• No results found

Hoofdstuk 3. NOORD: NAAR EEN HETEROGENE SAMENLEVING?

3.2 Groepsvorming in Noord

Deze observering leidt mij vanzelf naar een volgende vraag die ik wil stellen. De vraag of de situatie van arme mensen positief wordt beïnvloed door de groeiende aanwezigheid van rijkere mensen (met andere woorden helpt gentrificatie mensen op een structurele wijze hun

sociaaleconomische positie te verbeteren) valt wat mij betreft niet eenduidig te beantwoorden beargumenteer ik hierboven. Wel hebben we gezien dat het hebben van een positief zelfbeeld van belang is en dat het behoren tot een groep, ergens ‘bij’ horen een positief effect heeft op het zelfbeeld. Dat het behoren tot een groep op die manier een vorm van empowerment kan zijn. In deze paragraaf vraag ik mij af hoe de contacten lopen tussen de oude en nieuwe bewoners van Noord, of ik iets heb bemerkt van de empowerment van het behoren tot een groep en of die instroom van nieuwe bewoners, die groter is dan voorheen, de bestaande groepsdynamiek verstoort. Zoals ik in mijn inleiding al opmerk is er altijd sprake van beweging en dynamiek in de stad, maar er kan opeens sprake zijn van aanzienlijke versnelling. Vandaag de dag komen er vaker

56

nieuwe bewoners in Noord wonen dan pakweg dertig jaar geleden, waardoor veranderingen meer opvallen en een grotere invloed kunnen hebben dan dertig jaar geleden.

Wanneer behoor je tot de groep ‘oude’ bewoners en wanneer behoor je tot de groep ‘nieuwe bewoners’? Wat leert de theorie over groepsvorming? Brubaker legt het als volgt uit: ‘… is that [belonging to] race, ethnicity and nation are ways of making sense of the world. … They are ways… of recognizing, identifying and classifying other people, of construing sameness and difference and of “coding” and making sense of their actions’ (Brubaker 2009:34). Het is blijkbaar nodig ergens bij te horen, het is blijkbaar nodig om ergens onderdeel van te zijn en je vooral onderdeel van iets te voelen, om in staat te zijn je sociale omgeving te begrijpen en te duiden. Je dient groepslid te zijn om sociaal te kunnen functioneren. Verder geeft Brubaker aan dat het voor een sociaal wezen van belang is verschillen en overeenkomsten voor zichzelf te kunnen benoemen. Bij wie hoor ik’ en ‘bij wie hoor ik niet’ zijn vragen waarop een antwoord gezocht moet worden. Dit gevoel van ‘horen bij’ wil ik illustreren met nog een verhaal van Doortje.

Doortje uit Epe ervaart dat ze ‘anders’ is in Noord en in Tuindorp Oostzaan en ze geeft aan dat het ‘anders’ zijn in Noord haar ook zeer heeft gevormd. Dat is naar haar idee de reden dat ze ervoor huivert ‘mensen in hokjes te stoppen’ zoals ze zelf aangeeft. Het zich ‘anders voelen’ van Doortje zegt veel over Noord. Doortje woont al zestig jaar in Noord en toch zijn er

Noorderlingen die Doortje niet als Noorderling beschouwen. Dat heeft er bij Doortje toe geleid dat ze expres (zo zegt ze zelf) nog steeds haar Epens accent heeft. Mijn indruk is dat Doortje zich nooit 100% geaccepteerd heeft gevoeld, ondanks het feit dat ze inmiddels op allerlei manieren volledig meedraait als Noorderling in Noord. Mijn indruk is ook dat ze als reactie op die afwijzing met een boers accent is blijven spreken. De uitsluiting heeft Doortjes zelfbeeld negatief beïnvloed en bij wijze van empowerment heeft Doortje zich op haar eigen manier verzet door met haar oorspronkelijke accent te blijven spreken. Dit heeft Doortje mede geholpen zich altijd te blijven uitspreken over zaken die zij belangrijk vindt (tegen de heersende mening van haar omgeving in) en het heeft haar geholpen zich te blijven verzetten tegen haar uitsluiting. Doortje voelt zich zeer betrokken bij Tuindorpers met een migrantenachtergrond (daar zijn er niet zo veel van), omdat ook die worden uitgesloten van de hechte gemeenschap43. Vanuit die betrokkenheid organiseert

Doortje iedere woensdag een multiculturele ochtend om vooral contacten tussen vrouwelijke Tuindorpers met en zonder migrantenachtergrond te bevorderen.

43 Volgens de gebiedsanalyse heeft in 2014 23,7% van de Tuindorpers een niet-Westers achtergrond tegen een

57

Maar ondanks Doortjes aversie tegen ‘hokjes’ ervaart ook Doortje de ‘veryupping’ in Noord wel als iets waar ze spanning voelt en er komen mensen wonen in Noord waar zij, in haar optiek, ook niet echt bij hoort. Doortje over kunstenaars die in de Van der Pekstraat komen wonen:

‘Ik begrijp dat wel [over mensen die er wel moeite mee hebben dat deze mensen daar komen wonen]. In de Van der Pekbuurt daar komen heel veel kunstenaars te wonen. In die kleine huisjes. Ze mogen daar wel tijdelijk wonen, maar toch, ze leven anders.

