, dat ze naar de mijnen komen. (interpretatie niveau 3) 9. Juf Marja Waarom zouden ze dat doen, denk je?

10. Iri Ja, voor het geld. (interpretatie niveau 3) 11. Juf Marja Hoe zit dat dan met het geld?

12. Noor De fabrieken krijgen, zeg maar, het geld en hun moeten hard werken. Ze krijgen ook wel geld, maar niet zo veel. (interpretatie niveau 3)

Iri en Noor hebben zelf ontdekt dat de voorlichtingsfilm over de mijnen niet waar­ heidsgetrouw is (r. 1). Ze hebben een referentie gelegd naar hun eigen beleving over de mijnen die anders is dan de voorgestelde situatie in de voorlichtingsfilm. De verdiepingsvragen van de leerkracht laten de leerlingen nadenken over de achterliggende bedoeling van de film (r. 7, r. 9, r. 11). De argumentatie hierover wordt verlegd van het concrete doel ‘mensen naar de mijnen lokken’ (r. 8), naar de dieper liggende oorzaak, de verschillen in rijkdom tussen mijneigenaars en

mijnwerkers (r. 10, r. 12). Iri en Noor maken een referentie naar de motieven van de mijn eigenaars om mensen naar de mijn te lokken. Er is sprake van een top-down verwerkingsproces. In samenspraak met elkaar en met de leerkracht wordt een nieuwe interpretatie ontdekt.

De andere cultuur waarin Verkocht zich afspeelt, roept vergelijking op tussen het eigen leven en leven van de personages. Dit roept inlevingsvragen op.

VRAGEN NAAR INLEVING

De vraag van de leerkracht om na te denken met welk personage de leerlingen bevriend zouden willen zijn, roept vragen en gevoelens op over de personages.

EH7-III-4-K-20-23 (24-3-10) Verkocht

1. Juf Ceciel Met wie zou je bevriend willen zijn of met wie bijvoorbeeld helemaal niet? 2. Akram Met Yaqub.

3. Juf Ceciel Met Yaqub zou jij wel bevriend willen zijn. 4. Akram Lijkt me een aardige jongen.

5. Juf Ceciel Waarom lijkt die je aardig? (kinderen steken hun vinger op)

Stel elkaar vragen hè. Wat ik nu bij Akram doe, mogen jullie onderling ook doen. 6. Akram Hij, eh.

7. Loeka Hij heeft niks kwaads gedaan. 8. Akram En hij, eh.

9. Zafier Maar stel je voor dat dat zo helemaal in het boek staat, en dat dat in het echt niet zo is.

10. Akram. Denk je nu echt dat wat er in het boek staat echt is?

11. Zafier Maar hij kan ook bang zijn omdat hij nu bij Asnar is. Stel je voor dat hij wil vluchten dan krijgt hij net als Said ook zweepslagen.

12. Suha Waarom heb je Yaqub gekozen? Er zijn toch ook andere mensen. 13. Akram Hij heeft maar kort geleefd.

14. Loeka Het hele boek gaat over hem.

15. Saïda Ik zou Noor kiezen. Ze is echt leuk omdat ze gekneusde benen had. Ik zou met haar meewerken. Ik kan voor haar geld verdienen of zo.

(leerlingen praten door elkaar)

Op aandringen van de leerkracht gaan de leerlingen met elkaar in gesprek. De opmerking van Zafier (r. 9) is voor meerdere interpretaties vatbaar. Akram (r. 10) denkt dat Zafier niet weet dat de werkelijkheid in het boek verzonnen is door de schrijver. Het kan echter ook zijn dat Zafier zich afvraagt of de informatie die de schrijver in het boek over Yaqub geeft wel volledig is. Zafier weet op de verdiepings­

vraag van Akram geen antwoord en maakt een opmerking over de beleving van Yaqub. Als er aan Zafier gevraagd was om zijn opmerking toe te lichten, zou hij meer aangezet zijn om zijn opmerking te beargumenteren.

