• No results found

Stunde Null:

In document Flaneren door (pagina 113-127)

20 Model van de ‘Stadt von morgen’

21 Tentoonstellingsingang van Interbau 1957

22 Het open paviljoen van Stadt und Natur

23 Het grondplan van het Hansaviertel voor de oorlog

Geen krioelende kleine steegjes of benauwde binnenhoven. Geen overvolle pleinen, zoals Alexanderplatz in Döblins’ roman. Het Hansaplatz was alles wat de Großstadt niet was: overzichtelijk en geordend (zie afb. 28). Op dit centrale verkeersknooppunt van het Hansaviertel, de wijk die in de jaren vijftig de belichaming vormde van het moderne wonen, heerste geen verkeerschaos. De voortwoe-kerende modernisering en het toenemende massaverkeer, zoals be-sproken in Deel 1 werd hier in brede en overzichtelijke verkeers-wegen geleid (de Althonaerstraße en de Klopstockstraße) (zie afb. 27) die samenkwamen in het hart van de nieuwe wijk28. De Han-saplatz was licht en luchtig; met overzichtelijke grasvelden, veilig afgeschermde voetpaden en keurige geometrische, grindbetonnen bloembakken.29

In het hart van deze geheel nieuwe wereld, tussen 1956-1958 gerea-liseerd, zouden een winkelcentrum, een bibliotheek, U-bahn-station, en een kerk ervoor zorgen het verkeersknooppunt tevens zou func-tioneren als middelpunt van het gemeenschappelijk leven.30 Wonen deed je niet vijf hoog, drie achter- maar op de zeventiende verdie-ping van een van de zes moderne Höchhausen langs de S-Bahn, in een van de etageflats, of in eenfamilie- bungalow.31 Niet langer in de Mietkaserne. De in totaal 1.300 wooneenheden waren onderge-bracht in vrijstaande bouwlichamen, die aan alle kanten omringd waren door groen (zie afb. 20 en 30).32

Als een ‘tapijt’ tussen de huizen, had deze groene openbare ruimte een geheel ander karakter dan de negentiende eeuwse individuele groenvlakken (zoals plantsoenen, parken en begraafplaatsen), die geheel ingesloten lagen tussen de bebouwing.33 In de publicatie Het

Ontwerp van de Openbare Ruimte (2006) wordt dit type openbare

ruimte – een doorlopende groene ruimte die ontstaat door de vrije

28 Berning, Braum, 2003, 28. Andere projecten die in deze periode werden gereali-seerd waren de Ernst-Reuter Siedlung (1953-1955) in Wedding, de Otto-Suhr-Siedlung (1956-1963), in Kreuzberg enhet Springprojekt (1959-1962), eveneens in Kreuzberg. 29 Berning, Braum, 2003, 172. Uit kostenreducering is er uiteindelijk op de verkersstraten bezuinigd.

30 Margret Benninghoff, Sibylle Schulz, ‘Der Hansaplatz und die öffentlichen Grün-flächen’. In: Landesdenkmalamt’ (Hrsg.): Das Hansaviertel in Berlin. Bedeutung, Rezep-tion, Sanierung. Imhof, Petersberg 2007, S. 69–77, 69.

31 Sandra Wagner-Conzelmann (red.), Das Hansaviertel in Berlin und die Potentiale der Moderne , Berlijn, 2008, 119.

32 Harald Bodenschatz, Städtebau in Berlin, Berlijn, 2010, 172.

33 René Boomkens, Een drempelwereld: moderne ervaring en stedelijke openbaarheid, Rotterdam, 1998, 170.

24 Doorzicht vanuit het groen op het Hansaplatz met de Hansabücherei

21 Tentoonstellingsingang van Interbau 1957

22 Het open paviljoen van Stadt und Natur

23 Het grondplan van het Hansaviertel voor de oorlog

verkaveling middels een patroon van bouwstroken –aangegeven als ‘Het Veld’ (zie afb. 25).34 Veel groe-ner en opegroe-ner dus dan de traditionele stadsstraat: de verhouding tussen bebouwing en niet-bebouwing niet 1:1,5, maar 1:5,5 zijnde. In brochures werd deze moderne vorm van wonen dan ook aangeprezen met leuzen als: “Man hat gar nicht die Empfindung, in

einer Straße zu sein”.35 Wanneer je de deur achter je

dicht deed, liep je over de wandelpaden bovendien zo de nabijgelegen Tiergarten in (zie afb. 24).36

