• No results found

Hoofdstuk 3. NOORD: NAAR EEN HETEROGENE SAMENLEVING?

3.1 Social Capital en Empowerment

3.1.1 Social Capital en Empowerment in Tuindorp Oostzaan

Vooral de aanwezigheid van een gemeenschappelijke vijand lijkt mij een bindend element in het aangaan van sociale relaties. Dat mechanisme van empowerment bij een gemeenschappelijk probleem heb ik zeker in Tuindorp Oostzaan gezien. Veel observaties heb ik gedaan in ‘de Evenaar’ een buurthuis waar welzijnsorganisatie Combiwel allerlei activiteiten organiseert voor bewoners van diverse leeftijdsgroepen, activiteiten die voor een belangrijk deel draaien op vrijwilligers, omdat er voor betaalde krachten geen geld (meer) is. De Evenaar is gevestigd in een lege, oude basisschool midden in Tuindorp Oostzaan (Tuindorp Oostzaan is vergrijsd, waar het vroeger kinderrijker was dus er zijn minder schoolgaande kinderen). Zoals ‘Gebiedsanalyse 2015 Noord West Stadsdeel Noord’ laat zien scoort het huidige Tuindorp Oostzaan hoger op

vergrijzing, hoger op aanspraken op schuldhulpverlening en hoger op het aandeel

bijstandsgerechtigden ten opzichte van de cijfers voor Amsterdam in zijn geheel. Tuindorp Oostzaan scoort daarentegen ten opzichte van diezelfde cijfers voor Amsterdam in zijn geheel lager op economische activiteit, op schoolresultaten, op maatschappelijke participatie, op de mate van gezondheid van de bewoners en last but not least op een positieve kijk op de toekomst en wat die zal gaan brengen (de ‘potential resources’ zoals Bourdieu die noemt in zijn omschrijving van het begrip Social Capital). Dit betekent dat er relatief veel sociaal zwakkere groepen wonen die beschikken over een relatief lager sociaal kapitaal. ‘De verkoop van corporatiewoningen, waardoor er steeds meer “import” in deze hechte gemeenschap instroomt, speelt hierbij mogelijk een rol’ weet de gebiedsanalyse nog te melden. (Gebiedsanalyse 2015 Noord West Stadsdeel Noord 2015: 5).41 We krijgen kortom een beeld van een wijk waar meer dan in de stad sprake is

van sociaaleconomische achterstand, van vergrijzing met daarbij gepaard gaande fysieke achteruitgang en een grotere hulpvraag.

Regelmatig heb ik deelgenomen aan een eetgroep die tweewekelijks op maandagavond wordt georganiseerd en vooral wordt bezocht door senior Tuindorpers. Mee-eten kost zes euro en er wordt door een vrijwilligster gekookt. De ‘buurtkeuken’ wordt bezocht door steeds dezelfde mensen en er is weinig aanwas van nieuwe mensen. De sfeer bij de eetavonden is ook wel ‘ons kent ons’ en het lijkt mij niet makkelijk voor een nieuwkomer om aansluiting te vinden. Er is op één van de avonden toevallig een nieuwe mevrouw gekomen die is geïntroduceerd door Caroline, de vrijwilligster die de eetgroep organiseert en ook kookt. Deze mevrouw komt op mij nogal bescheiden en timide over (daarin wijkt ze duidelijk af van de andere dames) en ik kan mij niet

41 De gebiedsanalyse is een gemeenschappelijke uitgave van de gemeentelijke dienst Onderzoek, Informatie en

Statistiek (OIS) en de stadsdelen. Uiteraard citeer ik uit de versie die handelt over Tuindorp Oostzaan. De analyse baseert zich op statistische gegevens, eigen onderzoek en de ‘ogen en oren’ in de buurt.