VRAGEN NAAR VERANDERING VAN PERSPECTIEF

Bij het boek Verkocht wordt zowel bij eh7 (boek 3) als ww7 (boek 1) het perspectief verlegd van de wereld in het boek naar de eigen wereld.

WW7-I-3-K-25-40 (1-11-09) Verkocht

1. Bert Het stond in het boek dat hij (Asnar) boos was op de kameel. (interpretatie niveau 2) 2. Juf Marja Kun je je dat voorstellen?

3. Bert Nee, dat vond ik dus zielig dat hij die kameel uitschold. (beleving niveau 2) 4. Juf Marja Wie vind jij dan dat er verantwoordelijk voor is?

5. Bert (denkt 10 seconden na) Asnar. (interpretatie niveau 3)

6. Juf Marja Wie is het met Bert eens? Wie is het er niet mee eens? Vertel eens, Jan.

7. Jan Hij (Babu) wil op de kameel en niet Asnar, dus ik vind eigenlijk dat het ook een beetje zijn eigen verantwoordelijkheid is. (interpretatie niveau 3)

(veel leerlingen willen hierop reageren).

8. Dirk (verontwaardigd) Het was helemaal niet zo, want hij was bang voor de kameel en hij wou er niet op rijden en toen hebben ze hem gewoon op de kameel gezet en toen is ie er van af gevallen. Dus eigenlijk is het niet zijn eigen schuld. Dat is de schuld van de kameel. En van wat Bert zei dat Yaqub eigenlijk aan het schelden was op Asnar, maar daarna zei die: “Op de kameel,” omdat eh, anders zou er zeker iets gebeuren. (interpretatie niveau 3)

9. Juf Marja Wat er zou kunnen gebeuren? Jij scheldt op mij, wat denk je dat er dan gaat gebeuren?

10. Marieke Dan zeg jij: “Ga maar even afkoelen.” (beleving niveau 4)

11. Juf Marja En wat denk je, jij scheldt op Asnar zou Asnar ook zeggen: “Ga jij maar even afkoelen?” Wat zou er dan kunnen gebeuren?

12. Marieke Dan mag je niet meer meedoen met de kamelenrace. (interpretatie niveau 3) (andere leerlingen willen reageren.)

13. Juf Marja Wat denk jij, Noor?

14. Noor Ik denk dat hij dan geslagen wordt door die sigaret te pakken. (interpretatie niveau 3)

15. Juf Marja Wat is er aan de hand met die sigaret?

16. Noor Hij heeft een sigaret en dan komt hij steeds dichterbij en dan denk ik dat hij gaat branden. (interpretatie niveau 3)

Bert geeft een bottom-up verwerking, hij verbindt verschillende zinnen over de behandeling van de kameel door Asnar. Op de vraag van de leerkracht geeft hij aan dat dit voor hem een open plek is. Zijn meeleven gaat niet zozeer uit naar Babu, maar naar de behandeling van de kameel (r. 3). De leerkracht brengt verdie­ ping aan door te vragen wie de leerlingen verantwoordelijk achten voor de dood van Babu (r. 4). Hierop komen verschillende interpretaties: Asnar (r. 5), eigen

verantwoordelijkheid (r. 7), het gedrag van de kameel (r. 8). In hun referenties wor­ den verschillende standpunten geconstrueerd. Door de vraag van de leerkracht naar het verschil tussen de wereld in het boek en de eigen wereld (r. 9) realiseren de leer­ lingen zich dat Yaqub door Asnar mishandeld wordt en niet vrij kan reageren (r. 12, r. 14, r. 16). De afhankelijke situatie van Yaqub kunnen de leerlingen zich nu beter voorstellen. Door de vragen van de leerkracht vindt een reconstructie plaats van de toedracht van gebeurtenissen. In samenspraak met elkaar en met de leerkracht komen de leerlingen meer te weten over het gedrag van de personages.

Philia en Roos hebben met elkaar besproken dat ze net als Yaqub ook wel eens met drie kinderen samen op één matras slapen. Roos vertelt hierover in de kring. De leerkracht stelt hierop een vraag naar beleving vanuit het perspectief van Yaqub.