Door de bomen zag men het bos niet meer, zou je kunnen zeggen. De stad was in dit stadsdeel in ie-der geval ver te zoeken. Toch werd het Hansavier-tel gepropagandeerd als ‘de stad van de toekomst’. Een stad die bovendien het vrije West-Berlijn- en de jonge Bundesrepubliek moest representeren. De bredere context van de Internationale

Bauausstel-lung, waarin het Hansaviertel tot stand kwam, moest

ook laten zien wat de westerse visie op de stad was. “So soll die Ausstellung keine Baumesse sein,

son-dern ein klares Bekenntnis der Architektur zur west-lichen Welt. Sie soll zeigen, was wir unter modernem Städtebau und anständigen Wohnbau verstehen im Gegensatz zu dem falschen Prunk der Stalinallee”,

aldus bausenator Karl Mahler in 1953.37

Een symbool van het westen betekende in de context van de Koude Oorlog eveneens een tegenhanger van het oosten. En daarmee dus van het eerste bouw-project dat in de Hauptstadt der DDR gedurende de jaren vijftig werd gerealiseerd: de monumentale

34 Han Meyer (red.), Het ontwerp van de openbare ruimte, Amster-dam, 2006, 167. De vier typen die de auteurs onderscheiden zijn: het straattype, het stempeltype, het ensemble type en het parktype. 35 Dit is afkomstig uit een brochure van de bouwvereniging Sen-BauWohn uit 1957. De informatie is verkregen na een bezoek aan het Kreuzberger Museum, op 21 augustus 2011.

36 Gabriele Schulz, Klaus Lingenauber: Die Freiräume und Gartenan-lagen des Hansaviertels. In: Landesdenkmalamt (Hrsg.): Das Hansa-viertel in Berlin. Bedeutung, Rezeption, Sanierung. Imhof, Petersberg 2007, 29–35.

37 Annette Maechtel, Die Stadt von morgen: Beiträge zu einer archäo-logie des hansaviertels Berlin, Berlijn 2008, 211.

Stalinallee (zie Hoofdstuk 3). Geen axialiteit, geen gecentra-liseerde orde of ook maar iets dat aan totalitarisme deed den-ken; maar vrijheid, individualiteit en democratie- dat moest het Hansaviertel uitstralen.38 Niets leek hiervoor geschikter dan de moderne stedenbouw, en de architectuur van de

Inter-national Style, die beide het geloof in eindeloze vooruitgang

en het idee van een nieuw begin uitdrukten.39 Bovendien bete-kende het een directe verwijzing naar de sociale woningbouw uit de Weimar-periode, en daarmee naar een anti-fascistische architectuurstijl die nadrukkelijk door de nazi’s was uitgeban-nen. Stunde Null – als afwijzing van het verleden en het fas-cisme- werd zo letterlijk in de architectuur van de nieuwe wijk verbeeld.

Een soort van skiliftjes zweefden boven het Hansaviertel, toen daar bovengenoemde Interbau-evement van 6 juli tot 29 sep-tember 1957 werd gehouden. Een miljoen bezoekers konden zo met eigen ogen aanschouwen wat het ‘moderne wonen’ in hield (zie afb. 21). Daarnaast was er tussen de wijk zelf en Großer Stern een tentoonstellingspaviljoen ingericht. De ten-toonstelling was, naast een instrument om de bevolking van de voordelen van moderne stedenbouw en architectuur te over-tuigen, ook een middel van de Berlijnse Senaat “der zuneh-menden politischen, ökonimischen und kulturellen Marginali-sierung und Isolation West-Berlins” tegen te werken.40 Zowel bij de tentoonstelling als de wijk zelf waren veel politieke be-langen gemoeid; en ook het feit dat verschillende vermaarde internationale architecten een invulling zouden geven aan de individuele bouwlichamen, zorgde ervoor het planningsproces van het Hansaviertel maar langzaam verliep.41

De belangrijkste reden hiervoor was echter dat het Hansavier-tel ook in haar stedenbouwkundige uitwerking de vertaling moest zijn van ‘Stunde Null’. Hoewel zich op het terrein nog een groot deel van de in de oorlog verwoeste gesloten bouw-blokstructuur bevond (zie afb. 23), koos men er toch voor de historische bebouwing geheel af te breken en ‘opnieuw te

be-38 Ladd, 1997, 188.

