• No results found

Succesfactoren in de werkwijze van de OKA

In document Proeftuinen om het kind (pagina 64-67)

De toegankelijkheid van de hulp wordt bevorderd door het afspreken op plekken waar ouders en jongeren zich het meeste thuis voelen. Huisbezoek is daarvan het meest wijdverbreide voorbeeld, maar ook andere plekken, zoals een café, zijn genoemd. In een van de proeftuinen is een laagdrempelige buurtkamer de vindplaats, vanwaar ook laagdrempelige contacten plaatsvin-den in de buurt en bij de mensen thuis. Zoals een OKA vertelt zou moeder in de oude situatie een oproep op het GGD-kantoor hebben gekregen, ‘dan is de afstand groter’.

Verder zijn de OKA’s ook bereikbaar via mobiel, mail en WhatsApp: ‘We hebben afgesproken dat moeder kon bellen wanneer zij hulp nodig had’. Voor jongeren en moeders telt het dat de OKA ‘niet van negen tot vijf’ is. Zoals een moeder zegt: ‘Ik weet dat ik haar niet zomaar ga bellen als ze niet aan het werk is. Maar als er iets mis zou gaan buiten kantooruren, zou ze het doen .. als méns’. Volgens enkele OKA’s is het voor hun cliënten belangrijk dat zij het gevoel hebben dat ze haar, als er iets is, altijd kunnen bereiken. Het geeft jongeren en ouders een veilig gevoel in ieder geval te weten ‘dat ze er is’.

De bereikbaarheid en betrokkenheid van de OKA worden vaak in één adem genoemd. Ook betrokkenheid is in de ogen van jongeren en ouders een belangrijke succesfactor. Het gaat daarbij vooral om de persoonlijke band die zij ervaren, en die hen er toe kan brengen hun schaamte opzij te zetten en vragen en problemen aan OKA voor te leggen. Zo vertelt een moeder, die slechte ervaringen had met de hulpverlening, dat ze niet naar het OKC durfde te gaan, maar door de link via school wel open stond voor een gesprek met de OKA. Maar doorslaggevend bij het overwinnen van haar schroom was uiteinde-lijk de persoonuiteinde-lijkheid van de OKA, ‘het ‘gevoel dat ze er echt voor me is’.

Ook de betrokken OKA ziet ‘de klik met moeder’ als een succesfactor. Het werken vanuit Om het Kind ervaart zij hierbij als een kans, want de uitgangs-punten daarvan ‘passen bij mij als persoon en in mijn rol als OKA, het aanslui-ting zoeken, een vertrouwensband opbouwen, met moeder samen een analyse maken wat zij vindt dat nodig is, en een plan maken, afstemmen wat ze zelf kan, wat de omgeving kan, wat ik als OKA kan bijdragen. Uiteindelijk is zo voor het gezin een sluitend aanbod gearrangeerd’.

Hiermee is een volgend punt aangestipt, het aansluiten bij de vraag en behoeften van de jongeren en hun ouders. Zo denkt een OKA dat de tevre-denheid van een door haar geholpen gezin verband houdt met haar aanpak:

samen kijken naar wat er gedaan moet worden. ‘De OKA helpt bij wat het

gezin zelf wil. Als de hulp verplicht is, heb je een hele andere rol’. Zowel jongeren als ouders waarderen het als de OKA luistert en, mede op basis van hun inbreng probeert ‘samen tot de beste oplossing te komen’. Niet oorde-lend en belerend zijn, is het devies. ‘Dan klap je dicht en accepteer je de hulp niet meer’, aldus een moeder. Om deze reden is het ook belangrijk dat OKA’s zoveel mogelijk hulp kunnen bieden vanuit OKT-kader, ofwel vanuit vrijwilligheid. Dat is ook belangrijk voor het vertrouwen in de hulp.

