• No results found

Hoofdstuk 3. NOORD: NAAR EEN HETEROGENE SAMENLEVING?

3.3 Betekenis van ‘plek’

Zoals al eerder opgemerkt kenmerkt Noord zich door de specifieke ligging. Noord ligt, hoe kan het anders, aan de Noordkant van de stad en is daardoor meer verbonden met het ‘achterland’ van de stad (landelijk gebied, Zaanstad) dan met het centrum. Veel informanten vertellen mij dat ze voor sommige boodschappen of om te winkelen naar Zaanstad rijden en niet naar de stad. Sommige informanten zijn zelfs in Zaanstad op school geweest en niet in de stad. Zou het kunnen zijn dat de eigenheid van Noord mede wordt bepaald door die geografische ligging en in wat mindere mate door de bevolking? En dat de bijzondere ligging daardoor een grote stempel heeft gedrukt op de Noordse identiteit? Meer dan het geval is bij volkswijken van toen als de Jordaan of de Pijp. Wijken die weliswaar ook worden gekenmerkt door een specifieke bouw (strakke, relatief kleine straatjes) en omgeving (stads), maar niet zo specifiek als de bebouwing en vooral ligging van Noord en waarvan de plek dus ook minder vormend was voor het karakter van de Pijper of de Jordanees. Zou het kunnen dat de Noordse identiteit door de specifieke ligging (die immers niet verandert) juist minder onder druk staat dan dat het geval is in de Pijp en de Jordaan? Ondanks het feit dat de bevolking in Noord juist altijd homogener is geweest dan in die stadse wijken?

Ik denk hierbij ook aan Groot-Brittannië waarvan de bewoners zich als eilanders ‘anders’ beschouwen en gedragen dan de bewoners op het vasteland. Britten laten zich hier ook op voorstaan. Treuren nog over het afschaffen van hun meetstelsel, rijden nog aan de ‘verkeerde’ kant van de weg en hebben er nu zelfs voor gekozen de Europese Unie te verlaten. Als de betekenis van de geografische ligging van Noord grote invloed heeft op de identiteit en op de wijze waarop Noorderlingen de wereld en hun plaats daarin zien, dan zullen Noorderlingen wellicht ook op eigen manier de ‘veryupping’ ervaren. In dat geval zou ook de invloed van de veranderingen, van de wijzigende bevolkingssamenstelling, van de toenemende diversiteit minder invloed hebben op de Noordse identiteit, want die unieke ligging verandert immers niet en met die unieke ligging blijft Noord zich onderscheiden van veel andere woonwijken. Het is interessant om in dat kader te kijken naar het onderzoek dat Milligan heeft gedaan onder werknemers van een kantine op de campus van een universiteit die is verhuisd naar een andere plek. Haar artikel focust zich op de rol die de fysieke plek speelt bij sociale interactie in die kantine. Zij concludeert in dat onderzoek dat er, ook na een tijd, nog steeds een verschil is tussen de werknemers die hebben gewerkt op de oude locatie en werknemers die alleen bekend zijn met de nieuwe locatie. De mensen van de oude locatie delen iets ‘bijzonders’, zij weten en kennen iets wat voor de nieuwe mensen onbekend is en er is daardoor sprake van een ‘voor’ (de verhuizing) en ‘na’ (de verhuizing). En dat specifieke, dat bijzondere heeft alleen maar te maken met de fysieke positie,

61

de fysieke plek die het gebouw had. Blijkbaar was die positie enorm bepalend voor de hele setting en ook voor de sociale interactie die er plaats vond. De ‘oude’ werknemers kwalificeren de nieuwe plek in zijn geheel als ‘minder’ in alle opzichten (Milligan 1998).

In het geval van Noord verandert er ook veel, maar niet de fysieke plaats (Noord ‘verhuist’ niet) en veel eigenschappen die de Noorderlingen toekennen aan Noord hebben te maken met de fysieke plek/ligging. En die eigenschappen veranderen dus niet.