39 Cornelis Wagenaar, Elisabeth Hofer (red.), Happy: cities and public happiness in post-war Europe, Rotterdam, 2004, 76-79.

40 Maechtel, 2008, 30. 41 Maechtel, 2008, 31.

26 De Altonaerstraße: brede wegen en voetpaden 25 Zicht op het groene veld met sculptuur (1957)

27 Tuinarchitectuur tussen de woningen

29 Tekening uit de tentoonstelling stadt von morgen

ginnen’. Met name de toe-eigening van de grond, middels “öffentlicher Förderung”, was een lang-durig proces. Drie jaar duurde het voor dat de 159

Altgrundstücke in het bezit van de Senaat waren.42

Maar toen was de weg ook vrij om zonder belem-meringen het prototype van ‘die stadt von morgen’ te realiseren, zoals een van de tentoonstelling op de Interbau heette.43 In kleine letters geschreven, want dat was modern.44

4 bij 1.60 meter grote foto’s van kinderen, die de belofte van de toekomst belichaamden, zetten de toon van deze tentoonstelling.45 Zij zouden in de toekomstige stad bevrijd worden van de stenige, on-hygiënische en gevaarlijke speelomgeving van de

Großstadt, die – door haar grote tekort aan groen-

bovendien voor zorgde dat kinderen een gebrekkige natuurbelevenis hadden.46 In de tentoonstelling werd de grote stad afgeschilderd als lawaaierig, stress-vol en ongezond. Met behulp van foto’s maar ook door middel van humoristische tekeningen werd de

42 Berning, Braum, 2003, 170.-171. Na deze ‘vollständige Boden-neuordnung , zouden de vergrote stukken overigens weer in privaat-eigendom worden uitgegeven.

43 Maechtel, 2008, 35.

44

Maechtel, 2008. In het voorwoord schrijven Annette Maechtel und Kathrin Peters hierover: “Die kleinschreibung lässt sich als Markering eines unbedingten Modernismus verstehen”.

45 Maechtel, 2008, 27. 46 Idem, 22.

bezoekers op persoonlijke en toegankelijke wijze duidelijk ge-maakt dat het leven in de Großstadt niet meer functioneerde.

47 Men werd opgevoed in het moderne wonen, en tegelijkertijd kreeg men al een voorproefje door de vele doorzichten naar de Tiergarten. Zowel het open paviljoen als de tentoonstelling ademden namelijk de ideeën de ‘Aufgelockerten und Geglie-derten Städtebaus’ (zie afb. 22). 48 En frisse lucht natuurlijk. Het basisidee van de groenstructuur van het Hansaviertel was dan ook gebaseerd op het laten doorvloeien van de Tiergar-ten in de nieuwe wijk. Een open en transparante beplanting zouden verschillende doorzichten naar Berlijns’ beroemdste park mogelijk maken.49 Het gehele ensemble, van bouwlicha-men en groenplanning moest in een “ungehinderte Bewegung’ te ervaren zijn; niet simultaan, maar sequentieel. Verschui-vingen, blikverruimingen en hoogteverschillen zouden een wandeling door de nieuwe ‘groene stad’ tot een verrijkende ervaring maken, anders dan wat het strakke grondplan deed vermoeden. 50 Bovendien moest de groene ruimte voor

ieder-47 Idem, 23-25.

