• No results found

Terug naar Oost?

In document De Gemeenschap (pagina 37-43)

73 Terug naar Oost?

Theo Berendsen en de technische dienst

Theo Berendsen kwam op 1 maart 1973 ‘voor het leven’, of eigenlijk ‘voor onbepaalde tijd’ als schilder in dienst bij De Gemeenschap. Hij bleef 36 jaar, tot zijn vroegpensioen in 2009. Schilder was hij niet gedurende die hele periode, al zei hij zelf van wel… Theo Berendsen: ‘We waren met vier schil-ders: Gerard Leurmans, dhr. Smits, André Sünnen en ik. Ik was de jongste met m’n 23 jaar. André Sünnen, de vader van Peter Sünnen, was de voorman-schilder en hij had daarom een lange witte stofjas aan in plaats van een schildersover-all.’

Berendsen: ‘Een van mijn eerste klussen was het schil-deren van een plafond dat geleden had onder lekkage. Ik kreeg een pot verf en een vrij kleine kwast. Dat verbaas-de me enorm. Moest ik daarmee het plafond schilverbaas-deren?

Schijnbaar hadden ze bij De Gemeenschap nog nooit van rollers gehoord. Ik ging een verfroller kopen en zo’n bak en begon met m’n werk. Dat ging een stuk sneller dan met de kwast. Iedereen kwam kijken, de andere schilders, het be-stuur, de opzichter meneer Arts, het personeel van kantoor en de administrateur Van de Kemp, alsof ik een wereldwon-der was. Ze waren wel wat ouwereldwon-derwets bij De Gemeenschap.’

Dat merkte Theo ook toen hij met de handkar en trek-schuifladders op pad moest. ‘We haalden de handkar uit het hok in de Gregoriusstraat, bonden de ladders erop en met alle verfspullen liepen we zo naar het werk. Naar Hengstdal of de Van ’t Santbuurt. Op de kar waren de letters W.V.G. (Woning Vereniging de Gemeenschap) geschilderd.

Steigers hadden we nog niet, die hebben we nooit gehad.

Dus zetten we twee ladders neer met zo’n ladderbankje erop en dan legden we er met z’n tweeën een uitschuifplankop.

En zo schilderden we dan een dakgoot; het ging op deze manier sneller dan ladder-op, ladder-af. Dat zou nou niet

meer mogen, veel te gevaarlijk. Ook gevaarlijk was het he-teluchtkanon. Op een winterdag moesten we trapportalen in Lankforst schilderen. Het was zo koud dat de latex op de buitenmuren bevroor. Iemand had een heteluchtkanon ge-regeld. Dat heteluchtkanon werkte op petroleum, wat na-tuurlijk bloedlink was want dat apparaat stond op de begane grond en boven in de trappenhal werden wij bijna bedwelmd door de rook en de stank. Het heteluchtkanon heeft er niet lang gestaan.’

Een van de schilders (dhr. Smits) met wie Theo werkte, was niet erg spraakzaam. ‘Moche’ en ‘Avond’ was het eni-ge wat hij op een dag zei. Gelukkig had Theo veel contact met de mensen in de Spoorbuurt en Hengstdal. Hij kende iedereen in de oudbouw, ‘ik voelde me zo’n beetje de am-bassadeur van De Gemeenschap. Het gebeurde wel eens dat ik ’s middags mee mocht eten. Friet met kroketten bij Bert en Nettie Tassenaar in de Van ’t Santstraat of een macaro-nischotel bij de familie Klomp aan de Verdistraat. Befaamd waren ook de zelf gemaakte gehaktballen van Gergio uit de Sweelinckstraat. Een recept van zijn moeder uit Italië met

erg veel knoflook. Ik rook de heerlijke baklucht al toen ik de voordeur aan het schilderen was. Het contact met de be-woners was het allermooiste! Ik maakte met iedereen een praatje, werd overal binnengeroepen voor een kopje koffie, en hoorde het wel en wee van de bewoners.’

Berendsen was in 1973 door opzichter Arts aangeno-men, het was toen tijd om te verjongen. Er was toen nog een eigen onderhoudsdienst, die zelf alle woningen onderhield.

