• No results found

6. Analyse ‘Vrouwen voor het Voetlicht’

6.3. Specifieke analyse

Zonder meer voldoet de tentoonstelling aan het criterium dat deze over een belangrijk aspect van de Nederlandse christelijke kunst, cultuur en geschiedenis gaat. De positie van de vrouw in de geschiedenis wordt zeer regelmatig onderbelicht. Dit is strijdig met de feiten. Daarom wordt in deze tentoonstelling recht gedaan aan de positie van de vrouw. In dit geval aan de hand van kunstvoorwerpen. Zo corrigeert de tentoonstelling het beeld dat door de eeuwen heen is ontstaan over de positie van de vrouw in kunst, cultuur en geschiedenis. In de huidige tijd mag worden verwacht dat dit aspect van bewustmaking en correctie veel belangstelling oproept bij de belangrijkste doelgroep, vrouwen van boven de vijftig jaar, maar ook aan andere groeperingen. Met het eerste wordt ook voldaan aan andere criteria; deze worden in een volgend cluster behandeld.

Cultuurhistorische insteek

Het museum hanteert als criterium dat er ruimte moet zijn voor verschillende interpretaties en ervaringen. Dit sluit aan bij de wens van het publiek om niet met stereotypen te worden geconfronteerd, wat er toe dwingt niet oppervlakkig te werk te gaan. De tentoonstelling voldoet hieraan door het onderwerp vrouwen in de kerk vanuit verschillende denominaties te benaderen, van protestant tot (oud)katholiek. Zo zien we in het cluster ‘vrouwelijke schenkers’ zowel pronkstukken uit de katholieke en protestantse kerken. Tevens vervullen de tentoongestelde vrouwen verschillende functies, wat weergeeft dat hun inzet in het kerkelijk en maatschappelijk leven niet zo eenzijdig was als vaak gedacht. Ook in de fotoserie van Lucia Ganieva worden de belangrijkste christelijke denominaties in Nederland vertegenwoordigd. De tentoonstelling biedt dus veel verhalen, wat eigenlijk ook de belevingswereld van de bezoeker prikkelt. Door de bezoeker zelf verhalen te laten schrijven zullen er nog meer verschillende ervaringen aan de orde komen.

Het is inmiddels duidelijk dat het ene criterium kan doorlopen in het andere. De overheid vindt bezoekersaantallen van groot belang, iets waarop het museum gemakkelijk kan aansluiten. De projectgroep van ‘Vrouwen voor het Voetlicht’ wil zich specifiek richten op onderwerpen die de samenleving bezig houdt. In de tentoonstelling richt ze zich speciaal op de vaste doelgroep van het Museum Catharijneconvent: vrouwen. Hiermee wordt voldaan aan een eigen criterium, maar manifesteert zich ook een knelpunt. In principe is er voor elke

tentoonstelling een markt, maar het is van belang hoe groot deze markt is. Dit vergt een analyse van de markt in relatie met de eis van bezoekersaantallen.142 Door deze markt te beperken tot een kleine doelgroep neemt het museum een groot risico. Door je in de vormgeving en de promotie zo sterk te richten op vrouwen dreigen mannen en jongeren op voorhand minder gemotiveerd te worden naar de tentoonstelling te komen. Dit wordt versterkt door de flankerende activiteiten, die zijn gericht op vrouwen, waaronder paasballen breien, een vrouwentour en liturgisch bloemschikken. Hierdoor ontmoedig je andere doelgroepen. Dit punt is overigens in de conceptvorming binnen de projectgroep besproken. In dit geval is er expliciet voor gekozen de doelgroep vrouwen boven de vijftig jaar voorop te stellen. Het criterium ‘recht doen aan de geschiedenis’, gesteld door Kootte, roept desalniettemin de vraag op of het niet belangrijk is bij een dergelijk onderwerp ook andere doelgroepen te betrekken. Als je het beeld van de geschiedenis wilt bijstellen, moeten niet alleen de vrouwen hiervan weten. Zo zie je dat het Noordbrabants Museum – vergelijkbaar met het Museum Catharijneconvent - in de tentoonstelling ‘De Ideale Vrouw’ zich op een grote doelgroep richt en boven verwachting veel bezoekers heeft getrokken. In het gastenboek van de tentoonstelling ‘Vrouwen voor het Voetlicht’ staat een aantal reacties van mannen die stelden dat ze het een mooie tentoonstelling vonden en van mening waren dat deze ook zeker voor hen geschikt is. Een overgefeminiseerde reactie was: ‘was ik maar een vrouw! [ondergetekende] Een man’.