Noord blijft, relatief, groen, dorps, rustig, geïsoleerd, ruimtelijk, landelijk en stil, een veranderende bevolking verandert dat niet. Harry roemt Noord om zijn landelijkheid:

‘…maar wat Noord wel heeft, dat maakt het misschien wel een beetje uniek, nou ja ik vind het heerlijk ik heb dus ook een bootje nu en dan vaar ik met het bootje op het [niet verstaanbaar] kanaal en dan vaar ik naar Ilpenveld en dan ben ik na een kwartiertje varen zit ik in een natuurgebied en dan hoor je helemaal niets meer. Dat is heerlijk. En dat is met fietsen ook. Met vijf minuten zitten we in een gebied, Zunderdorp, Ransdorp.’

Caroline zegt hetzelfde: ‘ik vind het leuk dat ik allemaal vogeltjes in de tuin heb en dat soort zaken. Vroeger [Caroline bedoelt; toen ze de natuur als Jordanese nog niet kon waarderen] was het een gekwetter en gedoe en nu geniet ik ervan. Ik zou bijvoorbeeld niet willen verhuizen’. Die specifieke isolatie is de reden dat ik alle informanten heb gevraagd of er een brug moest komen tussen Noord en de stad. Zoals ik in hoofdstuk één al aangaf bedoel ik daar natuurlijk ook mee te vragen of de isolatie van Noord verminderd mag worden, maar misschien meer nog vraag ik mijn informanten: in hoeverre mag die eigenheid van Noord, die bijzondere ligging ten

opzichte van de stad veranderd worden? En: hoe belangrijk is die eigenheid voor jou? In het verlengde van de vraag ‘wel of geen brug’ ligt uiteraard ook de vraag hoe mijn informanten de pont ervaren. Want de brug zou, deels, in de plaats komen van de pont, vooral voor de fietser. Voor mij als Amsterdammer is de pont een hoop gedoe. Het kost tijd en het wordt er steeds drukker. Verder heb ik tijdens mijn onderzoek ontdekt dat er meerdere ponten zijn, met allemaal hun eigen vertrektijden (dat wist ik voorheen dus niet). De pont die voor mij het handigst was om te nemen vanaf waar ik vandaan kom, gaat meestal driemaal per uur, maar soms ook maar tweemaal. Het gaf mij hetzelfde gevoel als dat ik een trein moet halen, wat ik als enigszins

stressvol ervaar. Opeens ben je afhankelijk van een derde partij en naar mijn idee werkt dat alleen maar complicerend. Dus denk ik dat een pont lastig is en dat een brug dat kan verhelpen. Verder realiseer ik mij dat er wel een brug is (Schellingwoude brug), maar dat is er maar één. Een aantal reacties die ik heb gekregen over zowel de pont als de brug:

62

‘Ik weet wanneer de pont gaat, daar ben ik zo aan gewend en tegenwoordig gaat ie ook echt wel vaker. Het heeft wel een rustmomentje. In de tijd dat ik rookte was dat het moment om een sigaret op te steken. Moet er een brug komen? Een brug? Ik heb geen behoefte aan een brug’.

‘Als ik hier heen ga [de stad] pak ik de pont van de NDSM werf. Nee, ergens vind ik de pont wel. Ik vind het heerlijk om met de pont te gaan, ergens heeft het iets. Ik houd ook wel van het varen. Ik pak soms de pont terwijl ik ook met de fiets kan, maar ik vind het heerlijk. Bijna een

vakantiegevoel, heerlijk. Dus voor mij hoeven er geen bruggen te komen.’

‘Misschien nog een tunnel erbij, het maakt me eigenlijk niet uit. Ik vind dat er eigenlijk, ik weet niet wat ze gaan doen, maar de infrastructuur zoals ze dat nu hebben bedacht klopt natuurlijk voor geen meter (lacht). Want? Nou het stroomt vol. Ik bedoel we hebben amper plaats op het pontje. Dat is wel het pontje waar wij (nadruk op ‘wij’) mee naar de overkant moeten.’

‘Moet er een brug komen? Vind je het niet makkelijk genoeg? De pont vaart. Ik vind, er hoeft geen

brug. Die pont die vaart hoe heet het om de 3 minuten je bent er zo toch, je hebt wel pontjes die allemaal van Noord naar daar gaat. De verbinding is prima’.

