• No results found

Hoofdstuk 2. ONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT WONEN IN AMSTERDAM EN AMSTERDAM NOORD IN HET BIJZONDER

2.4 Ontwikkelingen in Amsterdam Noord en de huidige stand van zaken

Belangrijke input voor deze paragraaf zijn de gesprekken die ik heb gevoerd met een aantal Noorderlingen die betrokken zijn of in het verleden betrokken zijn geweest bij het bestuur van Noord, waaronder een gebiedsmakelaar en al eerder genoemde Ton, de gewezen wethouder en ervaringsdeskundige als bewoner van Noord. In negentienéénentachtig werden Noord en Tuindorp Osdorp de eerste stadsdelen in Amsterdam en Ton is vanaf het begin betrokken geweest bij het bestuur van Noord. Zonder verder op details in te gaan: de invoer van stadsdelen

33 In het nieuwsarchief van de gemeente Amsterdam wordt melding gemaakt van een daling van 5% in 2015 t.o.v.

2013 (60% sociale huur in 2013 versus 57% in 2015) van het aandeel sociale huurwoningen op de totale woningvoorraad in Amsterdam.

42

gaf het lokale bestuur een grotere invloed op het te voeren beleid en in die zin was het een decentralisatie van het gezag. Ton verklaart zijn betrokkenheid en interesse bij Noord als volgt: ‘Ik had iets met dat stadsdeel [Ton woonde al in Noord]… het was het stadsdeel waar de klappen vielen…ik wilde Noord in de vaart der volkeren meenemen…ik vond dat Noord een

achtergebleven gebied was…ik heb gevochten om zoveel mogelijk geld naar Noord te krijgen’. Ton gaf stelselmatig teveel geld uit vertelt hij en hij werd dan door het betreffende

bestuursorgaan op het matje geroepen om zijn uitgaven te verantwoorden: ‘omdat ik dus wist als je 10% meer uitgeeft dan mag dat, 15% word je op het matje geroepen, bij 20% wordt het afgekeurd’. Over de sociale woningbouw zegt hij het volgende:

‘Noord is 98% sociale woningbouw [Ik zeg: was toch?] Was. Dus je kunt ook aannemen dat de bevolkingsopbouw nogal eenzijdig was. Ik kom uit een sociaaldemocratisch nest en ik heb op gegeven moment geroepen dat er meer koopwoningen gebouwd moesten worden…. Omdat ik vond dat er een voorzieningenpakket moest komen waar dus arme mensen ook gebruik van konden maken. En dat pakket komt er niet als er alleen maar arme mensen zijn. Er moeten ook mensen zijn die wat te besteden hebben… artsen, bioscoop, restaurants. Ik heb ook nooit mijn best gedaan om scheefwonen34 lastig te

maken.

Ton schetst hier precies de praktijk en visie van een idealistische gentrificerende bestuurder.35 En

het beleid dat Ton heeft ontwikkeld past naadloos in het beeld dat ik schets in de paragrafen 2.2 en 2.3: het ontstaan van suburbanisatie en het inzetten van gentrificatie als beleid om de spending power van de middenklasse weer terug te krijgen in de stad. Het resultaat voor Noord van onder andere deze politiek is de hedendaagse grootschalige ontwikkeling van Noord met veel

nieuwbouw, waar het accent ligt op de populaire IJ-oevers. Informanten geven aan dat de vestiging van EYE (het filmmuseum, geopend in tweeduizendtwaalf) in het opvallende witte gebouw en de renovatie van het Shellgebouw (Shell heeft deze panden in tweeduizendnegen verlaten, de toren is onlangs onder de naam A’DAM toren als attractie heropend) een flinke boost hebben gegeven aan het nieuwe imago van het hippe Noord. Beide gebouwen zijn

eyecatchers en stralen het beeld uit dat het bestuur van de stad graag wil met als resultaat dat het ‘afvalputje’ Noord een steeds geaccepteerdere plek wordt voor de middenklasse families om zich hier te vestigen. Wat verder typerend is voor Noord is de beschikbare ruimte. Waar de stad al

34 Scheefwoners wonen in een sociale huurwoning en verdienen inmiddels meer dan het toegestane maximum bij het

toekennen van die woning. Scheefwoners krijgen een extra huurheffing om de (onterechte inmiddels) subsidie op die woning (deels) teniet te doen.