Natuurlijk leven ze anders. Het is een ander slag, maar ik heb er geen moeite mee hoor’. Maar verder vervolgt ze: ‘Maar als je kijkt naar Overhoeks, ja dat is weer… ik hoop echt dat dat een beetje gaat mengen’. Wat gebeurt er in Overhoeks? ‘Ja, dat zijn die grote kapitale woningen, daar wonen natuurlijk alleen maar mensen met geld. Iemand met een normaal salaris, wat ik dan normaal noem, die kunnen daar niet wonen’.44 Doortje is op deze wijze bezig voor zichzelf te

formuleren tot welke groep ze wel hoort en tot welke groep niet. Dat doet ze door ‘construing sameness and difference’ zoals Brubaker dat benoemt. Veel geld verdienen maakt de

Overhoeksers anders dan Doortje die niet veel geld heeft en bepaalde ideeën heeft over mensen met wel veel geld: die zijn namelijk materialistisch ingesteld, werken veel en hebben weinig aandacht voor elkaar. Met de kunstenaars heeft zij wel affiniteit, want die wijken af van hetgeen gangbaar is in haar wereld net zoals Doortje daar zelf ook vanaf wijkt, want ook deze mensen zijn niet geboren en getogen in Noord, die hangen ook niet de Noordse traditionele waarden aan van ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’. Doortje is ook bij uitstek iemand die tot meerdere groepen tegelijk behoort, omdat ze bijna nergens echt heel erg bij hoort. Doortje is voor mij, opgegroeid en wonend in de stad, een Noorderling, een Tuindorper zelfs, voor de Tuindorpers is ze echter een, vaak gewaardeerde en zeker bekende, buitenstaander (met Veluws accent!), ze is een ‘wereldmens’ vindt ze zelf in antwoord op mijn vraag wie ze is en ze is zeker geen yup noch kunstenaar, maar die laatste groep begrijpt ze wel en dat is de groep waar ze zich meer mee identificeert dan met de rijke Overhoeksers. Dat sluit mooi aan bij wat Baumann aangeeft in ‘Contesting Culture. Discourses of identity in Multi-Ethnic London’: grenzen tussen groepen vervagen continue: ‘…regarded themselves as members of several communities at once, each with its own culture (Baumann 1996:5, cursivering in origineel). Baumann waarschuwt daarom ook voor het gevaar van simplificatie en voor de gevaren om te snel te oordelen en te etiketteren. Een waarschuwing waar Doortje zich zeer in kan vinden met haar aversie tegen het ‘mensen in hokjes te stoppen’. Op het oog heeft Doortje weinig gemeen met studenten en kunstenaars, maar omdat zij zichzelf vaak een buitenstaander voelt in de Noordse gemeenschap kan zij zich goed

58

identificeren met andere ‘buitenstaanders’ en voelt zij daarvoor sympathie. Maar Overhoeksers zijn toch ook buitenstaanders, waarom identificeert zij zich daar dan niet mee? Waarschijnlijk omdat die in de ogen van Doortje geen hulp nodig hebben. Doortje ervaart hun ‘buiten de groep staan’ niet als per se nadelig voor die groep. En met de kunstenaars heeft Doortje simpelweg meer gemeen: het zijn buitenstaanders, niet kapitaalkrachtig en ze worden soms niet altijd even goed begrepen door de andere Noorderlingen. Net als Doortje zelf. Later zegt Doortje nog dat zij zich bij de Overhoeksers waarschijnlijk niet op haar gemak zou voelen.

Ook informant Harry constateert groepen in Noord en in ieder geval een groep die anders is dan hij. Harry woont al meer dan dertig jaar in Noord, is daardoor geen oorspronkelijke Noorderling, maar Harry identificeert zichzelf ook niet met de nieuwe Noorderlingen: ook hij spreekt over de ‘veryupping’, waarmee hij bedoelt dat Noord drukker wordt en dat er gewaakt moet worden voor het behoud van groen, rust en ruimte. Harry is al lang lid van een tennisclub in Noord. Dit lidmaatschap zijn hij en zijn vrouw bewust aangegaan om hun integratie in Noord te versoepelen, toen zij vanaf de Prinsengracht zijn verhuisd naar nieuwbouw in Noord. Zowel ‘oude’ als

‘nieuwe’ Noorderlingen zijn lid van de club en Harry constateert dat de aanwas eigenlijk voornamelijk bestaat uit ‘nieuwe’ Noorderlingen. Ik citeer Harry:

‘…daar hebben wij meer contact mee [de nieuwe leden]. De echte Noorderlingen daar heb ik minder contact mee. Dat blijft toch een eigen clubje van mensen die hebben ook, die tennissen ook altijd met elkaar, die spreken altijd onderling af enne dat blijft gewoon dat groepje oude Noorderlingen. Sterft natuurlijk geleidelijk aan uit.’