Verder zijn nog diverse andere zaken genoemd die bijdragen aan het vertrouwen in de (hulp van) OKA. Niet het minst belangrijk is de continuïteit die zij biedt (‘bij nieuwe hulpverleners was ik weer dichtgeklapt’) en haar spilfunctie in het net van hulpverleners, een thema dat wij in paragraaf 4.4 nader bespreken. Warme overdracht door de OKA, als toch een andere hulpverlener in het geding komt, kan de confrontatie met ‘weer een nieuw gezicht’ vergemakkelijken en ertoe bijdragen dat het vertrouwen in deze persoon sneller tot stand komt. Niet te onderschatten is ook OKA’s bereidheid om steun te bieden bij praktische zaken, zoals het invullen van formulieren, of hulp bij aanschaf van een bril of bij het aanvragen van een sportfonds voor kinderen. OKA is een ‘doe-iemand’, zoals een moeder waarderend zegt. Zie hierover ook paragraaf 3.2.

Een laatste factor die het vertrouwen in de hulp van OKA’s kan doen toenemen betreft de inzet in migrantengezinnen van OKA’s die zelf een migratieverleden hebben, of afkomstig zijn uit dezelfde etnische groep. Een OKA waardeert de handelingsruimte die de proeftuin mede op dit punt biedt:

‘Als er een Turkse hulpverlener nodig is, dan kan dat gewoon. Bij (moederor-ganisatie) zijn we meer uitsluitend op jongeren gericht. Dan had ik gezegd: dit is niet mijn taak. En het beleid is anders: helpen ‘omdat ze Turks zijn’ gebeurt daar niet. Hier is het uitgangspunt ‘doen wat nodig is’. Ik doe wat nodig is, desnoods ook in mijn vrije tijd. Het is belangrijk dat je daarin ook vertrouwen krijgt’. Deze OKA meent dat haar hulp in het gezin van de casus, rondom twee lvb-jongeren, mede geaccepteerd en effectief is vanwege de gedeelde

achtergrond en taal. Een andere OKA meent eveneens dat haar etnische achtergrond heeft bijgedragen aan het succes in de betreffende casus: zij vond een ingang bij moeder omdat haar Surinaamse achternaam vertrouwen wekte. Waaraan zij overigens toevoegt dat haar benadering evenzeer een rol heeft gespeeld: ‘Ik kom binnen en zeg “vertel maar”, ik kom vooral hun verhaal aanhoren’.

Belemmeringen

OKA’s die op vindplaats school werken kunnen soms een klimaat aantreffen waarin – naar hun mening - ouders niet als belangrijke partners gelden. Enkele OKA’s signaleren op scholen wantrouwen en negatieve beeldvorming ten aanzien van ouders of leerlingen. Dit maakt het voor hen lastiger om zich

open en uitnodigend tegenover hen op te stellen en ‘uit te stralen dat zij terechtkunnen voor laagdrempelig advies’.

Volgens meerdere OKA’s brengt het nauwe contact met ouders of jongeren ook dilemma’s met zich mee. Zij investeren vaak veel in het contact, en deze investering kan er sterk toe bijdragen dat er een ‘doorbraak’ komt waarin onderliggende problemen aan de oppervlakte komen. Maar tegelijk kan het voorkomen dat OKA’s vervolgens het gewonnen vertrouwen maar moeilijk prijsgeven, ook als doorzetten naar bijvoorbeeld Samen DOEN meer voor de hand ligt.

Een OKA ervaart ‘ethische dilemma’s’ in relatie tot het vertrouwelijke contact. Kun je bijvoorbeeld een uitnodiging voor een lunch bij iemand thuis aannemen of niet? Of kun je een oppasbureau suggereren aan een moeder?

Wat als de oppas niet goed functioneert, hoe zit het dan met jouw verant-woordelijkheid hierin? Een andere OKA, die werkt voor 16-plussers, vraagt zich bij haar casus of de betrokken jongere, die af en toe belt om even te kletsen, haar wel ziet als hulpverlener. Ze is voor hem een vertrouwensper-soon, maar hij vertelt haar lang niet alles. De OKA twijfelt daarom of haar investering in het contact wel terecht is. Ten slotte kan het nauwe contact van OKA’s met ouders en jongeren er ook toe leiden dat de verleiding ontstaat zich te veel voor hun karretje te laten spannen, of haar onpartijdigheid, bijvoorbeeld in relatie tot de school, te verliezen. Zie hierover verder de paragrafen 3.3 en 4.3.