35 Wat mij opviel: Ton was niet bekend met het begrip ‘gentrificatie’. In zijn tijd dus geen onderwerp. Tegenwoordig

wordt er veel over gesproken en geschreven, waarschijnlijk omdat we inmiddels de keerzijde van gentrificatie zijn gaan beseffen, waar het in Ton zijn tijd een onderwerp was waar weinig weerstand tegen bestond.

43

helemaal is volgebouwd kan Amsterdam alleen nog maar groeien aan de randen en Noord is zo een rand. Amsterdam heeft de ambitie om te groeien en dat geeft uiteraard druk op de bestaande bewoners en structuren. In hoofdstuk drie wil ik aangeven hoe de Noorderlingen dit zelf ervaren. Ik heb in paragraaf 2.3 in mijn schets van stadsvernieuwing in de jaren zeventig en tachtig al aangegeven wat de verschillen zijn met de vroegere stadsvernieuwing en het huidige beleid van gentrificatie en ik heb beargumenteerd dat gentrificatie in mijn optiek een te beperkte visie vertegenwoordigt. Het lost problemen niet echt op, het verschuift ze. Verder heb ik in mijn inleiding al aangegeven hoe ik als bewoner de gentrificatie van mijn eigen buurt ervaar.

Voor dit hoofdstuk wil ik er daarom mee volstaan om aan te geven dat ook in Noord de ideeën, waarden en actiebereidheid van de stadsvernieuwers uit de jaren zeventig beginnen door te dringen. De gedachte dat verpaupering en verkrotting niet op te lossen zijn door alleen nieuwe en betere woningen neer te zetten en dat je ook oog dient te hebben voor de mensen die in die wijk wonen, wint steeds meer terrein. De keerzijde van het door Ton genoemde en uitgevoerde beleid, het neerhalen van oude, gedateerde woningen en op het die plaats bouwen van nieuwe woningen voor, deels, nieuwe Noorderlingen heeft effect op de sociale structuren in een wijk. Er

verschijnen steeds meer kritische publicaties die de eventueel ontwrichtende effecten van gentrificatie benoemen en beschrijven. Ik noem de dissertatie van stadssociologe Döske van der Wilk met als titel ‘Van wie is het plein? Over de (on)toegankelijkheid van de openbare ruimte in een gentrificerende buurt te Amsterdam’. De vraag van deze studie gaat over zeggenschap en aanwezigheid in de openbare ruimte en sluit goed aan op de titel van deze scriptie die refereert aan de boze uitroep van de Noorderling: ‘Jullie horen hier niet’, waarmee ik mijn onderzoek inleid. ‘Jullie horen hier niet’ is ook een uiting van zeggenschap, eigendom en autonomie.

Waarmee ik overigens niet wil beweren dat we hier te maken hebben met een zero-sum principe, want de openbare ruimte kan wel degelijk worden gedeeld, door zowel oude als nieuwe

bewoners. Ook dat is een bevinding van Van der Wilk, waar zij tegelijkertijd stelt: ‘Het stadsdeel bepaalt niet alleen wie er wel en niet mag meebeslissen [over de inrichting en onderhoud van de openbare ruimte], maar ook wat de dominante visie op de openbare ruimte is – kortom: welk gedrag en welke gebruikers als gewenst worden beschouwd’ (Van der Wilk 2016: 176). Kortom: het stadsdeel schijnt het belangrijk te vinden of de publieke ruimte wordt gebruikt, hoe de publieke ruimte wordt gebruikt en door wie de publieke ruimte wordt gebruikt. In het kader van het gentrificatiebeleid heeft het stadsdeel daar ook ideeën over. Per definitie is er dan in ieder geval minder vrijheid dan voorheen, toen gebruik van de publieke ruimte wat meer werd overgelaten aan de gebruikers. In hoofdstuk drie kom ik terug op de consequenties van

44

gentrificatie in Noord voor de oorspronkelijke bewoners en tevens gebruikers van de openbare ruimte als ik schrijf over de ervaringen van die bewoners met de veranderingen in hun wijk.