53

aan de indruk onttrekken dat ze enigszins wordt geïntimideerd door de ‘habitué ’s’. Dit is een vaste groep oudere dames die lang in Tuindorp Oostzaan wonen en die er altijd zijn. Niet alleen bij de eetavonden, maar ook bij andere (knutsel)activiteiten. Deze dames kennen elkaar goed (en waarschijnlijk al lang), ik weet niet of het ook echt vriendinnen zijn. Ze komen redelijk bijdehand over, hebben sterke meningen en uiten die ook. De nieuwe mevrouw heb ik na deze ene keer nooit meer gezien. Om aan te geven dat de vaste bezoekers zich goed thuis voelen: één van de dames van de vaste ploeg is geboren in het dorp en heeft nooit ergens anders gewoond. Ze is nu rond de 80 jaar oud en in ieder geval één kind van haar woont nog in Tuindorp Oostzaan, want een kleindochter van een jaar of tien die bij haar in het dorp woont is ook weleens op de

eetavond. Ook de andere dames komen regelmatig met hun dochters (nooit met zoons als ze die al hebben, de dames zijn bij de Buurtkeuken ver in de meerderheid). Die kunnen in het dorp wonen, maar omdat die dochters volwassen zijn, kunnen ze overal vandaan komen. De

gesprekken onder het eten gaan deels over het dagelijks leven, de kinderen en kleinkinderen, maar ook over wat er gebeurt in de ‘wereld’ en dan in het bijzonder zaken die plaatsvinden in de wereld die de Tuindorpers zelf raken. Ik proef bij dit soort onderwerpen een behoorlijke eensgezindheid, de gemeenschappelijke vijand is de wereld, de politiek, de mensen die hen zijn vergeten of (daarmee) te kort doen en de ‘yuppen’. De wereld is vaak een ‘boze’ wereld en in ieder geval een wereld waar zij, Tuindorpers, weinig meer van hoeven te verwachten. Ze voelen zich verwaarloosd, zijn daar heel eensgezind in en vinden elkaar daarin. Ze hebben ‘…zeer sterke identificaties met hun dorpsgenoten en tegen buitenstaanders’ [ontwikkeld] (De Swaan 2007: 29). Tijdens een ‘buurtkeuken’ als het onderwerp op politiek komt verwoordt Sien het als volgt: ‘Al het geld gaat naar de “buitenlanders”. ‘De PvdA had ervoor moeten zorgen dat het geld naar de ‘eigen’ mensen zou gaan en dat doen ze niet’.42 Ik zie, op Doortje na, iedereen heel instemmend

knikken.

‘De buitenlanders’ zie je alleen niet zoveel in Tuindorp Oostzaan. Het is een ‘witte’ enclave zoals Ron het verwoord. Ron zegt ook over de tuindorpen:

‘De winkels die er zijn bedienen de oude mensen. Langzaam is dat aan het veranderen. Waar ik woon is nieuw gebouwd, modern comfort. De oudere wijken hebben dat niet, ik zou daar niet willen wonen. Jongeren gaan daar wel wonen, ik snap het niet zo. Het zal er wel mee te maken hebben dat er elders niets te krijgen is.’

42 Redelijk gênant vind ik dat er een vrijwilliger rondloopt om de dames te bedienen die duidelijk een migranten

achtergrond heeft. Niemand lijkt dat op te merken. Of ze vinden deze man ‘anders’ dan een ‘echte’ buitenlander of het maakt ze helemaal niets uit.

54

De Tuindorpers vinden veel bij elkaar en dat geeft ze een zekere kracht en ook zelfvertrouwen. Maar brengt het ze verder, vergroot het hun sociaal kapitaal? Wellicht deels wel en deels niet. Mijn indruk is dat de gezamenlijkheid ze in staat stelt om iets te bereiken, tegelijk zie ik ook de terugtrekking in hun eigen wereld. Hun doelen zijn weinig ambitieus, staan heel dicht bij hun eigen kleine leefwereld, gaan niet over nieuwe of onbekende zaken, maar de groep is wel strijdbaar en regelmatig verrassend initiatiefrijk. Een voorbeeld uit mijn veldwerk. Caroline heeft bedacht een uitje te organiseren ter afsluiting van de ‘buurtkeuken’ (na de Zomervakantie wordt de activiteit weer opgepakt). Het wordt deelname aan het