Een ander eigen criterium waar het museum aan voldoet, is het oproepen van nostalgie en het actief betrekken van het publiek. De bezoekers herkennen zich in vele verhalen die worden verteld bij de kunstobject en blijken erg enthousiast over het feit dat ze zelf verhalen mogen schrijven. Er wordt hiermee voldaan aan de al eerder genoemde wens van het publiek om betrokken te worden bij de tentoonstelling. Tevens biedt de tentoonstelling de bezoeker gelegenheid om vragen te stellen en eigen conclusies te trekken. Zo vindt een bezoeker bijvoorbeeld dat de tentoonstelling inspiratie geeft voor de eigen inzet binnen de pkn-kerk. Een ander vindt de expositie ‘moedgevend’. ‘Een leuk element is de interactieve ‘meedenk’-mogelijkheid’.143

Een belangrijk criterium dat door vrouwen in eerder evaluaties werd genoemd, is de nadruk op de sfeer. Hierop is ingespeeld door in de vormgeving de nadruk te leggen op

142

Vos, ‘The sweet smell of success’, 162. 143

‘gezelligheid’. Dit tref je niet alleen aan in het kleurgebruik, maar ook in de zithoekjes, gordijnen, kussentjes en vooral ook in de laatste ‘belevingszaal’, die de gelegenheid biedt om aan tafel met elkaar te praten en ervaringen uit te wisselen.

Een speerpunt van de overheid – Halbe Zijlstra benadrukt dit regelmatig - is het vergroten van het ondernemerschap en een gezonde bedrijfsvoering. Van instellingen wordt verwacht dat ze in staat zijn een substantieel deel van hun eigen inkomsten uit de markt te halen. Uiteraard is het ook voor het museum van belang dat bij een tentoonstelling op z’n minst de kosten worden gedekt. In figuur 3 is de begroting opgenomen waarin duidelijk zichtbaar is dat fondsen worden geworven en eigen inkomsten (doormiddel van onder andere entreegelden). Of de begrote inkomsten gerealiseerd worden is in dit stadium nog niet te vast te stellen. Dit heeft uiteraard ook verband met het aantal bezoekers.

Ondernemerschap en bedrijfsvoering

De volgende fondsen hebben meegewerkt aan ‘Vrouwen voor het Voetlicht’: Mondriaanfonds, Prins Bernhard Cutluurfonds, VSB fonds, Elise Mathilde en Catharina Halkes fonds. Samen zijn deze fondsen goed voor ongeveer de helft van de gemaakte kosten. Naast fondsen draagt ook het mecenaat bij aan deze tentoonstelling. De heer Twaalfhoven heeft namelijk geld beschikbaar gesteld voor de portrettenserie van Lucia Ganieva over hedendaagse vrouwen in de kerk.

Opvallend is dat veel van de fondsen pas in een laat stadium zijn aangeschreven en daardoor pas laat of helemaal niet hebben toegezegd. Dit had ertoe gedwongen dat ook als de fondsen onvoldoende wilden meewerken de tentoonstelling door had moeten gaan. Het museum heeft hierdoor relatief veel risico gelopen. Het late tijdstip brengt moeilijk te voorkomen stress met