Met Peter Sünnen die in 1977 in dienst trad, heeft hij lang samengewerkt. Toen Sünnen als mutatieopzichter ging werken, bleef Theo alleen over. Als enige schilder kon hij het grote buitenschilderwerk natuurlijk niet aan. Het meeste werk werd uitbesteed. ‘Toen werd ik ingeschakeld om allerlei onderhoudsklussen te doen. Ik heb waarschijnlijk wel alle doucheplafonds van de maisonnettes in Neerbosch-Oost en Lankforst opnieuw geschilderd. Deze waren inpandig en er was geen mechanische ventilatie, waardoor er nogal wat schimmelvorming ontstond op de plafonds. Met de handkar kon ik natuurlijk niet naar Neerbosch. Daarom reed ik met m’n eigen auto vol met verfspullen, tot ik het bedrijfsbusje van de loodgieter Theo Thijssen kon overnemen. Daar heb ik tot het eind van m’n carrière mee rondgereden. Feitelijk was ik de laatste in de technische dienst van De Gemeenschap.

De werkplaatsen waren inmiddels verhuurd aan kunste-naars, maar aan de Hengstdalseweg was een kelderruimte met een elektrisch kacheltje en een wasbakje met een kleine boiler waar ik de verfspullen kon opslaan en de kwasten schoonmaken. Wanneer er niks te schilderen was, ruimde ik zwerfvuil rondom de maisonnettes op, bracht ik de Bewo-nersmagazines van De Gemeenschap rond en de OLA’s. Dat waren de Optisch Leesbare Acceptgirokaarten, om de huur te voldoen. En natuurlijk ook de enveloppen met de jaarlijkse huurverhogingen. Daarnaast verving ik ook de lampen in

de openbare ruimtes aan de Van Gentstraat, waar vroeger de Melkerij Lent stond, Canabae, de Weijer/Oud Burgeren Gasthuis (OBG), complexen aan de Daalseweg, Hengstdal, Archipelstraat, Lankforst en Neerbosch-Oost.’

‘Als bewoners vijftig jaar bij De Gemeenschap woonden, kregen zij een groot boeket bloemen, ook die boeketten le-verde ik af. De laatste jaren waren het er tientallen. Ik deed dat samen met mijn collega Hans Peters die daar dan een mooie foto van maakte.’

Er was lange tijd een enorm verschil tussen de techni-sche dienst en het kantoor. Later is dat gelukkig veranderd.

Vooral meneer Arts, was ‘een baas’ van de oude stempel.

‘Op kantoor sprak men elkaar aan met de voornaam. Toen meneer Arts als directeur van WBSG al een paar jaar met pensioen was, nam ik op een nieuwjaarsborrel mijn kans waar. Ik was in 1998 prins carnaval geweest van Knotsen-burg (Nijmegen) en dat opent deuren, dacht ik. Ik vroeg:

“Mag ik nu ook Wim zeggen, of moet ik nog steeds meneer Arts zeggen?” “Nee, nee, nee voor jou ben ik meneer Arts,”

zei hij tegen mij. Ik zei: “Maar ik loop ook al naar de zestig.”

Waarop Arts antwoordde: “Al word je tachtig, je blijft me-neer Arts zeggen.”’

Gregoriusstraat 25 stond acht maanden leeg, terwijl er grote woningnood was. Het pand werd gekraakt door een kra-kerspaar. Daar was weliswaar begrip voor, maar ze moesten de woning toch verlaten. Een gesprek met de krakers leidde voor De Gemeenschap tot een ‘bevredigende oplossing’.

In 1979 werden nieuwe statuten opgesteld, omdat een

‘bredere openstelling van het lidmaatschap’ gold. Dat kwam door het systeem van de Centrale Registratie Woningzoeken-den. Het waren niet meer alleen spoormensen die zich meld-den – dat wermeld-den er steeds minder – maar ‘iedereen’ kon zich nu op een Gemeenschap-woning inschrijven.

Het onderhoud aan het oudste woningbezit ging door.

Nieuw waren woonerfplannen voor de Obrechtstraat en om-geving. Het toegenomen autobezit, en de sluiproute door de Spoorbuurt zorgden voor veel overlast, een woonerf met snel-heidsbeperking loste die problemen misschien op.

De jaren tachtig in de bouw

De grote ‘Geen Woning, geen Kroning’-krakersrellen in Am-sterdam tijdens de abdicatie van koningin Juliana en de kro-ning van prinses Beatrix in 1980 hadden alles met wokro-ningnood te maken. Nijmegen had in februari 1981 de Piersonrellen rond de Piersonstraat en de Zeigelhof. Het was een ware veld-slag. Behalve de enige kraakactie in de Gregoriusstraat was het wat kraken en rellen betreft rustig bij De Gemeenschap.

De jaren tachtig waren de jaren van economische terug-gang en werkloosheid. In de bouw heerste ernstige reces-sie, er werd gesaneerd en dientengevolge waren er enorme bezuinigingen. Relatief weinig woningen werden gebouwd.