WW7-1-4-K-15-19 (10-12-2009) Verkocht

1. Juf Marja Wanneer slaap jij met iemand anders samen op één matras? 2. Roos Als er iets aan de hand is.

3. Juf Marja Is dat dan een vervelende situatie waarin jij dan verkeert? In welke situaties gebeurt dat?

4. Roos Bij een feestje.

5. Juf Marja Dan heb jij het heel anders hè? Yaqub zit in een ellendige situatie. Hij krijgt geen matras van de andere kinderen omdat hij maar zo’n klein menneke is. En jij bent jarig en je hebt een slaapfeestje en er mogen een heleboel kinderen bij jou blijven slapen. En jij wordt ’s morgens wakker en je denkt: “lekker ontbijten.” Hoe wordt Yaqub wakker? Gaat hij ook lekker ontbijten? Reageer eens.

6. Susan Hij krijgt niks.

7. Dirk Ik weet wel hoe hij wakker wordt (snikt): “Was ik maar thuis!”

Philia en Roos hebben een top-down verwerking gemaakt waarbij ze hun logeer­ partijtjes vergelijken met de situatie van de personages die samen in de barak slapen. De leerkracht verplaatst het perspectief van de leerlingen naar de personages in het boek. Hierdoor beseffen ze dat ogenschijnlijk dezelfde situatie door het ver­ schil in levensomstandigheden heel anders ervaren wordt. De top-down verwerking wordt door de vragen van de leerkracht aangepast aan de informatie uit het boek. In samenspraak wordt de beleving van Yaqub verduidelijkt.

In het laatste gesprek over dit boek ontwikkelt zich tussen drie leerlingen een inter­ pretatie over het gedrag van Asnar en wordt een relatie gelegd tussen de situatie in het boek en de werkelijkheid.

WW7-I-5-G-8-12 (17-12-09) Verkocht

1. Philia Maar Asnar deed eigenlijk kindermishandeling. (interpretatie niveau 3) 2. Janneke Ja, eigenlijk wel. Met die jockeys was eigenlijk slavernij om geld te winnen en hij

had eigenlijk beloofd dat hij al het geld aan de ouders zou geven. Maar hij heeft het eigenlijk meer voor zichzelf gehouden. (interpretatie niveau 3)

3. Philia Dit stukje gaat erover dat Asnar is opgepakt voor slavernij.16 (interpretatie niveau 2) 4. Marieke Je moet je voorstellen dat als jij daar was en je kreeg nooit eten.

(interpretatie niveau 4)

5. Philia Ik vind het wel raar dat Asnar niet gaat werken, maar slavernij gaat doen. Als je slavernij gaat doen, word je opgepakt en als je gaat werken, word je niet opgepakt. (interpretatie niveau 4)

6. Marieke Yaqub had dan wel bewijs moeten verzamelen. Bijvoorbeeld, dat ze nooit eten kregen en dat ze elke keer moesten werken. En als ze een keer een wedstrijd zou-den winnen, dat ze dan eten zouzou-den krijgen. Ja, als hij nou een camera had gehad. ( interpretatie niveau 3)

7. Philia Mag ik iets zeggen. Ik denk dat het boek wel gebaseerd is op een waar gebeurd verhaal, bijvoorbeeld wat er in arme landen gebeurt. Het kán zijn.