48 Idem, 27. Tegelijkertijd met de tentoonstelling verschijnt ook het boek Die gegliederte und aufgelockerte Stadt. (vanaf 1944 al voorbereid), een boek dat rich-tinggevend blijkt te worden voor de stedenbouw. In deze tijd verschenen er echter een groot aantal, rijk geïllustreerde stedenbouwboeken én ook documentaire-films, allen bedoeld om een breed maatschappelijk draagvlak te creëren voor de moderne stadsideeën. De tentoonstelling van de IBA werd ook wel beschouwd als manifest van de aufgelockerten und gegliederten Stadt.

49 Stefanie Schulz, Carl-Georg Schulz, Das Hansaviertel: Ikone der Moderne, Salenstein, 2007, 18-19.

50 Wagner-Conzelmann, 2008, 119. “Die straffe Orthoganlität des Lageplanes sieht man in der Tat nur auf dem lan, nicht aber im Gelände. Wer das Hansaviertel

30 Het plan van het Hansaviertel

een openbaar toegankelijk zijn: eigendomsgrenzen waren niet zichtbaar. “Der Freiraum wurde zum erweiterten Wohnraum und umgekehrt, er ist Aufenthalts- und Begegnungsstätte”, zo schrijven Benninghoff en Schultz en zou zo fungeren als ontmoetingsplaats in het groen. 51 Niet de anonimiteit van de straat, maar de samen-brengende kwaliteiten van ‘het Veld’ zou het saamhorigheidsgevoel tussen mensen doen vergroten.

Concreter was de groenplanning echter niet uitgewerkt. En ondanks dat in veel secundaire literatuur te lezen staat dat er vanaf het begin sprake was van een ‘Gesamtkonzept’, toont landschapsarchitecte Andrea Koenecke, die bezig is met een promotie-onderzoek rondom Walter Rossow, dat het met name de bemoeienissen van deze land-schapsarchitect waren die ervoor zorgden dat er ook tien internati-onale en Duitse landschapsarchitecten bij de planvorming werden betrokken. Zij zouden in vijf teams de verschillende onderdelen van het terrein (overeenstemmend met de bouwprojecten) vormgeven.52

Dit gebeurde overigens pas in 1956. Rossow, die ook het tentoon-stellingsonderdeel ‘Stadt und Natur’ voor zijn rekening nam, wees er op dat het openbare groen vooral een “Produktivflächen” moest zijn. Zoals de traditionele volksparken voor de oorlog in het kader van de vroeg twintigste eeuwse Reformbeweging van recreatieve functies als sportbanen en ligweides waren voorzien, zou de open-bare ruimte in het Hansaviertel vooral een plek zijn waar gespeeld en gesport, en eveneens gezeten en ontspannen kon worden.53

Een decoratieve “Stadtgärtchen” (of sentimenteel landschapspark) moest worden vermeden, aldus Rossow. Echter, de grote nadruk die werd gelegd op de groenplanning en de inschakeling van een grote hoeveelheid aan landschapsarchitecten zorgde er wel voor dat de

durchwandert, wird Häuser und Räume sequentiell erfahren, nicht simultan.” Steeds zijn er, aldus de schrijfster, verschuivingen en blikmogelijkheden waar te nemen.

51 Benninghoff, Schultz, 2007, 71.Zie ook: Maechtel, 2008, 76. 52 Wagner-Conzelmann, 2008, 128-129.

53 Sylvia Blutenschön, Gartenhistorisches Forschungskolloquium, 2008, 63.

openbare ruimte een bijna even grote ruimtelij-ke complexiteit bezat als de meest decoratieve stadsparken. Hoewel de gebieden rondom de hoogbouw grootschaliger werden aangelegd- met grote grasvelden en een bescheiden aantal bomen-, ging men op andere plekken, gede-tailleerder te werk (zie afb. 27). 54 Om ervoor te zorgen dat het totaalbeeld niet verloren zou gaan, werd het aaneenknopen van verschil-lende plandelen, minitieus vorm gegeven. Met name de landschapsarchitecte Hertha Ham-merbacher besteedde veel aandacht aan deze overgangen, door een veelheid aan materialen en uitwerkingen in elkaar te laten grijpen.55

Iemand met een oog voor detail kon tijdens een wandeling door het Hansaviertel een grote verscheidenheid aan beplanting, bestrating, af-scheidingen en zelfs zitplekken ontdekken. 56

Op het Hansaplatz werd dit subtiele vormen-spektakel bovendien van een Wasserbecken op het plein (zie afb. 28) en een moderne staal-draden sculptuur (van Hans Uhlmann) op het gras voorzien.