De woningbouwverenigingen en alle toeleverende bedrijven leden hier onder. De gemeente Nijmegen kreeg een uitermate beperkt contingent (aantal) woningwetwoningen toebedeeld voor 1983 en volgende jaren. In de loop van het decennium trok de groei wat aan, maar er was veel veranderd in de bouw.

De nadruk lag nu vooral op bouwen buiten de stad, op

speci-aal daarvoor aangewezen locaties.

Deze groeikernen hadden hun nadelen. Buiten de steden gelegen, zorgden ze voor enorme files in de spits. Immers, de werkgelegenheid was elders. Ook verder hadden die ker-nen geen goed imago. Ze waren saai, doods en monotoon ontworpen. Nieuwbouw moest toch weer aan de rand van de stad komen, zo stelden de beleidsmakers in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening van 1988. In 1991 werden de plannen heel concreet in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (Vinex).

Naar grote Vinex-locaties werd gezocht. De bekendste waren Leidsche Rijn tussen Utrecht en Vleuten en de Waalsprong noordelijk van Nijmegen. In de Waalsprong gingen steeds meer Nijmeegse corporaties participeren. De Gemeenschap was vooralsnog afwachtend.

De termen ‘scheef wonen’ en ‘scheef huren’ werden voor het eerst in 1989 gebruikt. Staatssecretaris E. Heerma wilde de volkshuisvesting liberaliseren en de doorstroming in huur-woningen bevorderen – mensen bleven veel te lang in hun (goedkope) huurhuis wonen. ‘Een Gemeenschap-woning is voor het leven…’ Zo dachten velen nog altijd, maar ook hier werd doorstroming toch echt wenselijk – de wachtlijsten in Oost liepen op tot meer dan tien jaar voor een gewilde woning in een gewilde wijk.

Er kwam een ‘Nederlands Verbond van Huurders’ en een

‘Landelijk Ombudsteam Stadsvernieuwing’. Zij verenigden zich om huurders te beschermen en organiseerden de actie

‘Heerma Zo Niet’. Beide organisaties zouden later de Neder-landse Woonbond gaan vormen.

Ondertussen bij De Gemeenschap

De buitenwereld kwam stilletjes binnen op het kantoor aan de Dommer van Poldersveldtweg 295. Het vroegere kantoor aan de Gregoriusstraat 8 voldeed al langer niet meer. Bo-vendien had de bewoner van de bovenwoning op nr. 10 veel overlast van de wekelijkse spreekuren van het bestuur, waar

De Gemeenschap 1920-2019 76

zo’n dertig tot veertig woningzoekenden op af kwamen. Het voormalige winkelpand aan de Dommer van Poldersveldtweg 295 stond in 1978 leeg en werd geheel heringericht zodat De Gemeenschap er in 1980 in kon trekken.

Een grote verandering was dat er voor het eerst in zestig jaar een niet-NS’er in het bestuur kwam. De statuten waren hierop aangepast. Openheid werd het streven. De Gemeen-schap verzocht om handhaving van ‘de haar verleende toela-ting als instelling, uitsluitend in het belang van de volkshuis-vesting werkzaam …’ Uiteraard kreeg ze de toelating, ‘hebben goedgevonden en verstaan de toelating van bovengenoemde vereniging als instelling, uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkzaam, te handhaven. Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is belast met de uit-voering van dit besluit. Lage Vuursche, 28 oktober 1980, w.g.

Beatrix; de staatssecretaris w.g. G.Ph. Brokx.’

In 1981 waren er negen personen in vaste dienst; de ver-eniging bezat 1576 woningen, 2 winkels en 188 garages. Twee jaar later was het woningbezit iets gegroeid naar 1615 wonin-gen. Woningzoekenden bleven er in groten getale. Hun aantal nam in de jaren tachtig opvallend toe als gevolg van een echt-scheidingsgolf.

Het bestuur hield nog steeds wekelijks spreekuur op maandagavond. Maar langzamerhand werd het voor hen bijna onmogelijk om een actieve bestuursfunctie te combineren met een andere dagtaak. Het werk binnen de organisatie werd ingewikkelder, en eigenlijk kon niet op de oude voet worden doorgegaan, maar hoe dan wel? Een groot dilemma waar het bestuur mee worstelde, was dat de lage huren in de Spoor-buurt ertoe leidden dat hier een bepaald en soms ongewenst sociaal klimaat ontstond, wat problemen voor de buurt met zich meebracht.

