• No results found

Hoofdstuk 5 – Balanceren tussen prestige, eerherstel en overleven

5.4 De aanloop naar deelname ISAF als “lead nation”

5.4.1 Task Force Uruzgan ronde I (2006-2008)

Hoewel het politieke frame bleef liggen op het vergoten van veiligheid en wederopbouw, was een belangrijke voorwaarde daarvan dat de provincie eerst onder controle van de Taks Force Uruzgan (TFU) zou komen en daarna zou blijven. Het zogenaamde “masterplan” wat vooraf opgesteld werd voor de uitzending was een vrij breed in te vullen richtlijn, waardoor de concrete invulling bij de uit te zenden Task Force kwam te liggen.267 Vooral in de beginfase van de uitzending overschaduwde de veel paratere Battlegroup (BG) in de vorm van het 12e Luchtmobiele Brigade infanteriebataljon onder leiding van luitenant-kolonel Piet van der Sar het Provincial Reconstruction Team (PRT). De laatste werd gevormd door het 42e

tankbataljon van luitenant-kolonel Nico Tak, en was nog volop bezig om zich op haar taak aan te passen.268

De realiteit op de grond bestond kan het best beschreven worden als een counterinsurgency (COIN) campagne, waar stabilisatie en wederopbouw activiteiten weliswaar aanwezig waren, maar niet nauw met elkaar waren verweven.269 Ook in de

terminologie rondom de beginfase van de uitzending kwam dit naar voren: in augustus 2006 begon de TFU haar campagne vanuit de steden Torin Kowt en Deh Rawod, om van daaruit een alsmaar uitbreidende “inktvlekken” van stabiliteit en veiligheid aan te leggen.270 Deze

inktvlekken moesten de basis vormen voor stabiele regio’s waarbij de lokale overheden en populatie nauw werden betrokken, om uiteindelijk de provincie over te nemen van de Nederlandse Task Force. Na enkele maanden werd er een derde inktvlek gecreëerd in en rondom de meer noordelijke district Chora, een samensmelting van meerdere gehuchten.271 Daarmee vormden drie stedelijke gebieden het hart van de Nederlandse missie.

Een belangrijke tweespalt die bleef schuren was de wens van sommige commandanten om een “enemy centric” aanpak te hanteren, waarin er jacht werd gemaakt op de Taliban, ten opzichte van het “people centric” optreden, waarbij men trachtte om de bevolking voor zich te winnen en het draagvlak van de Taliban te verkleinen.272 Deze laatste aanpak kreeg door de

267 Martijn Kitzen, ‘The Course of Co-Option: Co-Option of Local Power-Holders as a Tool for Obtaining

Control over the Population in Counterinsurgency Campaigns in Weblike Societies. With Case Studies on Dutch Experiences during the Aceh War (1873-c. 1912) and the Uruzgan Campaign (2006- 2010)’ (Universiteit van Amsterdam, 2016) 389.

268 Kitzen, ‘The Cours of Co-Option’, 390.

269 Martijn Kitzen, Sebastiaan Rietjens, and Frans Osinga , ‘Soft Power, the Hard Way: Adaptation by the

Netherlands’ Task Force Uruzgan’, in Theo Farrell, Frans Osinga, and James A. Russell, Military Adaptation in

Afghanistan (Stanford University Press, 2013) 161.

270 Dimitriu and de Graaf, ' The Dutch COIN Approach', 431-432. 271 Ibidem, 432.

jaren heen wel meer draagvlak, maar toch bleven er veel commandanten die zich vooral toe wilde leggen op het uitschakelen van de Taliban.273

Dat het uitbreiden van de inktvlekken van stabiliteit en veiligheid niet zonder slag of stoot zou gaan werd het sterkst duidelijk in de slag om Chora, die plaatsvond van 15 tot 18 juni 2007. De heftige gevechten rond het district, waarbij Nederlandse eenheden en lokale Afghaanse milities Taliban strijders afhielden, ondersteund door grootschalige vuursteun door “close air support” en de 155mm pantserhouwitser.274 Het afslaan van de Taliban aanval

kwam wel met een hoge prijs voor de burgerbevolking: zo’n 50 tot 80 burgers verloren hun leven, en nog eens 50 tot 100 raakten gewond.275 Deze hoge aantallen werden hoofdzakelijk toegeschreven aan het gebruik van burgers als menselijk schild door de Taliban strijders, door mensen te gijzelen in hun eigen huis. Daarnaast was er grote schade aan de infrastructuur en bebouwing in het gebied, onder meer door de aanhoudende artilleriebeschietingen en het totale aantal van 67 bommen dat door ISAF-luchtmachten tijdens de strijd werden

afgegooid.276 Het is een goed voorbeeld van letaliteit en schade die bij optreden in bebouw

gebied kan ontstaan.

De slag om Chora had ook een belangrijke symbolische waarde. De slag wordt

aangemerkt als het grootste gevecht in Afghanistan van dat jaar en toonde dat de Nederlandse eenheden bestand waren om te opereren in het hoogste geweldspectrum. Toen duidelijk was dat de compagnie van Kapitein Larry Hamers tegen een grote overmacht zou komen te staan, maar wel de opdracht kreeg om stand te houden, liet de Srebrenica-veteraan de regimentsvlag van de stoottroepen naast de Nederlandse vlag hijsen om die opdracht kracht bij te zetten.277 Chora mocht geen herhaling van Srebrenica worden. Daarnaast maakte de slag zowel aan de troepen ter plaatse als het publiek thuis duidelijk, dat de confrontaties met de Taliban in aantallen flinke vormen aan konden nemen en de gevechten hevig konden worden. Daarnaast had het winnen van de slag bewondering opgeleverd bij de lokale bevolking, wat de banden in eerste instantie versterkte. De combinatie van deze factoren leidde ertoe dat de slag om Chora veelvuldig werd aangehaald als modelvoorbeeld en de basis vormde voor het verder uitrollen van wat Martijn Kitzen beschrijft als een verbeterde neoklassieke counterinsurgency