(interpretatie niveau 4)

8. Marieke Dat staat misschien in een volgend boek.

9. Janneke Ik denk dat dat van Noor fantasie is, maar de rest is, denk ik, wel waar. (narratief begrip niveau 2)

10. Marieke Nu denk ik niet meer; misschien in zo’n landen maar niet hier in Nederland of zo. (interpretatie niveau 4)

11. Philia Ik denk dat het nu niet meer voorkomt. 12. Marieke Misschien wel in andere landen.

13. Philia (bladert door het boek) Hier staat (leest voor): “Douane in India onderschept negen kinderjockeys.”

14. Janneke Zijn dat echte stukjes uit de krant? 15. Marieke Dat zou best kunnen.

16. Philia Maar je weet het maar nooit zeker.

Philia interpreteert het gedrag van Asnar als kindermishandeling, een conclusie over zijn gedrag (r. 1). Janneke maakt hierop een referentie over het motief van Asnar (r. 2). Marieke en Philia verbinden verschillende referentieniveaus. Marieke legt een relatie met haar eigen leven, waardoor ze de ervaringen van de ontvoerde kinderen concretiseert (r. 4). Philia geeft aan dat ze het gedrag van Asnar vreemd vindt, omdat dit gedrag bestraft wordt. Ze maakt hierbij een generalisatie over het straffen van slavernij en het belonen van werk (r. 5). Even later motiveert ze haar veronderstelling dat het een waar gebeurd verhaal is met de situatie in arme landen (r. 7). Dit leidt tot het uitspreken van veronderstellingen over wat echt gebeurd en wat fantasie is. Janneke (r.9) merkt op dat sommige situaties in het boek fantasie zijn en andere wel echt gebeurd kunnen zijn. Hier wordt niet op ingegaan. Marieke

trekt een conclusie waarbij ze een relatie buiten het boek legt vanuit verschillende perspectieven (r. 10, heden­verleden; westerse landen­Arabische landen). Philia ver­ andert van top-down naar bottom-up verwerking als ze een stukje voorleest uit de krantenartikelen in het boek. Bij Janneke roept dit de vraag op naar het realistische van deze krantenartikelen (r. 14). De leerlingen laten meerdere interpretaties open. Philia verwoordt het besef dat in literatuur een spel gespeeld wordt met fantasie en werkelijkheid (r. 16). In samenspraak met elkaar wordt de relatie tussen realiteit en fantasie verder uitgediept.

In het volgende gesprek wordt het verschil in gedrag tussen de politie in Nederland en in Arabië met elkaar besproken.

EH7-III-2-K-40-48 (10-3-10) Verkocht

1. Juf Ceciel Als ik hier de politie bel, dan moet de politie me toch helpen?

2. Zafier Ik denk dat die politie, dat Asnar met die politie over de boot een afspraak heeft gemaakt. En dat hij dan zegt, bijvoorbeeld als mijn jockeys de race winnen dat hij dan 10% van het geld krijgt. (interpretatie niveau 3)

3. Yusuf Omgekocht. (interpretatie niveau 3)

4. Juf Ceciel (tegen Isa) Jij stak ook je vinger op. Wat denk jij? 5. Isa Ik wou dat ook vertellen.

6. Juf Ceciel Vertel maar, wat denk jij?

7. Isa Ja, dat Asnar de politie dat geld gaat geven. (interpretatie niveau 3) 8. Juf Ceciel Maar mag de politie dat dan doen?

9. Kinderen Nee.

10. Juf Ceciel Maar waarom doen ze dat dan toch? 11. Isa Om geld te verdienen. (interpretatie niveau 3) 12. Juf Ceciel Maar waarom doen ze dat hier dan niet?

13. Milan Hier zijn ze niet zo arm, hier gebeurt dat niet. (interpretatie niveau 4) 14. Juf Ceciel Wat vind je ervan dat de politie dat doet?

15. Milan Oneerlijk. (interpretatie niveau 3) 16. Juf Ceciel Stel eens wat meer vragen.

17. Rachid Dat zou iedereen doen, als je arm bent. (interpretatie niveau 3) 18. Juf Ceciel Zou iedereen dat doen als je arm bent? Zou jij dat doen als je arm bent?

19. Rachid Ja, misschien. Ja, want hier ben je rijk om dat niet te hoeven. Hier word je betaald als je politie bent misschien en daar misschien niet. (interpretatie niveau 4)

20. Loeka Ik zou het niet doen. 21. Malika Ik ook niet. 22. Milan Ik misschien wel.

23. Rachid Iedereen zou dat doen als hij zo arm is. (interpretatie niveau 4)

24. Juf Ceciel Dat mag je niet zeggen dat zou iedereen doen als hij arm is hè. Dat mag je misschien niet zo zeggen. Je kunt je wel voorstellen dat mensen dat doen hè.