In 1985 verviel het wekelijkse spreekuur. Er kwam een dagelijks bestuur dat tweewekelijks ging vergaderen. Voor bijzondere werkgebieden werden commissies opgericht, die

het dagelijks bestuur adviseerden. Overkoepelend was een algemeen bestuur dat iedere zes weken bijeen kwam. Over een aantal belangrijke besluiten besliste de Algemene Leden-vergadering nog altijd. Het uitvoerende werk op het gebied van woningverhuur werd overgedragen aan een beroeps-kracht. Verhuurfunctionaris Henk Gerrits was afkomstig van woningbouwvereniging Kolping. Hij kreeg direct te maken met de Centrale Registratie Woningzoekenden (CRW), naast het provisorisch ingerichte Centraal Inschrijf en Informatiepunt (CIIP), opgericht in 1982. Dit was allemaal nieuw (en onper-soonlijk) voor De Gemeenschap. De centrale CIIP-inschrijving kwam in plaats van inschrijving per corporatie. Dat betekende afstand tot het bestuur dat tot die tijd de woningen zelf had verdeeld. Veel later zou er iedere twee weken een Woonkrant verschijnen en sinds 1997 werd samengewerkt met de Stich-ting Entree.

Vanaf november 1985 lag de verantwoordelijkheid voor de dagelijkse gang van zaken bij directeur W.J.A. Arts. Een herstructurering van het takenpakket van het bestuur en het professioneel apparaat werd in gang gezet. Er kwamen drie commissies:

1. Verhuur – bewonerszaken – participatie.

2. Nieuwbouw – groot onderhoud – representatie.

3. Organisatie – automatisering – financiën en administratie.

Ieder jaar opnieuw constateerde M.H.J. Merkus – al sedert 1968 de gedelegeerde van de gemeente binnen het bestuur – dat De Gemeenschap financieel zeer gezond was. De Ge-meenschap was eind jaren tachtig een vereniging met een miljoenenomzet, met een eigen kapitaal van 1695 woningen, 191 garages, 22 bergingen, 3 stallingen, 4 werkplaatsen, het bestuurs- en administratiegebouw aan de Dommer van Pol-dersveldtweg, en het magazijn met werkplaats aan de Grego-riusstraat.

Omdat Nijmegen steeds kleinere aantallen

77 Terug naar Oost?

ningen kreeg toebedeeld, werd bouwen voor de sociale sector moeilijker. De Gemeenschap oriënteerde zich op andersoorti-ge projecten: kleinschaliandersoorti-ge plannen in de Van Gentstraat en de Sweersstraat, en een seniorenproject in Neerbosch. In 1988 werden vijf woningen beschikbaar gesteld aan de Regeling opvang Asielzoekers en in het daaropvolgende jaar nog eens twee.

Eerste ideeën over automatisering

Het kon niet uitblijven, in 1984 werd een beeldscherm met toetsenbord en printer (een zogenaamde terminal) aange-sloten op het CRW-programma. Intern werd bekeken hoe de administratieve processen geautomatiseerd konden worden.

Denk aan al die handgeschreven huurregisters, grootboeken, klachtenboeken uit de eerste halve eeuw van de geschiedenis…

In 1985 kwam er apparatuur en software voor de auto-matisering van de administratie en twee jaar later was er een eerste administratief medewerkster/secretaresse in dienst.

In 1988 werden de huuradministratie en de overige finan-ciële administratie geautomatiseerd, en er kwam tekstver-werkingsapparatuur. Om het helemaal compleet te maken werden in 1990 een telefax en een nieuwe telefooninstallatie aangeschaft.

Lindenholt.

De bouw van 103 woningen in Lindenholt (vlek E/F) bracht verlichting in de enorme woningnood die er in de jaren tachtig nog altijd was. Er stonden op een gegeven moment wel elf-honderd woningzoekenden bij De Gemeenschap ingeschreven.

In 1981 werden de 103 eengezinswoningen opgeleverd in Lin-denholt-Horstacker, in de 10de-13de en 15de straat.

In 1986 was even sprake van nieuwe ontwikkelingen in Lindenholt, maar een jaar later al werd besloten om hier geen nieuwe woningen te bouwen. De huren zouden te hoog uitval-len en niemand wilde een dure huurwoning in Lindenholt.

Lin-Wanneer een bewoner een klacht had, kon hij of zij dat melden. Alle klachten werden genoteerd in de klachtenboeken. Dit ‘klachteboek’ is uit de jaren 1963-1965.

Peter Sünnen

Peter Sünnen werkt sinds 1 april 1977 bij De Gemeenschap, het jaar waarin zijn vader met pensioen ging. Eigenlijk had hij wel eerder willen beginnen ‘maar directeur Wim Arts wilde geen familiebedrijf’. Er werkte namelijk ook nog een broer, Joop Sünnen. Peter is de jongste van tien kinderen en werd geboren aan de Sweelinckstraat. Weliswaar in een van de grotere woningen met vier slaapkamers, maar de kinderen sliepen toch in stapelbedden. Een broer die op zolder sliep, moest meteen gaan liggen omdat hij er niet kon staan. Op een gegeven moment kwam ook Peters oma nog korte tijd in huis. Ze woonde in de voorkamer waar ze ook zou overlijden.