campagne.278

273 Derksen, ‘De Nederlandse missie in Uruzgan’, 35. 274 Kitzen, ‘The Cours of Co-Option’, 411.

275 Ibidem, 411. 276 Ibidem, 412. 277 Ibidem, 409. 278 Ibidem, 403.

In voorbereiding op uitzending naar Afghanistan werd er uitgebreid aandacht besteed aan Optreden in Verstedelijkt Gebied, in het bijzonder tegen een irreguliere tegenstander. In het oefendorp Marnehuizen probeerden de IGOVG de situatie in Afghanistan zo goed mogelijk na te bootsen, inclusief oefeningen waarbij “burgers” aanwezig waren die het uitschakelen van tegenstander complexer maakten. Hoewel er sporadisch getraind werd met grotere pantservoertuigen als de Leopard II, lag de nadruk op de infanterie met lichte

voertuigen zoals de Mercedes terreinwagen de Fennek, ondersteund vanuit de lucht door Apache helikopters. De infanterie probeerde zich verder te oefenen in samengestelde SUA’s (Smallest Unit of Action), wat zelfs in een minimale samenstelling nog vaak bestond uit een peloton een genie-eenheid, een Forward Air Controller en een medische eenheid. Deze diversiteit in samenstelling bracht meer verantwoordelijkheid en complexiteit bij de pelotonscommandant die een SUA moest aansturen.279 Dit kwam bovenop de eerder

beschreven “three-block-warfare” complexiteit, waarbij de verschillende taken en situaties waarmee een eenheid geconfronteerd kon worden zich ook snel konden afwisselen. Het vereiste meer en vooral ook specifiekere training. Hoewel er dus inzicht bestond in de

complexiteit van het te oefenen optreden, kwamen er verschillende knelpunten bloot te liggen: Allereerst ontbrak het aan degelijke onderwijsmiddelen: handboeken voor OVG waren gedateerd, aangezien het ontbrak aan een degelijk “lessons learned” systeem dat ervaringen vanuit de missiegebieden snel omzetten naar theorie. Weliswaar werd er door individuele eenheden op basis van hun ervaringen wel aanpassingen gedaan in hun Standing Operating Procedures (SOP’s), maar deze werden niet integraal gedeeld en verwerkt.280 Uit het

missiegebied teruggekeerde eenheden trainden sporadisch samen met de nog uit te zenden eenheden, maar het ontbrak aan het theoretiseren van de ervaringen die daar werden uitgewisseld, en daarmee aan continuïteit.

Ten tweede werd het als nadelig ervaren dat de omgevingen van de oefenterreinen sterk verschilde met bebouwing in de missiegebieden. Beide grotere oefendorpen waren opgetrokken naar westerse voorbeelden, waar de bebouwing in het Afghaanse missiegebied zich liet kenmerken door dichtere bebouwing, platte daken, ommuurde binnenplaatsen en bovengrondse leidingsystemen.281 Dit werd enigszins ondervangen door zowel in Oostdorp en Marnehuizen enkele objecten te realiseren die overeenkomst hadden met de kleinschalige

279 Gerard van Oosbree, ‘Optreden in verstedelijkt gebied, trainen voor waar het nu in de praktijk om gaat’, Dutch Defence Press, 2007 <https://www.dutchdefencepress.com/optreden-in-verstedelijkt-gebied-trainen-voor-

waar-het-nu-in-de-praktijk-om-gaat/> [accessed 28 October 2020].

280 Ibidem. 281 Ibidem.

woongemeenschappen in Afghanistan, de zogenaamde quala’s.282

Ten derde hadden alle opleidings- en oefenterrein te kampen met grote overbezetting. Vooral de oefenlocatie Marnehuizen werd niet alleen intensief gebruikt door de landmacht, maar ook door de andere krijsmachtonderdelen, de politie, en andere krijgsmachten.283

Eerder kwam al aan bod dat er meer behoefte was aan het trainen van OVG-scenario’s waarbij figuranten de rol van de lokale bevolking zouden vertolken, om eenheden zo voor te bereiden op operaties te midden van mensen. Hoewel hier sporadisch aandacht aan werd besteed, lag de overgrote nadruk op het oefenen van gevechtshandelingen. Hoewel er bijvoorbeeld in de slag om Chora ook belangrijke winsten toe te schreven vielen aan de non- kinetische elementen van het Nederlandse optreden, onder meer door effectief lokale milities te ronselen om tegen de Taliban te vechten, werd dit voorbeeld vooral vaak gebruikt als een rechtvaardiging voor het voorbereiden op operaties in het hoogste geweldspectrum. De leidende gedachte sinds de jaren negentig, namelijk dat er voor operaties en taken lager in het geweldsspectrum altijd afgeschaald kon worden, bleef hier dus leidend.284

In oktober 2007 verscheen de studie ‘Herziene Opleiding en Training voor Optreden in Verstedelijkt Gebied’. Binnen deze studie lag de aandacht vooral op het verbeteren van de logistieke problemen rondom de oefenlocaties, het uitbreiden van de oefenlocaties, het uitbreiden van de aandacht voor OVG en de aanschaf van niet materiaal. Daarbij bleef de nadruk sterk liggen op het oefenen van gevechtssituaties en logistieke uitdagingen; de

aandacht voor optreden te midden van mensen en het oefenen met non-kinetische middelen en taken bleef zeer summier.285