Maar een dergelijk grasveld nodigt niet uit tot het trappen van een voetballetje; eerder tot het keurig blijven op de paden. Kinderen speelden

54 Schulz, Lingenauber: 2007, 32-33. 55 Benninghoff, Schultz , 2007, 71.

56 Schulz, Lingenauber, 2007, 31-32. “Das ursprungliche garten- und Freiflächenkonzept ist heute nur noch in Ansätzen sichtbar. Die Grünflächen sind zugewachsen und mit Nadel-bäumen und anderen Pflanzarten, zum Beispiel Koniferen, bestückt. Das widerspricht dem ursprünglichen Pflanzkonzept. Dadruch ist die Idee der räumlichen Blickbeziehungen zum Tiergarten nicht

31 Speelplaats in het Hansaviertel zoals verbeeld in Die Gemordete Stadt (1961) :“Im Hansaviertel wurden in unmittelbarer Umgebung zweier benachbarter achtgeschlossiger Wohnhäuser 19 Verbotstafeln gezählt”

dan ook op de daarvoor bedachte en vormgegeven speelplaatsen, in plaats van op de stoep. De groene openbare ruimte, dat tot in de details was uitge-werkt, waarin alles een functie kreeg toegeschreven, en waar die functies bovendien gescheiden werden (zitten, verplaatsen of spelen) functioneerde niet als ontmoetings- of verblijfsplek. Maar dit heeft ook te maken met verhouding die de ‘stadsbewoner’ heeft met natuur. Volgens de historicus van het modern-isme, Siegfried Giedion, “the citydweller […] want-ed to look out over the country-side rather than to be set down among trees and meadowns, he wanted to enjoy the view, the breezes, and the sun – to ex-perience that unhurried natural freedom which his work deprived him of”.57 Net als Le Corbusier, zo stelt René Boomkens in Drempelwereld, beschouwt Giedion de relatie van de moderne mens met de na-tuur als een optische, en daarmee afstandelijke.58 Dit zien we ook terug in een van de humoristische tekeningen in de Interbau-tentoonstelling (zie afb. 29): de stad van morgen wordt beleefd vanuit een platform, van waaruit het prachtig kijken is naar de torens in het groen- zover als het oog reikt.

Vanaf de zeventiende verdieping vormde de Tier-garten inderdaad een mooi uitzicht. Maar het was vooral een decor; de groene openbare ruimte tussen de huizen werd namelijk lang niet zo intensief ge-bruikt als zij was bedoeld. Het ‘groene veld’ func-tioneerde niet als ontmoetingsplek, maar eerder als

57 Giedion (1967), 528. 58 Boomkens, 1998, 170.

een hondenuitlaatveldje. Hoewel er aan zowel de vormgeving van de groenvoorziening als ook aan de overgangen tussen de woning en de buitenruimte (in de vorm van portieken en ontmoetingshallen) zeer gedetailleerd ontworpen was, leidde dit niet tot een intensiever gebruik van de ruimte en zou de openbare ruimte dezelfde problemen kennen als wijken die later, met veel minder geld en aandacht tot stand, zouden ko-men.59 Het leven leek, met het verdwijnen van de straat, ook te zijn verdwenen.

Naar binnen toe misschien. Dat Le Corbusier, in zijn Maison

d’Habitation’ wat de moderne belichaming van de stad in één

gebouw moest zijn, alle publieke functies op het dak van het gebouw, “dat wil zeggen: ver van de dreigingen van het straat-leven” concentreerde, beschouwt de filosoof René Boomkens als een teken van de tijd.60 In de moderne samenleving zou men zich door toenemende individualisering steeds meer te-rugtrekken in het privé-demein. En als zij elkaar wel trof, op de galerijen, of in ‘het groene veld’, dan waren dat alleen de leden van een vrij homogene groep van bewoners. Heel anders dus dan vroeger in de Tiergarten, waar men ‘de ander’ nog wel tegen kwam, of op de Kurfürstendamm.