Zafier maakt een inferentie naar het motief van de politie om de ontvoerde kin­ deren niet te helpen (r. 2). De verdiepingsvragen van de leerkracht vanuit het perspectief van de politie in Nederland (r. 12) en vanuit het eigen perspectief van de kinderen (r. 18) brengen Milan en Rachid tot een interpretatie buiten het boek. Milan maakt een generalisatie (r. 13), Rachid verklaart het gedrag van de Arabische politie vanuit hun situatie (r. 19) en generaliseert dit naar gedrag van arme mensen (r. 23). De leerlingen realiseren zich dat verschil in rijkdom, verschil in gedrag tot gevolg kan hebben.

EH7-III-2-K-58-65 (10-3-10) Verkocht

1. Zafier Maar over Verkocht hè. Die sjeik Omar is de baas van die stad. Die sjeik Omar doet zelf ook mee met die kamelenrace.

2. Juf Ceciel Doet hij er zelf ook aan mee? Gaat hij zelf ook op een kameel? Wat bedoel je? 3. Zafier Nee, hij zit niet op een kameel. Hij vervoert ook kinderen en laat ze ook racen. 4. Juf Ceciel O, en daar hebben jullie het over gehad, over die sjeik Omar. Wat hebben jullie dan

verteld over die sjeik?

5. Isa, Yusuf Hij heeft vijf vrouwen en twintig kinderen. 6. Juf Ceciel Vijf vrouwen en twintig kinderen? 7. Yusuf Dat dat niet normaal is.

8. Juf Ceciel Dat dat niet normaal is. Waarom vind je dat niet normaal? 9. (Isa en Yusuf lachen)

10. Yusuf Eén vrouw is genoeg. 11. Juf Ceciel Eén vrouw is genoeg? 12. Safa Als je niet gescheiden bent.

13. Suha Dan moet je wel heel veel geld hebben.

14. Juf Ceciel Als je dus heel rijk bent, dan kun je dus meer vrouwen hebben? 15. Loeka Nee.

16. Juf Ceciel Zouden die vrouwen dat leuk vinden denk je? 17. Kinderen Nee.

18. Milan Dat is misbruik. (interpretatie niveau 4) 19. Juf Ceciel Wat zeg je?

20. Milan Dat is misbruik. (interpretatie niveau 4) 21. Juf Ceciel Leg eens uit dan.

22. (Milan krabt op zijn hoofd) 23. Juf Ceciel Hoe bedoel je dat precies?

24. Milan Want één man en één vrouw, of twee vrouwen en één man of zo, maar echt niet zoveel zoals dertig stuks of zo.

25. (Rachid zegt lachend iets tegen Milan) 26. Juf Ceciel Heel goed. Zeg dat nog eens hardop. 27. Rachid Dat ze geen dingen zijn. (interpretatie niveau 4) 28. Juf Ceciel Dat het geen dingen zijn hè. Het zijn. 29. Kinderen Mensen.

Uit het vertellen van wat de leerlingen besproken hebben, komt door de verdie­ pingsvragen van de leerkracht naar voren dat de leerlingen het gedrag van sjeik Omar niet normaal vinden (r. 1­r. 7). De verdiepingsvraag van de leerkracht vanuit het perspectief van de vrouwen van sjeik Omar (r. 16,) leidt tot het leggen van een relatie buiten het boek, waarbij Milan concludeert dat dusdanig gedrag naar vrou­ wen misbruik is (r. 18). Rachid generaliseert dat vrouwen geen dingen zijn maar mensen die zorg nodig hebben (r. 28, r. 30). In samenspraak met elkaar wordt een oordeel gevormd over het gedrag van de sjeik.

VRAGEN OVER POST-IT-OPMERKINGEN

In document VU Research Portal (pagina 190-200)