Peters grootvader van moederszijde werkte bij het spoor in Waalwijk en werd overgeplaatst naar Nijmegen. Zo kwam de band met De Gemeenschap en de Spoorbuurt tot stand.

Peter bleef tot zijn 23ste thuis wonen, negentien jaar aan de Sweelinckstraat 54 en vier jaar aan de Van ’t Santstraat 40 (samen met zijn zus Gerda; de andere acht kinderen waren toen het huis al uit).

In 1977 bestond de onderhoudsploeg uit vier schilders, twee timmerlieden en één loodgieter/metselaar. Aan de Gregoriusstraat was de werkplaats annex opslag waar onder andere de handkar stond. Met die handkar met de ladders erbovenop trokken ze te voet naar het werk en verzorgden in de Spoorbuurt en Hengstdal al het schilderwerk van de meer dan duizend woningen.

Na acht jaar als schilder te hebben gewerkt, werd Pe-ter Sünnen allround medewerker, oneerbiedig gezegd een soort ‘klusjesman’. Later werd hij mutatie-opzichter en dat bleef hij tot de fusie met Standvast Wonen op 1 mei 2019.

Hij begeleidde alle verhuizingen van de bewoners, deed de eerste en de tweede controle en organiseerde de aannemers wanneer er veel moest gebeuren. Hierdoor kent hij werkelijk

alle woningen van binnen en van buiten. Ook was hij de ver-antwoordelijke man voor de ZAV-jes: de Zelf Aangebrachte Voorzieningen. Er mocht steeds meer om de eigen huurwo-ning te verfraaien, maar het moest altijd wel van te voren worden aangevraagd.

Er veranderde veel gedurende zijn lange dienstver-band. Vroeger hield het bestuur op maandagavond zitting in de Gregoriusstraat. De mannen rookten dikke sigaren en mevrouw Th.W.J.M. van Betuw had altijd een zakje snoep bij zich. Ze was lokettiste op het station en zat achter het internationale loket 5. Je moest ‘bij het spoor zijn, of zoon van een spoorwerker wezen’ om in aanmerking te komen voor een woning. Op een gegeven moment veranderde dat allemaal, dat kwam door de introductie van het CIP en later Entree. Alle woningzoekenden konden op het aanbod reage-ren en het persoonlijke contact tussen bestuur en huurder verdween.

De laatste drie jaar is de Spoorbuurt verduurzaamd.

Vijfhonderd woningen zijn van energielabel D naar label B gegaan; overal kwam dubbel glas. Op veel daken van wo-ningen in Hengstdal en op alle nieuwbouw wowo-ningen komen zonnepanelen. De opgewekte energie is voor de verlichting in de trappenhuizen, de liften en de bellenplateaus.

Is er veel veranderd? Peter: ‘In plaats van de handkar kwamen er autootjes. Vroeger gingen we met een laddertje op de handkar de huizen af om dakpannen die bij storm waren weggewaaid te vervangen. Het schilderwerk deden we met een houten ladder… Vroeger waren er geschreven bonnen, nu worden de klachten gemaild. Er waren nog heel lang bewoners die op het kantoor aan de Curaçaoweg hun huur kwamen betalen. Eerst contant, maar de laatste jaren pinden ze wel.’

denholt bleek moeilijk te verhuren. Veel Nijmegenaren trokken liever naar de randgemeenten.

Een paar jaar later, in 1989-1991, werd toch weer ge-bouwd in Lindenholt. De Voorburgse architect Karel Nieuw-land ontwierp veertig eengezinswoningen in vier blokken van tien in de Drieskensacker.

Daalseweg en Groesbeeksedwarsweg-Bachstraat58

Van 1980 zijn de bouwplannen voor 98 woningen aan de Daal-seweg en de Bachstraat. De plannen ontstonden in het kader van het stadsvernieuwingsproces. In deze tegenwoordig zo geliefde straten in Oost stonden eind jaren zeventig en begin

Van 1980 zijn de bouwplannen voor 98 woningen aan de Daal-seweg en de Bachstraat. De plannen ontstonden in het kader van het stadsvernieuwingsproces. In deze tegenwoordig zo geliefde straten in Oost stonden eind jaren zeventig en begin

In document De Gemeenschap (pagina 37-43)