Als ik Harry vraag hoe hij de oude Noorderlingen zou omschrijven: ‘…ik praat wel met ze over wat ze vroeger gedaan hebben dat zijn toch ook vaak de mensen die bij de NDSM hebben gewerkt. De echte oude Noorderlingen dat waren dus mensen die heel veel bij de NDSM, sommigen bij de Shell, maar die waren heel erg ook qua werk vaak op Noord gericht, hadden vaak bij Stork gewerkt’.

Harry constateert dat de oude Noorderlingen elkaar opzoeken, zeker ook als ze komen tennissen op een vereniging met ‘nieuwe’ mensen. Datzelfde geldt voor de horeca merkt Harry op. Een restaurant in Noord waar Harry al van oudsher komt serveert de Hollandse keuken: biefstuk, tong Picasso, dat soort gerechten en Harry kent de eigenaar van het tennissen. Deze restaurateur geeft aan geen last te hebben van concurrentie van de nieuwe horeca, simpelweg omdat zij verschillende groepen Noorderlingen ‘bedienen’. Deze meneer geeft aan zich niet te willen meten met Hotel De Goudfazant, want dat is in zijn beleving ‘creatief koken’ zo zegt Harry en dat wil

59

hij niet en dat kan hij niet.45 Zijn traditionele restaurant draait nog steeds goed (genoeg) en zijn

klanten zijn nog steeds tevreden. Harry bezoekt beide restaurants, maar merkt dat hij steeds vaker naar De Goudfazant gaat. Het restaurantbezoek, ik zou het nog verder door willen trekken naar het ‘consumptiegedrag’, is ook een manier van ‘construing sameness and difference’. De

bezoekers van de hippe Goudfazant en de bezoekers van het traditionelere restaurant ‘Place du Nord’ zijn verschillend. Hun overeenkomst is de behoefte aan een avondje uit, maar de invulling daarvan verschilt. In het ene restaurant herkennen ze meer van zichzelf, ze voelen zich daar beter bij, die plek bevestigt hun zelfbeeld en heeft daar naar mijn idee een positief effect op. Het geeft wel aan dat de oude en nieuwe Noorderling elkaar bij een avondje uit niet ontmoeten.

Zou de vader van Rita vandaag de dag nog steeds als bewoner van de ‘Goudkust’ worden gekwalificeerd of zou hij nu tot de ‘gewone’ mensen behoren in tegenstelling tot de huidige instroom van ‘echte yuppen’? Aan de hand van bovenstaande verhalen van mijn informanten en aan de hand van de theorie denk ik dat hij nu niet meer zou worden gezien als bewoner van de ‘Goudkust’. Omdat er mensen in de buurt zijn komen wonen die beduidend ‘rijker’ zijn, die veel meer voldoen aan de beschrijving ‘Goudkustbewoner’ zou Rita haar vader sneller worden gezien als ‘een van ons’. Er zou nu meer ‘sameness’ dan ‘difference’ worden geconstateerd is mijn stelling.

Ik constateer daarmee tevens dat er een beweging is dat mensen die ooit vanuit elders verhuisd zijn naar Noord, maar door de geboren Noorderling toch nooit als echte Noorderling werden beschouwd, nu meer dan voorheen worden gezien als ‘een van ons’, omdat er inmiddels, in relatie tot de ‘yuppen’ meer overeenkomsten dan verschillen zijn. In situaties waarbij er nog wel verschil wordt gezien tussen leden van verschillende groepen kan een gemeenschappelijke vijand de verschillen overbruggen of tijdelijk verkleinen. Hayden schrijft hierover als hij vertelt hoe in Mississippi na de orkaan ‘Kartrina’ allianties werden gevormd om te overleven, mensen hadden alleen elkaar nog en: ‘[Katrina] brought people together’ (Hayden 2010: 186). De gebiedsmakelaar geeft hiervan nog een ander voorbeeld. In hun strijd tegen het stadsdeel hadden bewoners van een oude en een nieuwe wijk elkaar helemaal gevonden om de bouw van een nieuw blok huizen tegen te houden (de bouw ging ten koste van groen). Het blok wordt toch gebouwd en als ‘troost’ heeft de gemeente een bedrag van 100.000 euro ter beschikking gesteld om de buurt naar eigen inzicht iets te laten bouwen of te laten maken. En om de samenwerking te optimaliseren bemoeit het stadsdeel zich niet met het keuzeproces. Ik weet niet hoe dit is afgelopen als er al iets concreets is uitgekomen.

45 Een redelijk trendy goedlopend restaurant in een oude garage/loods, eigendom van een succesvol stel

60