‘Wereldkampioenschap Pootjebaden’. Een bestaand, periodiek terugkerend, evenement dat plaatsvindt op Texel. Veel van de organisatiewerkzaamheden van Caroline voor dit uitje draaien om het inzamelen van geld. Wat krijgen we van de (gemeentelijke) subsidiegevers, hoeveel kunnen we maximaal als bijdrage vragen aan de deelnemers (het wordt vijftien euro wat ik behoorlijk weinig vind voor een hele dag uit, inclusief eten), hoe krijgen we een maaltijd gesponsord, hoe krijgen we de touringbus gesponsord, hoe krijgen we zoveel mogelijk mensen mee om daarmee de prijs te drukken? Daarnaast probeert Caroline publiciteit te organiseren met als doel dat er aandacht komt bij mogelijke subsidieverstrekkers en sponsors, dat

horecaonderneming Van der Valk wellicht de maaltijd betaalt en dat de busmaatschappij eerder geneigd is zijn prijs te verlagen. Het valt mij op dat Caroline redelijk goed weet hoe zij deze zaken aan moet pakken. Ook bij haar zie ik weinig schroom in haar aanpak. Ze heeft vroeger op de markt gestaan in Noord en kent daarvan de Bekende Nederlander Gordon. Ook hem benadert ze voor hulp, onder andere omdat hij op televisie een programma maakt met ouderen. Ze vertelt uitgebreid over de pogingen contact met hem te krijgen, die niet lukken, en geneert zich niet voor het feit dat hij niet reageert, ze maakt niet de indruk zich afgewezen te voelen. Het ligt aan hem, hij is de arrogante man die is vergeten waar hij vandaan komt. Iedereen is het met haar eens en iedereen laat zich laatdunkend uit over eventueel gebrek aan interesse of een gebrek aan vrijgevigheid. Er is niemand die zich afvraagt waarom Van der Valk hun etentje zou moeten sponsoren. Deze houding, het zich gezamenlijk afzetten tegen de onwillige vijand, geeft kracht is mijn indruk. In de voortvarendheid bespeur ik weinig van een negatief zelfbeeld, ondanks dat Gordon hen blijkbaar niet de moeite waard vindt om te reageren. Zij snappen hoe de wereld in elkaar zit in tegenstelling tot Gordon die het niet heeft begrepen, dat is door de bank genomen de houding die overheerst.

Hoe is de reactie in Tuindorp Oostzaan op de ‘veryupping’? Bij de oudere mensen die ik heb gesproken is het geen groot onderwerp. Als ik het ter sprake breng vinden mensen er wel van alles van, maar ik heb het idee dat dit veel meer een klacht is tegen de wereld die ze in de steek

55

heeft gelaten en niet zo heel veel direct heeft te maken met de ‘veryupping’. Ik zie het ‘hunkering down’ effect van Putnam, maar dat effect heeft meer te maken met het ouder worden, de

globalisering, de digitalisering, het complexer worden van de samenleving, een algehele vervreemding van de wereld. Als er voorbeelden komen van ‘veryupping’ in de wijk komen er wel klachten. Caroline heeft bijvoorbeeld in de wijk gecollecteerd om geld op te halen voor het ‘uitje’ en uiteraard zijn er mensen die niets geven of zich zelfs ‘niet thuis’ houden claimt Caroline (en wel thuis zijn, want Caroline ziet ze, maar ze doen niet open), deze mensen worden ‘yuppen’ genoemd door Caroline en de aanwezigen op de ‘buurtkeuken’. Als ik doorvraag gaat het echter vaak om mensen die al heel lang in Tuindorp Oostzaan wonen en er blijkbaar dus al heel lang niet bij horen. Ze worden al heel lang als ‘anders’ beschouwd. In die zin is bij wijze van spreken de vader van Rita die op de Goudkust woonde zoals ik in hoofdstuk één vertel ook een ‘yup’. Bijna iedereen die nooit in de Evenaar komt, loopt de kans door de vaste bezoekers als ‘yup’ te worden beschouwd is mijn indruk. Het is een soort verzamelnaam, bijna een soort abstractie, waarbij ik denk dat als ik had gevraagd wat een yup is (heb ik niet gedaan, dat is niet slim realiseer ik mij nu) ik vanuit verschillende mensen verschillende omschrijvingen had gekregen. Het is voor sommigen een scheldwoord voor de groep mensen die niet behoren tot de ‘happy few’, de ‘incrowd’, terwijl voor mij het begrip ‘yup’ een andere betekenis heeft. Verder kan ik vaststellen dat als er in Tuindorp Oostzaan al een beweging te zien is van toenemende faciliteiten als nieuwe winkels en horeca, daar door de oorspronkelijke bewoners geen gebruik van wordt gemaakt. Omdat ze er de leeftijd en het geld niet voor hebben.