• No results found

Kunnen de jongeren nu verder?

In document Proeftuinen om het kind (pagina 58-62)

Alle jongeren schetsen een hoopvol toekomstbeeld. De meeste jongeren zijn op het moment van het interview nog midden in het hulpverleningstraject.

Enkele jongeren wachten af of ze een vast werkcontract krijgen zodat ze aan schuldhulpverlening kunnen beginnen, zijn net pas begonnen aan bijvoorbeeld psychologische hulpverlening, of hopen toegelaten te worden tot een oplei-ding. Andere jongeren merken al verbetering door de hulpverlening, ze slapen beter, hebben een betere woonplek gevonden, zijn niet meer verslaafd aan blowen of presteren onder minder druk op school.

Op de vraag of ze in de toekomst zelfstandig verder kunnen zijn de meningen verdeeld. Dit heeft ook te maken met het niveau van de jongeren. Twee jongeren met een licht verstandelijke beperking geven aan dat ze altijd wel

begeleiding nodig zullen hebben. Maar één van hen ziet nog wel mogelijkhe-den voor verbetering:

‘Ik heb echt wel een begeleidster nodig. Misschien vinden sommige mensen wel dat ik het nu niet meer nodig heb. Maar ik heb echt nog een begeleider nodig die mij kan helpen. Maar ik kan wel met steeds kleine stapjes ook blijven leren. (Meisje, 19, Turks).

Andere jongeren zeggen in de toekomst zelfstandig verder te kunnen. Zo zegt er een: ‘En als alle schulden weg zijn, dan kan ik helemaal zelf verder. Ik ben vooral zelf veranderd, sterker geworden, waardoor ik het allemaal beter aankan’.

Op de vraag of ze de hulp ook aan andere zullen aanraden, zeggen alle jongeren volmondig ‘ja’. ‘Het helpt echt om samen dingen op te lossen, dat gaat gewoon veel sneller’, zoals een meisje zegt. Soms verkoopt het goede resultaat van de hulp zichzelf al. ‘Mijn vrienden zeggen: ‘ik wil ook zo iemand als OKA, want met jou gaat het heel goed’.

Conclusies

Uit de interviews met de jongeren komt een overwegend positief beeld naar voren van het contact met de OKA, de ervaren hulp en de uitkomsten van de hulp door de OKA. Volgens de jongeren draagt de persoonlijkheid en houding van de OKA bij aan het succes. Er wordt naar ze geluisterd, ze worden begre-pen, en ze voelen zich vertrouwd genoeg om alles met de OKA te bespreken.

Ten aanzien van de geboden hulp ervaren de jongeren extra sturing als positief en soms zelfs noodzakelijk. Dit wordt bij externe professionals een aantal malen gemist. Het is fijn dat ze door de OKA worden begeleid bij eerste stappen, maar de jongeren willen ook graag dingen zelf kunnen doen en dat gaat ook goed. Een enkele jongere heeft succesvol zijn netwerk in kunnen zetten, maar de meeste jongeren hebben de kracht uit het netwerk nog niet zo ervaren. Deze jongeren willen geen bemoeienis, willen zich niet opdringen, of hebben een zwak netwerk, waardoor ze de inzet eerder als belemmering dan als winst ervaren. Een belangrijk aandachtspunt dat naar voren komt is de onbekendheid van OKA’s en hulpverlening in het algemeen bij jongeren. Daarin zou geïnvesteerd moeten worden, volgens een jongere.

Lessen

● Investeren in bekendheid van de OKA.

● Luisteren naar de wensen en verwachtingen van jongeren, en meteen tot actie over gaan waar mogelijk.

● Samen nadenken over het plan van aanpak, begeleiden bij eerste stappen, maar ook zelf zaken laten oppakken.

● Oprechte betrokkenheid en flexibele beschikbaarheid schept een vertrouwensband.

● In beeld brengen hoe jongeren steun kunnen krijgen uit het informele netwerk, als vrienden en familie geen optie zijn.

● Extra sturing is soms belangrijk (met name bij lvb-ers).

● Continuïteit van werkwijze, ook in de flexibele schil.

Verwey-Jonker Instituut

3 Doelbereik

In dit hoofdstuk bezien we in welke mate belangrijke doelen van Om het Kind zijn bereikt in de proeftuinperiode, althans, voor zover af te lezen uit de casussen, en welke elementen daarbij doorslaggevend waren. Het hoofdstuk benut ook inzichten uit de reflectiebijeenkomst. Paragraaf 3.1 richt zich op het bereik van ouders en jeugdigen en de toegankelijkheid van de zorg.

Paragraaf 3.2 beschrijft de mate waarin OKA’s preventief hebben kunnen werken en lichte problemen licht hebben kunnen houden. In 3.3 komt aan de orde op welke wijze en in welke mate eigen kracht is gestimuleerd in de casussen. Paragraaf 3.4 toont de resultaten van hulp: zijn ouders en jeugdigen goed geholpen door de teams?

3.1 Bereik en toegankelijkheid

Preventief werken en eerder de juiste hulp op maat bieden vormen belang-rijke ambities van Om het Kind. Dit roept de vraag op of en hoe het lukt om ouders en jongeren goed te bereiken, ook degenen die op afstand staan van het systeem van zorg, en hen dichtbij en snel de juiste hulp te bieden. In deze paragraaf staat deze thematiek, ofwel het vraagstuk van bereik en toeganke-lijkheid van de OKT’s en OKA’s, centraal. Eerst bespreken we de aanwijzingen die de beschreven casussen bevatten voor drempelverlaging door de aanwe-zigheid van OKA’s. Vervolgens bezien we welke elementen in hun aanpak bijdragen aan het drempelverlagende effect en aan het ontstaan van vertrou-wen als voorwaarde voor effectief werken. Ten slotte komen belemmeringen ter sprake, en voorwaarden voor succesvol functioneren van OKA’s in dit verband.

In document Proeftuinen om het kind (pagina 58-62)