Figuur 3. Globale begroting van de tentoonstelling ‘Vrouwen voor het Voetlicht’. Deze begroting geeft een globaal beeld van de gemaakte kosten voor de tentoonstelling. Dergelijke begrotingen veranderen tijdens de organisatie. Zo is er bijvoorbeeld geen geld verstrekt door het SNS Reaal Fonds, maar weer wel door het VSB fonds, die oorspronkelijk niet is opgenomen in de begroting. In deze begroting zijn de overhead, inclusief de vaste personeelskosten, overigens niet opgenomen.

zich mee voor de organisatoren van de tentoonstelling. Hoewel ik het niet kan bewijzen, is het aannemelijk te veronderstellen, dat als de fondsenwerving eerder was gestart er een groter bedrag vanuit fondsen had kunnen worden verkregen. Overigens geldt dit voor de hele organisatie van een tentoonstelling. Als er meer tijd was genomen zou er bijvoorbeeld uitgebreidere promotie hebben kunnen plaatsvinden. Deze ervaring zou een les in ondernemerschap moeten zijn.

Een ander criterium is het aangaan van samenwerking. Hieraan lijkt het museum te hebben voldaan. Er zijn voor deze tentoonstelling samenwerkingspartners gevonden: Aletta, Passage, Nederlands Bijbelgenootschap, City2Cities, Kosmopolis Utrecht en WBOOKS. Het blijft de vraag of hiermee aan het criterium is voldaan, of er voldoende samenwerkingspartners zijn gevonden. Hiervoor is namelijk geen duidelijke maatstaf beschikbaar. Er wordt niet voldaan aan het criterium om internationale partners te betrekken bij het project. Dit is begrijpelijk, omdat de tentoonstelling sterk is gericht op de geschiedenis van de vrouw en de kerk in Nederland. Ook zijn er geen buitenlandse bruiklenen opgenomen in de tentoonstelling, wat om dezelfde reden verdedigbaar is. Daar komt bij dat dergelijke bruiklenen zeer kostbaar zouden zijn.

In hoofdstuk 4 stelde ik dat het criterium kwaliteit op diverse manieren kan worden geïnterpreteerd. Allereerst de kwaliteit van de kunstobjecten. De tentoonstelling toont een aantal topstukken uit de eigen collectie van het museum, waaronder het Theosia-altaarstuk, Middeleeuwse beeldhouwkunst en bijbelse schilderkunst. Hiermee is voldaan aan een zo hoog mogelijke artistieke kwaliteit. Daarnaast roept de overheid op kunstobjecten te restaureren. Ook hieraan is voldaan. Naar aanleiding van de tentoonstelling is namelijk een groot aantal schilderijen gerestaureerd. Bij uitstek is dit een tentoonstelling waarbij kunst die in de vergetelheid is geraakt weer is opgeknapt. Zonder de tentoonstelling was dit waarschijnlijk nooit gebeurd. Onderzoek naar dergelijke kunstvoorwerpen zal in Museum Catharijneconvent namelijk alleen gebeuren als dit onderzoek wordt gekoppeld aan een tentoonstelling. Hierdoor wordt ook voldaan aan het criterium om efficiënt te werken. Dit onderzoek richt zich ook op bruiklenen voor de tentoonstelling. Er is namelijk gekozen vooral onbekende werken in bruikleen te nemen. Om de betekenis van deze werken te achterhalen was onderzoek nodig. Dit past binnen de conceptvorming van de tentoonstelling om het onbekende boven te halen. Het gevolg hiervan is echter wel dat er weinig ‘grote klappers’ ofwel publiekstrekkers in

bruikleen zijn genomen. Een uitzondering hierop is Lezende Vrouw van Gerard Dou uit het Rijksmuseum. Het uitblijven van grote topwerken heeft ook te maken met financiële mogelijkheden en het late stadium waarin de bruiklenen zijn aangevraagd.

Het zijn dus niet zozeer de werken op zich, maar de combinatie van alle kunstwerken bij elkaar die deze tentoonstelling kwaliteit geeft. Overigens blijft kwaliteit een erg moeilijk te meten criterium.