Conclusies

Een eerste conclusie op basis van de bevindingen is deze: de zichtbaarheid, vindbaarheid en benaderbaarheid van de OKA’s vormen factoren die de toegankelijkheid van de OKA positief beïnvloeden. Verder blijkt de vindplaats school, OKC of buurtcentrum, en het vertrouwen in de professionals aldaar de schroom om bij de OKA aan te kloppen te kunnen verminderen. Bovendien leidt de werkwijze van OKA’s ertoe dat jongeren of ouders, als het contact eenmaal is gelegd, gemakkelijker met andere vragen komen, en dat ook dieper liggende vragen achter de initiële vragen aan het licht komen. De outreachende aanpak, waarbij afspraken ook thuis of op andere laagdrempe-lige plekken plaatsvinden is daarbij van belang, evenals OKA’s bereikbaarheid via mobiel, mail en WhatsApp, en niet in hun minst hun persoonlijke betrok-kenheid bij de cliënt en luisterende houding. Ook hun bereidheid om steun te bieden bij praktische kwesties speelt een rol, en voor cliënten met een migratieachtergrond kan een persoon met eenzelfde achtergrond eveneens de drempel verlagen. Tijd hebben voor dergelijk laagdrempelig contact benoe-men OKA’s als een belangrijke voorwaarde om zo te kunnen werken.

Door sommige OKA’s wordt als belemmering genoemd dat scholen als vindplaats soms minder hechten aan partnerschap met ouders en hen niet als belangrijke doelgroep zien, hetgeen een uitnodigende houding in de weg

staat. Daarnaast brengt het nauwe contact met ouders of jongeren ook dilemma’s met zich mee. Vertrouwelijkheid kan bijdragen aan een beter zicht op hulpvragen, maar hoeft als ‘investering’ niet altijd te lonen, of kan er bijvoorbeeld toe leiden dat OKA’s onpartijdigheid, bijvoorbeeld in relatie tot school, in het geding komt.

Lessen

● Ruimte voor autonoom handelen van de OKA aangaande de vindplaatsen is van belang.

● Aandacht is nodig voor een pedagogisch klimaat op school en pedagogisch partnerschap met ouders, mede ten behoeve van een klimaat van onder-ling vertrouwen tussen leeronder-lingen/ouders, school en zorg.

● Opstellen van een duidelijk kader voor de reikwijdte van de functie van OKA’s in het onderwijs, juist ook aangaande het contact met ouders, is een belangrijke voorwaarde voor goed functioneren van OKA’s.

● Aandacht is nodig, bijvoorbeeld in intervisie en professionalisering, voor het omgaan met de dilemma’s die een vertrouwelijk contact met ouders en jongeren voor OKA’s kan meebrengen.

3.2 Preventie

Een belangrijk doel van de nieuwe werkwijze is dat OKA’s zich bezighouden met preventie; problemen licht houden waar het licht kan, bij zwaardere problemen snel en efficiënt doorzetten. Lukt het om binnen de nieuwe werkwijze preventie goed vorm te geven? Zijn het niet vooral zwaardere gevallen die bij OKA’s terechtkomen? Wat zijn valkuilen/belemmeringen? Wat werkt (wel)? Wat is nodig? In deze paragraaf bespreken we deze kwestie aan de hand van de informatie uit de casussen, aangevuld met bevindingen uit de reflectiebijeenkomst en aanvullende informatie van geïnterviewden. We beginnen na een korte introductie op het thema met de eigen antwoorden van OKA’s op de vraag of het lukt om preventief te werken. Daarna laten we zien welke vormen preventief werken kan aannemen, op grond van de casus-onderzoeken. We sluiten af met een korte conclusie en enkele lessen.

In document Proeftuinen om het kind (pagina 64-67)