‘Voor mij mag Noord los blijven van de stad, … Gevoel of praktisch? Nee, gevoel ook. Want? Wij zijn Noord (lachje). Mensen uit de stad zeggen dat ze niet in Noord willen wonen, Noorderlingen zeggen over het algemeen “van mijn leven niet dat ik in de stad ga wonen”, nou laten we dat gewoon maar zo een beetje houden…Ik vind het zijn charmes hebben dat Noord echt losgeknipt is van de rest van Amsterdam’.

Uit de reacties blijkt dat de Noorderlingen zich inderdaad goed bewust zijn van die geografische eigenheid en dat ze dat niet zouden willen veranderen. Het maakt Noord Noords. Omgekeerd geldt wellicht hetzelfde: omdat Noord zich van andere buurten op een aantal specifieke zaken onderscheidt zou het kunnen zijn dat nieuwe bewoners zich relatief snel aanpassen in hun nieuwe omgeving en minder de neiging hebben hun omgeving te vormen naar hun eigen wensen, naar de manier zoals ze dat misschien in hun oude buurt gewend waren. Ook de bebouwing speelt daarbij een rol. In mijn gesprek met een lid van de bestuurscommissie Noord kwam naar voren dat het Zonneplein (zie foto) in Tuindorp Oostzaan geen toegang kan bieden aan vrachtwagens46.

Dat betekent dat vestiging van bepaalde typen winkels (supermarkt bijvoorbeeld) niet mogelijk is. Maar er kan bijvoorbeeld ook geen pinautomaat komen, want die kan niet worden bevoorraad.

63

De bewoners, die niet gewend zijn om te pinnen, klagen hierover, gaan in een andere wijk geld pinnen en daar ook meteen hun boodschappen halen.47 Maar het betekent ook dat de snelheid

waarmee het Zonneplein kan en zal veranderen beperkt is.

Afbeelding van Zonneplein

C

ONCLUSIE

In dit hoofdstuk heb ik proberen aan te geven hoe de oude Noorderlingen reageren op de veranderingen in hun buurt. Ik heb vastgesteld dat de groepen niet makkelijk zijn te benoemen. Er zijn ‘oude’ oude Noorderlingen en er zijn ‘nieuwe’ oude Noorderlingen. Beide groepen Noorderlingen hebben (nog) relatief weinig contact met de ‘yuppen’, de groep die er nu bij komt en die aan het groeien is. Maar er is ook ander contact tussen enerzijds de ‘oude’ oude

Noorderlingen en anderzijds de ‘nieuwe’ oude Noorderlingen. Beide groepen Noorderlingen lijken er ook een voorkeur voor te hebben ‘onder elkaar’ te blijven. Tegelijk heb ik niet

geconstateerd dat het gebrek aan contact tussen de groepen als probleem wordt ervaren door de Noorderlingen, noch door oud, noch door nieuw. Het kan wel tot gevolg hebben dat er sprake is

47 Ik kan me voorstellen dat de nieuwe Tuindorpers vaker dan de oude Tuindorpers met pin betalen, wat weer

64

van ‘eilandvorming’, het woord ‘enclave’ heeft een van mijn informanten gebruikt. Deze eilandvorming kan leiden tot het ‘hunkering down’ effect, maar ook zie ik een beweging van empowerment. Deze constatering van empowerment komt overeen met de theorie van Brubaker die stelt dat het van belang is om lidmaatschap van een groep te ervaren om sociaal te kunnen functioneren (Brubaker 2009).

Verder heb ik de vraag gesteld of de oude Noorderlingen profiteren van de ‘upgrading’ van hun stadsdeel. Of de buurt maakbaar is en of sociaal zwakkere groepen de kunst af kunnen kijken, ‘The feel for the game’, zoals Bourdieu dat verwoordt (Bourdieu, 1977, geciteerd in Browne- Yung, Ziersch en Baum, 2013), bij de sociaal sterkeren en daarmee hun positie kunnen verbeteren. Die beweging heb ik gezien bij een deel van mijn informanten, maar alleen bij dat deel dat al niet zo arm is. Ik heb die beweging gezien bij mijn informanten die werk hebben of een onderneming, die nog volop in de maatschappij meedraaien. De ‘actieve’ Noorderlingen geven aan ‘blij’ en ‘trots’ te zijn met de toegenomen belangstelling en waardering voor hun stadsdeel. Ze zijn blij met het groeiende aanbod aan voorzieningen zoals een ruimere keuze aan restaurants en cultureel aanbod en de meesten maken hier ook gebruik van. Ze zijn blij dat ze er nu bij horen (dit is de term die een deel van mijn informanten letterlijk gebruikt) en voor een aantal van hen vertaalt zich dat ook in een economisch sterkere positie, dit geldt vooral voor de ondernemers die ik heb gesproken. Dat de reactie van anderen op hun mededeling dat ze in Noord wonen opeens leidt tot ‘Oh wat leuk, woon jij in Noord’ in plaats van ‘Oh, daar zou ik nooit willen wonen’, wordt door de meesten zeer gewaardeerd.48