Eerder stelde Edwin Jacobs dat kwaliteit pas is bereikt als mensen terug willen komen, of anders gezegd als de bezoeker tevreden is. Hiervoor is de kwaliteit van de beleving van belang. Hoewel er nog geen publieksevaluatie heeft plaatsgevonden kan er al veel worden opgemaakt uit het gastenboek. Hierin schrijven bezoekers hun reacties op de tentoonstelling. Er blijken vooral positieve reacties in te staan: ‘bijzonder inspirerend’, ‘de teksten zijn zeer goed en de informatie toegankelijk’, ‘ontroerende verhalen en beelden’, ‘stil gestaan bij verleden en heden’ en ‘prachtig en inspirerend’. Ook blijkt dat al veel bezoekers een verhaal hebben geschreven bij een van de objecten in de laatste ‘belevingszaal’. Dit toont de betrokkenheid van de bezoekers bij het onderwerp.

De relatie met de huidige tijd wordt door het museum van groot belang geacht. Deze link met het heden kwam al tot uiting in de conceptvorming, waarbij ook de huidige positie van de vrouw in de kerk aan de orde kwam. Zoals gezegd voelden de conservatoren een sterke urgentie om verhalen van vrouwen en hun relatie met de kerk niet verloren te laten gaan. De link met het heden wordt concreet in de laatste ‘belevingszaal’, waar bezoekers hun verhaal kunnen opschrijven. Tevens is de fotoserie van Lucia Ganieva een link met de actualiteit. Deze serie gaat over vrouwen van nu. Uit de reacties op de opzet en inhoud van de tentoonstelling kan nu al worden opgemaakt, dat de bezoekers deze tentoonstelling als zeer inspirerend ervaren en dat bedoeling van deze tentoonstelling aanslaat. Men herkent de brede positie van vrouwen in de kerk in het verleden en projecteert dit op de eigen relatie met kerk en religie.

Actualiteit

De tentoonstelling ‘Vrouwen voor het Voetlicht’ is op diverse manieren onder de aandacht van het publiek gebracht. Posteracties, folders, kortingskaarten, persberichten, interviews voor

kranten (waaronder Trouw), radio en televisie (onder andere RKK, NCRV, IKON, RTV Utrecht).

Via de website kan de bezoeker informatie krijgen over de tentoonstelling en ook via Facebook wordt de bezoeker op de hoogste gehouden van de laatste ontwikkelingen. De website zou nog extra benut kunnen worden. Zoals in hoofdstuk 4 vermeld, ontwikkelt bijvoorbeeld het Centraal Museum Utrecht een catalogus on demand en kun je via deze website interactief de collectie leren kennen. Op dit gebied valt voor Museum Catharijneconvent nog veel te ontwikkelen.

Hoewel het misschien niet echt een wetenschappelijke publicatie is te noemen valt het boekje dat gemaakt is naar aanleiding van de tentoonstelling voldoende onder dit criterium. Het is toegankelijk geschreven en speelt in op het onderzoek dat voor elk object is gepleegd. De tentoonstelling vormt daarnaast de aanleiding voor nog vier andere publicaties. Dit toont het belang van tentoonstellingen in het algemeen: ze dwingen tot onderzoek over het geboden onderwerp en lokken dus publicaties uit. De volgende onderzoeken en publicaties zijn uitgevoerd en worden gedurende de looptijd van de tentoonstelling uitgebracht:

Wetenschappelijke publicaties

- Jo Spaans, De kloppenvergadering ‘Inde Hoeck’. Een relgieuze

vrouwengemeenschap in de Gouden Eeuw;

- Anne Stael, Spiritualiteit is een werkwoord;

- Mirjam Vermey in samenwerking met NCRV en het Nederland Bijbelgenootschap, Allemaal Vrouwen;

- Anne Marie Korte en Angela Berlis, Alledaags en buitengewoon: Spiritualiteit

in vrouwendomeinen.

Met de publicatie van Anne Stael voldoet het museum tevens aan het eigen criterium van aandacht voor spiritualiteit.

