• No results found

Belemmerende factoren

In document Proeftuinen om het kind (pagina 90-94)

Een punt dat in relatief veel casussen naar voren komt is de (on)duidelijkheid over verwijsmogelijkheden naar flexibele schil. Het is voor veel OKA’s, maar ook externe professionals onvoldoende duidelijk hoe deze eruit ziet. Ook vreest men het verdwijnen van hulpaanbod dat eigenlijk niet gemist kan worden, zoals de langdurige en/of intensieve begeleiding buiten het drang- en dwangkader. De aangekondigde bezuinigingen spelen hier een rol. Het ontbre-ken van voldoende zicht op het aanbod in de flexibele schil belemmert het effectief kunnen werken als OKA. Een OKA voegt daaraan toe dat de opdracht is om zo min mogelijk door te verwijzen naar de flexibele schil; ook dat kan nadelig zijn voor een goede ondersteuning.

Met twee typen professionals lijkt het lastig om te werken. In een aantal casussen worden organisaties die gaan over huisvesting genoemd als lastig om mee te werken. Zij laten zich vaak niet veel gelegen liggen aan de urgentie van sociale problematiek. Ook wordt in twee casussen de leerplicht als een lastige partner geschetst. Deze belemmerende factoren hangen niet samen met de nieuwe werkwijze, maar maken het soms wel moeilijk om resultaat te boeken.

In een aantal casussen is samengewerkt met Samen DOEN, of is de casus overgedragen aan Samen DOEN. In een van deze casussen wordt als belemme-rende factor genoemd dat er bij Samen DOEN te weinig opvoedexpertise aanwezig is om vraagstukken hieromtrent adequaat aan te pakken. Meer in het algemeen speelt soms de gebrekkige afstemming met Samen DOEN een belemmerende rol. Andersom wordt in een van de casussen door een mede-werker van Samen DOEN opgemerkt dat de OKA een te beperkte blik heeft en onvoldoende toegerust is om met multiproblematiek om te gaan. Als Samen DOEN dan niet op tijd wordt ingezet, belemmert dat een systeemgerichte aanpak in het gezin. We komen hierop terug in 4.1.

In een aantal casussen speelt een rol dat de functie en rol van de OKA te weinig afgebakend is. In sommige van deze casussen heeft de OKA daardoor achteraf gezien te veel op zich genomen en was het beter geweest als de OKA eerder andere formele of informele hulp had ingezet. In het algemeen is helderheid over de rol van de OKA gewenst. Waarbij het zoeken is naar de balans tussen steunen en loslaten, inclusief de vraag wanneer op te schalen naar Samen DOEN of JBRA, zo geeft een van de OKA’s aan.

Een aantal OKA’s geeft aan dat de zwaarte van de caseload belemmerend kan werken. Daardoor resteert onvoldoende tijd; dit is eigenlijk het spiegel-beeld van de succesfactor beschikbare tijd. Daarnaast geeft een van de OKA’s aan dat de procedure rond direct doorverwijzen toch nog steeds veel tijd kost: er moeten nog steeds veel formulieren worden ingevuld.

Tot slot nog enkele belemmerende factoren, allemaal in één of twee casussen genoemd:

● Indien niet beide ouders goed betrokken zijn bij de inzet van hulp en ondersteuning, kan dat het proces ernstig frustreren.

● Het kan belangrijk zijn ook de hulpverleningsgeschiedenis van andere gezinsleden goed uit te vragen. Als dat niet gebeurt, kan dat tot verrassin-gen leiden.

● Een OKA gaf aan dat er geen toestemmingsformulier is waarop ouders kunnen aangeven dat zij instemmen met het delen van informatie tussen OKA en andere hulpverleners. Dat vertraagt het proces.

Conclusies

De nieuwe werkwijze leidt in veel van de onderzochte casussen tot positieve resultaten. Dat betekent niet dat er ook altijd sprake is van een grotere zelfredzaamheid of een beter functioneren van de ouders of de jeugdigen.

