• No results found

tegenstellingen waren dat daarin de permanente prikkel gegeven lag om totaal en permanent naar elkaars doorgronding te hunkeren. Maar Emilie had in zekere zin

wel gelijk; je kunt boven die zogenaamde puberale instelling uitgroeien, beter gezegd,

je kunt zover komen dat er geen sprake meer is van een emotioneel doorleefd besef

omtrent de ander als wezen dat zich essentieel en onverzoenlijk van je onderscheidt.

Maar dan zou je geen man of geen vrouw meer zijn, maar mens. Dan kan je desnoods

met elke

ge partner een verbond aangaan, dat dan ook helemaal geen monsterverbond meer

is. De erotiek is daarin bij voorbeeld tot onder de gordel teruggedreven, bijkomstigheid

geworden, en is alleen nog maar hoofdzaak in bepaalde ogenblikken. Je innerlijk

evenwicht is volledig in jezelf gegrondvest en heeft, als 't erop aankomt, niets meer

met de ander te maken. Je verkwist dus geen energieën meer aan het piekeren over

de betekenis van een in waarheid leeg glimlachje of van een slecht onder woorden

gebracht gevoel. Je bent dus, daar komt het op neer, innerlijk vrij! Deze fase in het

mensenleven tilt je over de hele linie op een hoger plan. Het beleven is herkennen

geworden, het ervaren peilen en het begrijpen een bezonnen schouwen. Dan pas is

de mens ook rijp om te leven zonder zich al te belachelijk te maken. Dan pas kan hij

ook gaan denken, en ideologisch gaan denken op een manier die misschien de moeite

waard is. En dan pas kan hij ook creatief worden op een manier die van een heel

ander levensgevoel getuigt dan van een domme ik-vervuldheid... Met al zulk

getheoretiseer pijnigde ik mijn moede brein terwijl ik een sigaret rookte en het in

werkelijkheid alleen maar ging om Victorine of Emilie. En ik wist bovendien eigenlijk

allang wat me te doen stond. Victorine had te maken met hekserij en magie, zij het

dan maar in een droom. In de werkelijkheid betekende dat iets waarvan ik nooit en

nooit meer prooi wilde zijn. Geen Victorines meer! En vooral geen terugval meer

naar een onderwereld waar de eenzaamheid en de vertwijfeling je verteerden en

uitholden tot een Egyptische mummie. Dus, geen Victorines meer, maar een Emilie,

een vrouw die niet de macht had je te vervullen of te ontzielen, maar zich dat ook

evenmin inbeeldde. Emilie is bescheiden en houdt van me. Ze denkt dat ze een gevoel

voor me koestert boven elk jeugdig wankelbaar evenwicht uit. In waarheid zweeft

ze nog in het heelal van de droom tussen de sterren en het ravijn. Stuurde ik haar een

telegram, dan keerde ze het gezicht naar de sterren toe en liet ik haar in Bosberge

aan haar lot over, dan keek ze het ravijn in en wie weet werd dat nog vallen ook. En

wat deed ik in die tijd? Ik haalde kwajongensstreken uit tegen Schneider en droomde

van zijn vrouw. Er was alle reden voor dat ik me schaamde en dat ik dingen ging

doen die meer voor de hand lagen. Dus zei ik de volgende morgen tegen mijn hospes

dat ik een lang weekend, van vrijdagavond af, niet thuis zou zijn. Hij kon dus nog

een zuster of een broer, een neefje of een nichtje uitnodigen en op mijn kamer laten

slapen. Vroeger gebeurde dat stiekem, totdat ik onverwacht eens eerder thuiskwam.

Toen had ik kunnen zeggen: Derangeer je niet. Ik slaap wel op een paar stoelen.

Trouwens, al kwam ik naast je liggen. Ik hou van iemand. - Toen kende ik Emilie

nog niet. Toen waren evenmin nog mijn allerbitterste jaren begonnen, de jaren met

een verdriet als een fysieke pijn. Toen had ik er nog geen flauw vermoeden van hoe

duur ik de illusie van het geluk zou moeten betalen. Maar nu had ik die schuld wel

gedelgd en met de illusie afgerekend. Wat ik nu nog ondernam was enkel een kwestie

van gezond overleg. Emilie beweerde gelukkig met me te kunnen zijn, en ikzelf was

op geen enkele manier meer ongelukkig, noch zonder noch met haar. Waarom dan

niet met haar? Mogelijk dat ik verheugder zou zijn dan ik verwachtte als ik haar

terugzag. Ik stuurde haar dus een telegram, gaf haar in een brief een min of meer

plausibele verklaring waarom ik haar in Scheveningen wilde ontmoeten en niet in

Bosberge en begon meer en meer schik in de afspraak te krijgen. Als ik vrijdagavond

komen zou, konden we samen eten en daarna een strandwandeling maken; haar

conversatie was meestal zo verrukkelijk dwaas dat je heel de wandeling ook als een

dwaas om haar kon lopen lachen. Als ik vrijdagavond laat komen zou, vond ik haar

misschien al in bed; ze zou niet zeggen: Eindelijk, maar zoiets als: Hoeveel bloemen

denk je dat er in één baan van 't behang zitten? Als je 't raadt, krijg je wat van me.

-Wat krijg ik dan? - Dat zal je straks wel zien. Iets van mij. - Als ik

tend zou komen, vond ik haar stellig in zee; ongegeneerd en aanstotelijk zou ze boven

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN