• No results found

Hoofdstuk 4 Inventarisatie van het interieur en van de ambities

4.2 Samenstelling van de collectie

4.2.1 Sfeer, stijl en materialen van de inrichting

De collectie kent een grote diversiteit aan materialen, perioden en stijlen. Hoewel het interieur een overweldigende eerste indruk maakt door de uitbundige veelheid van de objecten, ademt het ook een serene rust uit. Er zijn vrijwel alleen natuurlijke materialen toegepast, veelal van organische aard zoals textiel, hout, floralia. Op het tweede gezicht blijken veel objecten verkleuring, scheurtjes en slijtage te vertonen. Wat bij de auteur van dit onderzoek blijft hangen is een beeld van vergankelijkheid, maar ook van voornaamheid en verstilling.

De diversiteit van de collectie komt voort uit de manier van samenstellen. De herkomst is o.a. uit erfenissen, met familiestukken zoals (vermoedelijk) 18e-eeuwse meubels, prenten en miniaturen.128 Het grootste deel van de collectie is echter door Gisèle zelf verzameld, door aankopen en schenkingen van o.a. de familie Nicolas.129 De objecten komen zodoende uit verschillende (stijl)perioden. Ook heeft Gisèle geschenken van aanbidders, vrienden en collega-kunstenaars gekregen en bewaard. Zo staan in de kasten veel boeken met een opdracht en kleine exposities van souvenirs die aan vrienden, familie of aan reizen

126 Ondermeer gebaseerd op een advies van Diederik von Bönninghausen (hoofd bedrijfsvoering van Museum

Van Loon) in een interview in juli 2015

127 Mondelinge informatie van Jeroen ter Brugge (initiatiefnemer openstelling en biograaf van dr C. Moerman)

en eigen waarneming ter plaatse (16 juni 2015)

128 Gisèle’s moeder is Josephine van Waterschoot van der Gracht geboren barones von Hammer Purgstall

(1881-1955) die van Oostenrijkse komaf is. Gisèle heeft in de jaren 1980 een aantal familiestukken uit het Oostenrijkse stamslot Hainfeld geërfd. Bronnen: Van Santen <http://resources.huygens.knaw.nl/

vrouwenlexicon/lemmata/data/Waterschoot vanderGracht> 3 april 2015 en Joke Haverkorn van Rijsewijk (24 november 2015). Daarnaast zijn er in de collectie verschillende familiestukken van vaderskant, uit een katholiek Amsterdams patriciërsgeslacht (informatie van Frans Damman)

129 Gisèle’s leermeester Joep Nicolas emigreerde met zijn vrouw en twee dochters in 1939 uit Limburg naar de

USA, kort voordat Gisèle de etage huurde. Zij heeft onder meer eiken kasten en tafels in een boerse stijl overgenomen, deels door Nicolas gedecoreerd met opaline glasmozaïeken. Bron: Joke Haverkorn van Rijsewijk, 24 november 2015

herinneren.130 Tenslotte zijn er objets trouvés die als inspiratie dienen voor het eigen werk, zoals veel wordt aangetroffen bij kunstenaars.131 In de collectie komen vrijwel alle soorten materiaal voor, met nadruk op natuurlijke materialen. Dit is een uiting van Gisèle's

‘fascinatie voor de schepping’: naturalia zoals fossielen en stenen, veren, gedroogde takken, botten, skeletten.132 Dat deze materialen over het algemeen gedroogd zijn is te verklaren uit Gisèle's ‘hang naar het voorbije’.133 Beide etages hebben een strobehang dat vermoedelijk in de jaren 1940 of 1950 is aangebracht en waar Gisèle naar verluidt erg aan gehecht was.134

Accenten van de inrichting per etage

Ondanks de overeenkomsten is er ook een duidelijk verschil tussen beide etages. Op de derde etage hangen veel tekeningen die daar in de oorlog zijn vervaardigd en bladerkransen met een sterk symbolische betekenis.135 Als meubels zijn er vooral rieten en biezen stoelen en stevige eikenhouten kisten. Er is een omvangrijke bibliotheek van literatuur over de oudheid en veelal in leer gebonden Duitse klassiekers, vermoedelijk deels na de oorlog verzameld en nagelaten door Wolfgang Frommel. Ook hangen er herinneringen in de vorm van gipsen dodenmaskers en fotoportretten van jonge vrienden en staat het cultboek van Stefan George op een kast. Er zijn dus veel sporen van de onderduikers en van Frommel, maar uit de overeenkomsten met de naoorlogse inrichting van de hoger gelegen etages spreekt ook sterk de hand van Gisèle. De sfeer is te kenschetsen als intellectueel, literair- kunstzinnig, mannelijk. Afbeelding 12 geeft een impressie van de inrichtingsstijl en de afwerkingen van de onderduiketage (zie ook bijlage X).