Bij de oudere bewoners van Tuindorp Oostzaan heb ik deze reactie, de ervaring van een toegenomen belangstelling en een waardering daarvan, met een mogelijke verbetering voor hun eigen economische en sociale positie, niet waargenomen. Dat heeft te maken met een aantal zaken. De gentrificatie in Tuindorp Oostzaan is zeker te merken, maar er zijn gebieden in Noord waar de verandering groter is (vooral daar waar het nieuwbouw- en renovatieprojecten betreft), de gentrificatie in Tuindorp Oostzaan staat wellicht nog in de kinderschoenen.4950Maar

belangrijker nog: de opwaardering van de buurt met daarbij behorende toename aan faciliteiten en verandering van bewonerssamenstelling is niet aan hen besteed. Mijn informanten uit

Tuindorp Oostzaan hebben niets aan dit aanbod: ze hebben er geen geld voor en het aanbod sluit niet aan op hun behoeften en wensen. De nieuwe ondernemers in Tuindorp Oostzaan maken er ook helemaal geen geheim van dat hun ‘hippe’ pop-up restaurant niet bedoeld is voor de oude

48 Ook dit zijn letterlijke teksten die ik heb gehoord.

49 Op het Zonneplein zit er naast een klassieke bakker, met een tamelijk traditioneel (beetje schraal) aanbod nu ook

een galerie/kunstenaarachtig ruimte en ‘on top of that’ een yogastudio met de toepasselijke naam: ‘Yogasol’. Vooral de aanwezigheid van yogastudio’s en koffietentjes zijn symbolisch voor gentrificatie.

65

bewoners. Verder kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat ik wel een beweging van

empowerment en agency zie bij deze bewoners zoals ik dat in dit hoofdstuk uitgebreid beschrijf. Een beweging die misschien wordt gestimuleerd door toename van nieuwe bewoners. En is daarmee dan een vorm van empowerment die wellicht mede wordt veroorzaakt door het hunkering down effect (Putnam, 2007) dat ik gelijktijdig ook waarneem.

Als laatste heb ik mij afgevraagd wat het effect kan zijn van de hele specifieke ligging van Noord: afgesneden door het water van de stad en grenzend aan groen en woonsteden als Zaanstad en Purmerend. Ik zou willen beargumenteren dat het gevolg daarvan is dat de ‘oude’ Noorderling, ondanks de ‘veryupping’ en verandering van zijn stadsdeel, die hij/zij ziet als een positieve ontwikkeling, die relatieve isolatie ziet als een onontkoombaar onderdeel van zijn identiteit en hem/haar daarmee blijft onderscheiden van de bewoners in de stad. Het water tussen Noord en de stad en het ontbreken van bruggen helpt de Noorderling zijn eigenheid te koesteren. Dat is wellicht iets wat de ‘oude’ Noorderling in de toekomst zal gaan delen met de ‘nieuwe’

Noorderling: ‘zij’ die wonen in de stad en ‘wij’ die wonen in Noord. Die isolatie kan daarom de groepsvorming in positieve zin beïnvloeden.

66

CONCLUSIE

‘Jullie horen hier niet’ was de tekst waarmee wij twee jaar geleden werden begroet door een passant toen wij op een terras zaten in de Van der Pekbuurt. En ik dacht ‘ja die man heeft gelijk’. Want vroeger kwam ik hier nooit en was ik niet geïnteresseerd in Noord, omdat ik zèlf vond dat ik er niet hoorde (zonder mij toen van die gedachte bewust te zijn). Nu de bevolking van Noord heterogener wordt, er meer kapitaalkrachtige bewoners komen en daardoor ook het

voorzieningenaanbod is toegenomen (waaronder dat leuke terras waar wij zaten) gaan wij wel regelmatig naar Noord. Het moet wrang zijn voor een oorspronkelijke Noorderling om nu, met allemaal nieuwe bewoners waardoor Noord minder Noords wordt, opeens wel bezoek te krijgen van mensen uit de stad, zo dacht ik. Daarbij verwachtte ik dat de meeste Noorderlingen er net zo over dachten als deze bewoner, want yuppen die je straat overnemen, dat kan nooit leuk zijn.

Inmiddels weet ik dat er nuances zijn in de beleving van Noorderlingen met betrekking tot de veranderingen in hun buurt. Zoals ik in hoofdstuk twee beschrijf is wonen in de stad populairder dan een aantal decennia geleden dus de prijzen van de woningen stijgen. Dat betekent dat alleen mensen die de gestegen huurprijzen of duurdere woningen kunnen betalen zich kunnen

veroorloven in de stad te (blijven) wonen. Onder invloed van het neoliberalisme bemoeit de overheid zich minder met het betaalbaar houden van woningen dan in de jaren voor en na de tweede wereldoorlog. De groeiende populariteit van ‘wonen in de stad’ beperkt zich niet alleen tot Nederland, maar speelt zich af in veel ontwikkelde landen (de ‘advanced economies’, Priemus 2004). Maar omdat Nederland het systeem van gereguleerde huur en huurtoeslag kent en op deze wijze ervoor zorgt dat ook mensen met een lager inkomen in de stad kunnen (blijven) wonen is een grote kloof tussen ‘arme’ en ‘rijke’ wijken in Nederland achterwege gebleven, waar die wel soms in andere Westerse steden is ontstaan. De samenstelling van de bevolking in oude Amsterdamse volkswijken is in de hele stad aan het veranderen, maar de omvang van die

veranderingen vallen in Noord (nog) wel mee, zo vertellen mijn informanten. Dat heeft te maken met de relatief geïsoleerde ligging van Noord en door het slechte imago van Noord dat lang heeft bestaan en dat, veel later dan in de andere volkswijken in de stad, pas sinds ruim een decennium is verbeterd.

Neemt niet weg dat het stadsbestuur en de Amsterdammers zich moeten realiseren dat als Amsterdam voor alle Amsterdammers moet blijven (en naar het zich laat aanzien is dat nu nog steeds het streven), de woningmarkt niet autonoom kan functioneren, maar bijsturing behoeft.

67

Wellicht mede door het achterwege blijven van een grote kloof heb ik tot mijn verrassing geen grote voorbeelden gezien van het hunkering down effect en heb ik in mijn onderzoek slechts een enkeling gesproken die wel eens denkt ‘moet dat nou?’ over de toenemende bezoekersstromen. De meeste Noorderlingen zijn blij met en trots op de aandacht voor hun stadsdeel. Ze zijn die aandacht niet gewend, waren altijd een beetje het ondergeschoven kindje van Amsterdam en staan opeens ‘op de kaart’. De bewoners van Noord krijgen nu andere reacties als ze vertellen dat ze in Noord wonen. Vriendjes en vriendinnetjes die ze in de stad hadden gemaakt als ze daar op school zaten of latere collega’s kwamen vroeger vaak niet mee naar hun huis, zo krijg ik te horen, want in Noord had je niets te zoeken. En tot op zekere hoogte klopte dat ook wel: het horeca- en cultuuraanbod was in Noord van oudsher pover in vergelijking met de stad. Maar de reacties die Noorderlingen nu krijgen als ze vertellen waar ze wonen variëren van: ‘oh wat leuk’, ‘oh Noord is helemaal hip he’ tot en met ‘Nou in Noord zou ik nog weleens willen wonen’. Ik zie dat zeker als een vorm van empowerment

De oorspronkelijke bewoners zien hun buurt, de huizen en de straten opknappen. Er komen meer en andere voorzieningen. Vroeger moesten ze altijd naar de stad voor een restaurant of een film. Nu hebben ze steeds meer keus uit allerlei keukens. Een echte bioscoop hebben ze nog