Soms gaat het om het zetten van kleine stapjes, zoals het weer op de rails krijgen van een aantal basale zaken (‘basis op orde’) of het binnenkomen in een voorheen zorgmijdend gezin. Maar er is soms ook sprake van stagnatie in de hulp. Dat speelt vooral bij zwaardere casussen, waar bijvoorbeeld sprake is van lvb-problematiek. In dit soort casussen is vaak langdurige hulp nodig, zo schatten OKA’s in. Het is de vraag of dergelijke langdurige steun tot het takenpakket van de OKT’s behoort. Resultaat blijft soms uit omdat het niet lukt om de benodigde hulp te regelen of omdat ouders of jeugdigen de aangeboden hulp afwijzen.

Om resultaten te bereiken, is het vertrouwen van ouders en/of jeugdigen cruciaal. De nieuwe werkwijze zorgt er op een aantal manieren voor dat OKA’s kunnen werken aan het vertrouwen van hun cliënt. In de eerste plaats is dat de factor tijd: OKA’s hebben doorgaans de ruimte om de nodige tijd te besteden aan hun casussen. Ook de handelingsruimte die zij ervaren draagt bij aan de mogelijkheden om het vertrouwen van cliënten te versterken.

Datzelfde geldt voor de generalistische blik waarmee OKA’s verondersteld

worden te werken. Tot slot werkt het feit dat gezinnen in de persoon van de OKA één aanspreekpunt hebben, positief, evenals het feit de OKA’s een laagdrempelige werkwijze hebben.

Er is een aantal belemmerende factoren aan te wijzen. Relatief vaak wordt daarbij de onduidelijkheid over de verwijsmogelijkheden naar de flexibele schil genoemd. Sommige OKA’s en andere professionals vrezen in de toekomst een daarmee samenhangende belemmerende factor: de onzekerheid over de vraag of aanbod dat in sommige casussen nodig is door bezuinigingen nog beschikbaar zal zijn. Andere belemmerende factoren die genoemd worden zijn de onbekendheid met de functie van OKA (en het bestaan van de OKT’s), de soms beperkte mogelijkheden om problemen op het gebied van huisvesting op te lossen en de soms moeizame samenwerking met leerplicht en met Samen DOEN (voor het laatste punt zie ook 4.1).

Lessen

● Behoud de mogelijkheden voor OKA’s om te werken aan het vertrouwen van cliënten, in het bijzonder tijd en handelingsruimte.

● Schep duidelijkheid over de verwijsmogelijkheden naar de flexibele schil.

● Zoek naar mogelijkheden om Samen DOEN-teams en OKT’s beter te laten samenwerken en dichter op elkaar aan te laten sluiten (zie ook paragraaf 4.1).

● Biedt OKA’s de ruimte om te reflecteren met collega’s over de grenzen van hun rol.

● Wees tevreden met ‘kleine’ resultaten; in sommige gezinnen is dat in ieder geval op kortere termijn het meest haalbare.

● Geef OKA’s handvatten over hun handelingsmogelijkheden bij huisvestingsproblematiek.

Verwey-Jonker Instituut

4 Samenwerking

Ouder-en-kindteams werken niet in een vacuüm. Zij hebben te maken met diverse partijen om zich heen. Belangrijke partners tot wie zij zich moeten verhouden zijn de Samen DOEN-teams (4.1), Jeugdbescherming (4.2), de scholen (4.3) en de wijk (4.4). In dit hoofdstuk komt de aansluiting bij het werk van deze partijen en de samenwerking aan de orde in de tussen haken genoemde paragrafen. Het hoofdstuk besluit met een paragraaf over regie (4.5).

4.1 Aansluiting bij Samen DOEN

De Ouder-en-kindteams houden zich niet als enige in Amsterdam bezig met opvoed- en opgroeiproblemen. De stad kent ook gebiedsgebonden Samen DOEN-teams, die zich vooral richten op multiproblematiek in gezinnen. De regel is dat Samen DOEN wordt ingezet indien een gezin op minimaal drie leefgebieden problemen kent en daarnaast in beperkte mate zelfredzaam is.

In document Proeftuinen om het kind (pagina 90-94)