59 De hoge kosten waren er wel oorzaak voor dat het Hansaviertel niet als ‘model voor de toekomstige stad’ werd gehanteerd

Kurfürstendamm

Wiederaufbau

32 Ansichtkaart ‘Weltstadt Berlin’: Europa-Center und Kaiser-Wilhelm Gedächtniskirche (Boven) 33 Ansichtkaart Berlin-Europacenter (Onder)

32 Ansichtkaart ‘Weltstadt Berlin’: Europa-Center und Kaiser-Wilhelm Gedächtniskirche (Boven) 33 Ansichtkaart Berlin-Europacenter (Onder)

Aan de donkerblauwe hemel schittert de ster van Mercedez-Benz boven op wat in 1965 het hoogste gebouw van West-Berlijn was: het Europa-center. 86 meter lager, op straatniveau, doen bontgekleurde neonletters en fel verlichte etalages een dynamisch stadsleven vermoeden. De ansichtkaart van de City-West, zoals het gebied rondom Kurfürstendamm, Breitscheidplatz en Bahnhof Zoölogischer Garten, vanaf de jaren zestig werd genoemd, toont een heel andere ‘stadt von morgen’ dan het Hansaviertel (zie afb. 32). Ook ’s nachts bruiste en gonsde het hier. Dit was het Schaufenster des Westens; het symbool van het West-Duitse wirtschaftswunder en de opko-mende 24-uurs economie.

Roltrappen in shopping-centers, hoge kantoren en brede straten: hier kon de toerist het moderne win-kelen, werken en verplaatsen ervaren. Alles in het kwadraat en net als op tv: in beeld en geluid. De stad in technicolour: van de ansichtkaarten uit de boo-ming jaren zestig en zeventig lijkt de kleur wel af te spatten. Niet langer werden de kaarten gesierd met de zwart-wit afbeeldingen van de rijkelijk gedeco-reerde facades van de Kurfürstendamm, maar met het spiksplinternieuwe Europa-Center (zie afb. 33). Deze megastructuur van 80.000m2 werd naar Ame-rikaans voorbeeld ontworpen door architect Egon Eiermann en bevatte winkels, kantoren, cafés, een bioscoop, een hotel, en appartementen. Een bestem-ming op zich, zo bewijst de ansichtkaart.

Op de plek waar ooit het Romanisches Café stond, leek de openbare ruimte wel tot in het voor die tijd zeer moderne gebouw doorgetrokken te zijn. Niet in de abstracte zin van de publieke ontmoetings-ruimte van de intellectuele elite, zoals dat in de ja-ren twintig het geval was (zie Deel 1. Hoofdstuk 4), maar zeer letterlijk, in de vorm van binnenhoven die voorzien waren van waterpartijen en plantenbakken. De visuele en akoestische ervaring van het spranke-lende water van de Lotus-Brunnen werd door het in-terieur van spiegelende wanden nog eens versterkt. Vanuit het Terrassencafé had men niet uitzicht over één straat, maar over meerdere etages winkelend publiek. Binnen leek de stedelijke ervaring te wor-den verhevigd: en de inrichting van de openbare ruimte zelf een spektakel. Het type van het waren-huis of de galerij was natuurlijk niet nieuw- ook in Deel 1 zijn we hier al mee in aanraking gekomen- en ook hier beperkt de activiteit zich voornamelijk tot consumeren. Of dat nu schoenen, drankjes of films waren- het centrum oefende een grote aantrekkings-kracht uit: “Wir Kinder liebten die überdachte Sch-littschuhbahn [ijsbaan] mitten im Shoppingcenter,

fast so wie in New York”, zo schrijft Kirstin Schilling over haar jeugdherinneringen.61

Voor de volwassenen was er het uitkijkplatform op de 22e ver-dieping; van daar had men uitzicht over de nieuwe skyline van West-Berlijn; het gebied rondom de Kurfürstendamm. Dit was volgens de historicus Brian Ladd ook “the closest thing to a city center that West Berlin could offer”.62 Het historische centrum van de stad lag immers aan de oostkant van de muur.

In document Flaneren door (pagina 113-127)