De tentoonstelling biedt het museum de kans een groot deel van de eigen collectie, die normaal grotendeels in de depots verscholen blijft, aan publiek te tonen. Ook de overheid acht het aantal objecten dat zichtbaar is voor een algemeen publiek van belang. In totaal zijn er ruim 140 objecten uit de eigen collectie in de tentoonstelling opgenomen. Zelfs objecten

waarvan je niet zou verwachten dat ze ooit getoond zouden worden: gebreide collectezakken, theelepeltjes, portretten van onbekende vrouwen en een communiejurkje.

Zoals uit het onderzoek naar eerdere tentoonstellingen is gebleken, vindt het publiek het belangrijk dat een tentoonstelling duidelijk is en structuur heeft. De structuur van ‘Vrouwen voor het Voetlicht’ blijkt helder te zijn, door de chronologische opstelling en door de vormgeving. Er wordt begonnen met de vroege Middeleeuwen en geëindigd met de vrouw van nu. Herkenbare elementen zijn de hiervoor beschreven ‘uitgelichte vrouwen’ die in het verloop van de tentoonstelling voortdurend terugkomen. In de eerste zaal zou wel enige verwarring kunnen ontstaan. Hier is namelijk de looproute niet geheel vastgelegd, waardoor de bezoeker zou kunnen ronddwalen. Of dit als hinderlijk wordt ervaren zal nog moeten blijken. Ook moet de bezoeker een van de kloostergangen inlopen en vervolgens weer terugkeren om de tentoonstelling te vervolgen. Dit zou ook verwarrend kunnen werken. Deze laatste onduidelijkheid had echter moeilijk kunnen worden voorkomen, omdat het museum is gebonden aan de structuur van het gebouw.

Structuur en duidelijkheid

Over de teksten bij de objecten lijkt de bezoeker zeer tevreden te zijn, zowel over de inhoud als over de leesbaarheid. ‘De borden met informatie zijn precies de goede lettergrootte’. Uit de teksten bij de objecten wordt duidelijk dat het Museum Catharijneconvent niet is gericht op een internationaal publiek. Met uitzondering van de hoofdteksten zijn de teksten namelijk niet in het Engels te raadplegen. Dit tot spijt van een aantal internationale bezoekers, die aangeven het jammer te vinden dat ze de teksten niet kunnen lezen. Het weglaten van Engelse teksten is mede een gevolg van de hoge tijdsdruk van de werknemers: er was onvoldoende tijd de teksten zelf te vertalen. Voor uitbesteding is geen geld beschikbaar.

De tentoonstelling ‘Vrouwen voor het Voetlicht’ voldoet in hoge mate aan de gestelde criteria. Aan veruit de meeste wordt voldaan, ook al valt dit niet altijd via metingen en objectieve beoordelingen te relateren. Bij de analyse van deze tentoonstelling loop je dan ook tegen een groot probleem aan waar dit onderzoek mee kampt: er zijn veel criteria gesteld aan tentoonstellingen, maar aan manieren om ze operatief te maken ontbreekt het veelal. Hoe meet je kwaliteit, hoe meet je tevredenheid van het publiek, hoe meet je de actualiteit en ga zo nog maar even door. Niet vreemd dat op dit moment het succes van een tentoonstelling dreigt

te worden bepaald door zaken die wel meetbaar zijn, zoals publieksaantallen en eigen inkomsten. Het risico hierbij is dat al het niet meetbare buiten beschouwing wordt gelaten. Uit de analyse van de criteria in relatie tot de tentoonstelling ‘Vrouwen voor het Voetlicht’ valt echter af te leiden dat ook een kwalitatieve beoordeling het nodige duidelijk kan maken over het bepalen van het succes van een tentoonstelling. Ook een kwalitatief oordeel geeft inzicht en kan bepalend zijn voor de evaluatie van het succes. Een poging om alles te meten kan juist afbreuk doen aan een zinvol oordeel. Kunst, cultuur en tentoonstellingen zijn immers een domein waar altijd interpretaties en dus subjectieve elementen meespelen van alle betrokken partijen. Over deze zaken hoeft ook geen eenstemmigheid te worden afgedwongen.