Om een idee te geven van het huidige beleid waarin inmiddels oog is voor de zaken die ik hierboven heb beschreven heb ik gesproken met Marjolein, lid van de bestuurscommissie36 van

Amsterdam Noord voor GroenLinks en ik heb haar gevraagd hoe zij aankijkt tegen de gentrificatie van Noord. Ik heb bewust gekozen voor een linkse partij, omdat ik bij hen een kritische houding verwacht ten opzichte van neoliberale politiek in het algemeen en het

verkleinen van de sociale huursector in het bijzonder. Marjolein schetst de situatie in de Van der Pekbuurt als casus voor de huidige stand van zaken met betrekking tot het verbeteren van een verpauperde buurt. Marjolein geeft aan blij te zijn met het grootscheepse protest tegen de sloop met als resultaat dat er huizen in de Van der Pekbuurt gespaard zijn gebleven. Zoals in het vorige hoofdstuk al wordt geschetst door sommige informanten is de Van der Pekstraat een straat met een rijke historie37. Vroeger een mooie winkelstraat waar Noorderlingen heen gingen voor hun

kleding, hun kapper en om een beetje te flaneren. Later verpauperd tot een wijk met veel migranten, bewoners met veel sociale problemen zoals (huur)schuld, schooluitval en dergelijke. In die zin is de straat symbolisch voor wat er goed en fout kan gaan met stadsontwikkeling en is de straat een ‘landmark’ voor de Noorderlingen. De Van der Pekbuurt is inmiddels een wijk met weinig sociale cohesie (hoewel? Voor de organisatie van het verzet was er een zekere mate van cohesie nodig, maar de geschiedenis van dit verzet ken ik verder niet) en een inmiddels

verschraald aanbod van voorzieningen als horeca, winkels en cultuur. In de Van der Pekbuurt zijn de oude tijden van de stadsvernieuwing (een beetje) herleefd. Ymere38 (eigenaar van 96% van

de woningen) is deze buurt flink aan het renoveren. Wel is het zo dat 40% van deze buurt door particuliere marktpartijen wordt gerenoveerd en daarvoor is verkocht door Ymere. Met deze private renovatie wordt dit jaar gestart. Dat betekent uiteraard dat ook deze buurt flink gaat veranderen. Maar daar wordt in ieder geval in dit stadium al over nagedacht geeft Marjolein aan en dat is een verbetering ten opzichte van grootschalige renovatie waar uitsluitend de markt problemen van verpaupering dient op te lossen zo is zij van mening.

36 Een soort opvolger van het stadsdeel. Een bestuurscommissie heeft echter veel meer een adviserende taak in

vergelijking met de bevoegdheden van vroeger van de stadsdelen.

37 En een, in mijn optiek, prachtige architectuur.

45

C

ONCLUSIE

Waar de stad aanvankelijk bloeide en moderniseerde, later kampte met verpaupering en daarop volgend met grootschalige stadsvernieuwing, gepaard gaand met investeringen in sociale netwerken en kleinschaligheid, werd in dezelfde tijd Noord deels gebruikt om sociaal ‘lastige’ gevallen en relatief grote migrantengezinnen te huisvesten en om woningen bij te bouwen volgens de in de stad afgewezen vorm van ‘cityvorming’. In mijn literatuur wordt het niet genoemd, maar ik sluit niet uit dat in de zestiger en zeventiger jaren ‘cityvorming’ juist werd gezien als manier om de arbeider te verheffen en dat dit daarom vooral in Noord plaatsvond. Ik vermoed dat, omdat vooral de sociaaldemocraat Joop den Uyl zo een voorstander was van ‘cityvorming’ en veel van zijn jaren zestig idealen gericht waren op verbetering van de leefomstandigheden van arbeiders.39

Door een andere tijdgeest, gevolgd door andere politieke keuzes is de woningmarkt in de jaren negentig tot en met vandaag de dag veel liberaler geworden. Gevolg is enerzijds dat de

particuliere woningmarkt, gericht op het maken van winst, aanzienlijk is gegroeid, en anderzijds dat vooral de zuidkant van Amsterdam welvarender is geworden met een andere, rijkere, bevolkingssamenstelling. In Noord begint dat proces zich inmiddels ook te manifesteren.

39 In lijn met de, nu inmiddels zeer achterhaalde, verheffingsgedachte dat arbeiders ook allemaal een eigen auto

46