• No results found

Thema Stellingen cliëntniveau Stellingen begeleiderniveau Gehechtheid De cliënt ervaart een veilige basis en een veilige haven.

De cliënt heeft een hechtingsrelatie opgebouwd met enkele begeleiders.

De cliënt wordt dagelijks omgeven door vaste en bekende mensen.

De begeleider biedt een veilige haven en een veilige basis. De begeleider begrijpt wat de beeldvorming betekent voor de cliënt en handelt hiernaar.

De begeleider is in staat om een lijntje te houden met de cliënt. De begeleider is in staat gedrag te signaleren en hier direct en adequaat op te reageren.

De begeleider is in staat aan te sluiten op het niveau van de cliënt.

De begeleider laat zijn/haar eigen gevoelens voor de cliënt niet hinderlijk meespelen in de ondersteuning van de cliënt.

Voorspelbaarheid en structuur

De cliënt ervaart een bij hem/haar passende structuur over de dag.

De cliënt wordt in staat gesteld zijn/haar dag te structureren. De cliënt wordt in staat gesteld bij hem/haar passende rituelen en routines uit te voeren.

De begeleider heeft informatie over de structuur die de cliënt geboden wordt (bijvoorbeeld dagprogramma).

De begeleider kent de rituelen en routines die passen bij de cliënt en handelt hiernaar.

De begeleider wisselt inspannende en ontspannende activiteiten af binnen het dagprogramma van de cliënt.

cliënt wordt verstoord.

De begeleider maakt gebruik van ondersteuningsmiddelen om structuur aan te brengen aan de dag (bijvoorbeeld picto’s, picto- agenda of gebaren).

Communicatie met de cliënt

De cliënt is in staat zichzelf uit te drukken.

De cliënt staat open voor informatie uit de omgeving. De cliënt is in staat signalen te ontvangen

De begeleider beschikt over informatie omtrent het communicatieniveau van de cliënt.

De begeleider is in staat om te communiceren op het niveau van de cliënt.

De begeleider kan de specifieke communicatievorm van de cliënt toepassen (bijvoorbeeld spraakcomputer, PECS etc.). De begeleider is in staat te signaleren wat een cliënt nodig heeft en te handelen hiernaar.

De begeleider neemt de tijd om te communiceren met de cliënt. Communicatie over de

cliënt

De cliënt weet, waar mogelijk, wat er over hem/haar wordt besproken.

De begeleider is in staat om de signalen van de cliënt te interpreteren aan de hand van het signaleringsplan. De begeleider is op de hoogte van het signaleringsplan en handelt hiernaar.

handelt naar de vooropgestelde doelen.

De begeleider is in staat de informatie uit de beeldvorming toe te passen.

Zelfbeschikking De cliënt wordt in staat gesteld keuzes maken waarnaar wordt geluisterd (bijvoorbeeld keuze in bedtijd, slaapduur, toiletgang, eten, eigen geld etc.).

De cliënt wordt in staat gesteld contact te leggen met familie en vrienden.

De cliënt wordt in staat gesteld zijn/haar dag zelf zinvol en passend bij zijn/haar niveau en wensen in te vullen.

De cliënt wordt in staat gesteld zijn/haar wensen te verwoorden.

De begeleider creëert de mogelijkheid voor de cliënt om keuzes te maken (bijvoorbeeld keuze in bedtijd, slaapduur, toiletgang, eten, eigen geld etc.).

De begeleider faciliteert bij het vinden/vormen van een netwerk. De begeleider betrekt de cliënt op zijn/haar niveau bij

overleggen en het vormgeven van het dagprogramma en regels. De begeleider neemt de cliënt serieus bij vragen, ook als deze de grens opzoeken en denkt na over oplossingen en/of

compromissen.

De begeleider begeleidt op wens van de cliënt passend bij zijn/haar niveau.

Er wordt zinvolle en passende dagbesteding aan de cliënt passend bij zijn/haar niveau geboden.

Fysiek welbevinden De cliënt wordt in staat gesteld om signalen aan te geven van fysiek welzijn.

De begeleider is op de hoogte van de wensen en behoeften van de cliënt betreffende fysiek welbevinden en handelt hiernaar. De begeleider is voldoende opgeleid in het verlenen van hulp

De cliënt wordt in staat gesteld zichzelf adequaat te verzorgen. De cliënt neemt deel aan lichamelijke activiteiten en oefeningen die passen bij zijn/haar wensen en behoeften.

De cliënt wordt in staat gesteld om een dieet naar zijn/haar wensen en/of behoeften te kiezen.

De fysieke integriteit van de cliënt wordt in acht genomen (bijvoorbeeld niet fixeren, niet door een man gewassen willen worden, etc.).

aan de cliënt zijn/haar specifieke gezondheidskwesties.

De begeleider reageert adequaat op signalen van problemen op fysiek welbevinden.

De begeleider is op de hoogte van de specifieke gezondheidsrisico’s van de cliënt.

Huisvesting De cliënt is tevreden met de plek waar hij/zij woont. De cliënt heeft invloed op de inrichting van zijn/haar kamer/appartement.

De cliënt heeft invloed op de inrichting van de woning (woonkamer, gang etc.).

De cliënt wordt in staat gesteld om zich terug te trekken bij overprikkeling.

De cliënt heeft een keuze met wie hij samenwoont.

De begeleider besteedt aandacht aan de sfeer en inrichting van de woning, passend bij het niveau en de leeftijd van de cliënt. De begeleider is in staat om de leefomgeving aan te passen aan de behoefte van de cliënt.

(Kennis)ontwikkeling De cliënt wordt in staat gesteld om zichzelf te ontwikkelen. De cliënt wordt in staat gesteld om deel te nemen aan cursussen.

De begeleider wordt in staat gesteld om deel te nemen aan cursussen om zijn/haar kennis bij te houden.

De begeleider kijkt ontwikkelingsgericht naar de cliënt, waar oog is voor kleine verbeteringen en het benutten van kansen. De begeleider biedt ontwikkelingsgerichte ondersteuning aan de cliënt.

Bijlage 6.4: Informatie bijeenkomst focusgroepen