• No results found

BUILDING PROVISION?

3.3.2 TERUG NAAR THOMAS KUHN

“Het falen van bestaande regels is het voorspel tot een speurtocht naar nieuwe.”, zo stelt Kuhn (1970/2003). In zekere zin zouden wij de drie probleemvelden van Van der Krabben (2011) onder deze bewering kunnen scharen. De crisis heeft zowel aan de kant van marktpartijen als gemeenten enorme wonden geslagen (A. Boon, persoonlijke communicatie, 23 maart

2011).Daarnaast bevindt de ruimtelijke ordening in Nederland zich, zoals van der Krabben (2011) stelt op een keerpunt in de tijd. Verschillende partijen, zowel publiek als privaat, zijn nu opzoek naar nieuwe definities voor hun rollen. De zoektocht naar alternatieve verdienmodellen lijkt daarom noodzakelijk (Deloitte & Praktijkleerstoel gebiedsontwikkeling TU Delft, 2010). Uit een enquête van Deloitte onder 500 professionals die zich bezighouden met

gebiedsontwikkeling, verwacht bijna 80% van deze groep dat de verhoudingen tussen partijen ingrijpend zullen veranderen en is bijna 70% van mening dat de winst uit grondexploitaties als belangrijkste inkomstenbron voor gemeenten definitief op zijn retour is (Deloitte &

Praktijkleerstoel gebiedsontwikkeling TU Delft, 2010, p. 3). Over hoe nu verder te gaan zijn de meningen verdeeld, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de verschillende visies op de rol van gemeenten: de één stelt dat de gemeente zich meer en meer zal terugtrekken uit ruimtelijke ontwikkeling en zich niet meer zal bezighouden met de aankoop van gronden, de ander stelt dat gemeenten nu juist meer risicodragend gaan participeren, bijvoorbeeld in woningbouwprojecten (Deloitte & Praktijkleerstoel gebiedsontwikkeling TU Delft, 2010). De ratio achter deze nieuwe definities over de rollen van partijen die betrokken zijn bij ruimtelijke ontwikkeling, kan daarbij ook gezien worden als de vermenigvuldiging van versies van een theorie. Ook dit is volgens Kuhn (1970/2003) een zeer vaak voorkomend symptoom van een wetenschappelijke crisis. De ook in één van de eerdere paragrafen geschetste discussies tussen wetenschappers die het heersend paradigma verdedigen en andere wetenschappers die stellen dat er een nieuw paradigma in opkomst is, is treffend voor een wetenschappelijke crisis (Kuhn, 1970/2003).

31 | P a g i n a

De drie vraagstukken van Van der Krabben (2011) die al eerder zijn omschreven kunnen worden gezien als een anomalie. Evenals het falen van het systeem van aanbodgericht bouwen Immers: een anomalie is een verschijnsel waarop je door het paradigma niet met voorbereid (Kuhn 1970/2003). Dit falen is niet louter terug te brengen op de varkenscyclus, die een aanbodoverschot als cyclisch verschijnsel omvat. De reden waarom juist nu zoveel stemmen opgaan voor bijvoorbeeld het vraaggericht bouwen en het meer centraal stellen van de

eindgebruiker, is dat er in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin niet goed is ingespeeld op de wensen van deze eindgebruiker. Dit is wel degene die de grootste invloed heeft op het

uiteindelijk functioneren van het gerealiseerde vastgoed. Rudy Stroink, oud-directeur en

oprichter van TCN, verwijst naar een uitspraak uit Field of dreams , een film uit 1989: “If you built it, they will come”, deze gedachte leeft volgens hem ook in de vastgoedwereld (Schravensande & Groenenboom, 2011). “Heel lang kon je bouwen wat je wilde, in de gedachte dat de gebruiker vanzelf wel kwam. Er is te weinig gekeken naar hoe groot de doelgroep en hun behoefte nu echt is.” (Stroink, in Schravensande & Groenenboer, 2011). De demografische groeispurt is inmiddels tot een einde gekomen: “… Schaarste was een reden om te bouwen, maar er is geen schaarste

meer.”Nieuwigheid kan een aanleiding zijn, maar voor elk nieuw project laat je nu iets anders achter. (Stroink, in Schravensande & Groenenboom, 2011). Een treffend voorbeeld is de vraaguitval op de woningmarkt, hierdoor is het aanbodgerichte systeem als het ware ontploft.

Hier komt ook een andere oorzaak bij die heeft geleid tot het falen van het aanbodgerichte systeem. Geld aan de voorkant heeft een belangrijke rol gespeeld in dit systeem en doet dit nu eigenlijk nog steeds. Door het terugrekenen van cashflows en de residuele waardebepaling bij vastgoed moet altijd vanuit de toekomst worden teruggerekend naar het heden, uitgaande van een bepaalde verwachting over de toekomst. Dit is een vrij statische berekening en houdt geen rekening met de dynamiek van de toekomst.

Wanneer we dus de veranderende praktijk van ruimtelijke ontwikkeling in Nederland vanuit het perspectief van Kuhn bekijken, kunnen we op basis hiervan stellen dat er sprake is van een wetenschappelijke crisis. Dit blijkt onder andere uit het gegeven dat verschillende

wetenschappers het niet met elkaar eens zijn over problemen die niet corresponderen met het huidig paradigma en oplossingen van toen die niet meer nu lijken op te gaan. Daarnaast is er sprake van anomalieën: verschijnselen waarop het paradigma niet voorbereid was.

3.4 CONCUSIES

Concluderend kan worden gesteld dat er inderdaad sprake lijkt van een specifieke structure of building provision voor ruimtelijke ontwikkeling in Nederland in het algemeen. We hebben gezien dat er een aantal wezenlijke verschuivingen aan ten grondslag lagen, onder andere was dit de terugtrekkende overheid, specialisatie en fragmentatie en de voorwaartse integratie van marktpartijen. Deze hebben er toe geleid dat er een specifieke structure of provision is ontstaan, waarop verschillende manieren met elkaar kan worden samengewerkt. Echter moet wel in ogenschouw worden genomen dat deze huidige structure of building provision als gevolg van de vastgoedcrisis onder druk is komen te staan. Er zijn verschillende verschijnselen die zich voortdoen, die kunnen worden verklaard als anomalie: verschijnselen waarop een bepaald wetenschappelijk paradigma niet is voorbereid. Onder andere gaat het hier om ongewenste uitkomsten van marktprocessen, de toegenomen complexiteit van gebiedsontwikkeling en onduidelijkheid over het geschikte ontwikkelmodel voor ruimtelijke ordening.Het is met de gedachte van Thomas Kuhn te stellen dat er op dit moment sprake is van een wetenschappelijke crisis. Wat uiteindelijk de impact zal zijn is op dit moment niet duidelijk, zoals in het werk van Kuhn naar voren komt is dit alleen maar naderhand te bepalen.

32 | P a g i n a

4. HERBESTEMMEN: HOE ZIT DAT?