De vierde etage vertoont vooral sporen van de biografie van Gisèle, wat het sterkst tot uiting komt in de exposities. Dit zijn plekjes -op een tafel of op een plank van de boekenkast- waar memorabilia rond een bepaald levensthema staan opgesteld, bedoeld als een vorm van zelfrepresentatie.136 Als voorbeeld: de tafels ‘gewijd’ aan haar vader, echtgenoot, Bergense dichtersvrienden, exposities verwijzend naar haar ouders, Egypte etc. De exposities zijn veelal vormgegeven met kleine objecten, poppetjes, foto’s, kleinoden. Ook zijn de meubels klassieker en verfijnder, zoals een secretaire en beklede stoelen. De objecten staan

zorgvuldig gerangschikt: bijeen op vorm, materiaal of thema. Sommige objecten hebben een relatie met objecten elders in de kamer, zoals de kralen sieraden van de Ponca-indianen uit Gisèle haar Amerikaanse jeugd en foto's elders. Of haar eigen bronzen portretbuste met het profiel van een verre voorvader op een prent (afbeelding voorblad). De sfeer is te

kenschetsen als visueel-kunstzinnig, esoterisch-tactiel, vrouwelijk. Op deze etage hangen ook verschillende werken of ontwerpen van eigen hand zoals de vijfluiken Moira (1956) en

Cycladisch ritueel (1972) - beide speciaal voor deze ruimte vervaardigd, een portret en een

wandkleed.137 Gisèle heeft de salon eind jaren vijftig, ten tijde van haar huwelijk, ingericht en betrokken.138

130 Informatie van Joke Haverkorn van Rijsewijk, verkregen in een interview op 24 november 2015

131 Reitsma 2001, p 10. Met objet trouvé (gevonden voorwerp) wordt oorspronkelijk geduid op een voorwerp

dat (in zijn bestaande vorm) door een kunstenaar tot kunstwerk wordt verheven door het uit zijn omgeving te isoleren (Van Dale, 1992)

132 Informatie van Lars Ebert, juli 2015

133 Informatie van Joke Haverkorn van Rijsewijk, verkregen in een interview op 24 november 2015

134 ‘Dit type behang was een rage in de tweede helft van de jaren 1950’ (Bron: Joke Haverkorn van Rijsewijk,

24 november 2015). ‘Gisèle was erg gehecht aan dit behang’ (Bron: Michael Defuster)

135 De bladerkransen speelden een rol in de bijeenkomsten waar gedichten van Stefan George werden

voorgelezen: een gebruik onder aanhangers van deze dichter (de zogenaamde Stefan George Kreis) dat door Wolfgang Frommel werd nagevolgd. Informatie van Frans Damman, september 2014

136 Informatie van Michael Defuster, juli 2015

137 Het wandkleed is door Joke Haverkorn van Rijsewijk geweven naar ontwerp van Gisèle 138 Informatie van Joke Haverkorn van Rijsewijk, verkregen in een interview op 24 november 2015

De salon had ook een representatieve functie voor de gasten die ontvangen werden door Gisèle en haar echtgenoot, oud-burgemeester Arnold d'Ailly als leden van het artistieke en het society netwerk van Amsterdam.139 Sinds Gisèle het atelier aan de Beulingstraat begin jaren 1980 in gebruik nam heeft zij de salon nauwelijks meer gebruikt.140 Alleen de ‘magic

painting’ Cycladisch ritueel (1972) werd incidenteel door Gisèle gedemonstreerd aan

bezoekers.141 Afbeelding 13 geeft een impressie van de inrichtingsstijl en de afwerkingen van de 4e etage (zie ook bijlage XI).

Al met al is het interieur niet in een bepaalde stijl ingericht maar bevat het objecten uit verschillende perioden. De afwerking is medio 20e-eeuws, en ook de selectie en de plaatsing van de objecten is in die periode bepaald. De eenheid komt veeleer tot stand door vorm- gelijkenis en een duidelijk herkenbare smaak dan door een formeel ontwerp. In de woorden van Koldeweij is dit een voorbeeld van: ‘… interieurensembles waarvan de samenhang bepaald en gekarakteriseerd wordt door historische continuïteit van bezit en gebruik’.142