• No results found

Hoofstuk 2: Methodologie

3. Dataverzameling

3.2 Semi-gestructureerd diepte-interview

3.2.1 Een narratieve benadering en semi-gestructureerde interviews

In deze masterproef wordt er gezocht naar de beleefde ervaring van ouders in vrijwillige terugkeer. Vanuit deze onderzoeksvraag kozen wij ervoor om de dataverzameling vanuit een narratieve benadering vorm te geven.

“De studie van narratieven is de studie van de manier waarop mensen de wereld beleven” (Levering & Smeyers, 2007, p. 279). Dit vanuit de overtuiging dat mensen aan de hand van hun narratief betekenis geven aan zichzelf, de wereld rondom en aan wat hen is overkomen. Het construeren van een narratief kan gezien worden als het nadenken over een gebeurtenis zelf, iets dat de ambiguïteit en complexiteit van de beleefde ervaring en betekenisgeving naar voor laat komen (Savin-Baden & Major, 2013). Het is in het vertellen van verhalen over moeilijke gebeurtenissen dat men erin slaagt om een orde te creëren, emoties te bevatten en men op zoek kan gaan naar een betekenis van wat er precies gebeurde. Door te focussen op het verhaal en de eigen betekenisgeving van de respondenten, werd er geprobeerd om niet alleen aandacht te hebben voor de emotionele kant van het verhaal, maar ook hoe de participanten hiermee omgaan en wat dit voor hen betekent (Riessman, 2008).

Het narratief onderzoek verschilt van ander kwalitatief onderzoek door het gebruik van diachronische data; de nadruk ligt op een tijdsevolutie of ontwikkelingsperspectief (Polkinghorne, 1995 in Levering & Smeyers, 2007). Ook in deze masterproef is deze tijdsevolutie cruciaal, aangezien er op zoek gegaan wordt naar de verschillende factoren doorheen de tijd die de keuze voor vrijwillige terugkeer, en de ervaring hiervan, beïnvloeden.

Om recht te doen aan het narratief werd er gekozen voor het afnemen van diepte-interviews met de participant-ouders. Interviews zijn de meest gebruikte methode voor dataverzameling in kwalitatief onderzoek. Het gaat uit van een conversatie tussen twee personen (Savin-Baden & Major, 2013). Het afnemen van interviews maakt het mogelijk om personen en situaties te begrijpen en te interpreteren, en verder te gaan dan de vooraf verwachte antwoorden (Tierney & Dilley, 2002 in Savin-Baden & Major, 2013). Door de ervaringen op zo’n manier te selecteren, organiseren, verbinden en evalueren, zegt de respondent iets over wat hij belangrijk vindt (Riessman, 2008).

Er werd gekozen voor semi-gestructureerde interviews. Hierbij wordt er op voorhand een interviewleidraad opgesteld, maar deze wordt met de nodige flexibiliteit gehanteerd. Er is steeds ruimte om in te gaan op wat de respondent aanbrengt. Deze vorm van interviews toont zijn voordelen wanneer er maar één interview met de respondent mogelijk is (Savin-Baden & Major, 2013), zoals door het grote verloop van gezinnen ook in deze masterproef het geval was. Met behulp van een semi-gestructureerd

47 interview kan in deze situatie de beperkte tijd optimaal gebruikt worden (Savin-Baden & Major, 2013). Deze manier van interviewen laat immers ruimte om de antwoorden tot in de diepte uit te werken en te begrijpen. Doordat deze ook op een gewone conversatie lijkt is de drempel voor de respondent minder groot (Mortelmans, 2013). Volgens Savin-Baden & Major (2013) heeft het interview echter ook enkele nadelen. De resultaten van het onderzoek zijn afhankelijk van de eerlijkheid van de respondent en door het direct contact is er een grotere kans op sociaal wenselijke antwoorden. Daarnaast toont het interview enkel het perspectief van het individu, in plaats dan van een groep (Savin-Baden & Major, 2013). Door de flexibiliteit waarmee de vragen gesteld worden, kunnen antwoorden van respondenten ook moeilijker vergeleken worden (Mortelmans, 2013). Dit perspectief van het individu is echter net de focus van dit onderzoek, waarbij niet geprobeerd wordt generaliseerbare data te genereren. Deze beperkingen hebben dus geen of weinig invloed op de onderzoeksresultaten.

3.2.2 Rol van de interviewers

Narratieve dataverzameling impliceert ook een bepaalde rol en houding van de interviewers. De onderzoeker probeert de verhalen en ervaringen van de respondenten te begrijpen, te vatten en over te brengen. Dit betreft geen éénrichtingsproces, aangezien een verhaal steeds een co-constructie is tussen de interviewer en de respondent. Er is telkens de respondent die een verhaal vertelt, maar ook de interviewer die hier een bepaalde betekenis aan toekent. De interviewer ontdekt geen narratieven, maar geeft ze mee vorm (Riessman, 2008). In de afgenomen interviews hebben wij dan ook geprobeerd onszelf niet op te stellen als een faciliterende interviewer die aan de hand van vragen een verhaal opgraaft, maar eerder als actieve deelnemers die samen met de respondent een narratief creëren (Gubrion & Holstein, 2001 in Riessman, 2008). Hiermee probeerden we het interview vorm te geven als een samenwerkingsproces (Savin-Baden & Major, 2013), waarbij de interviewer de controle opgeeft en meegaat in het verhaal van de respondent (Riessman, 2008).

Bij alle interviews waren wij allebei aanwezig. Op voorhand werd er steeds onderling afgesproken wie het interview zou leiden en de vragen zou stellen. De andere persoon volgde het gesprek intensief mee en had als taak erover te waken dat alle vragen aan bod kwamen en uitgebreid beantwoord werden. Deze persoon kon indien nodig altijd tussenkomen en bijkomende vragen stellen.

3.2.3 Interviewleidraad

Bij het opstellen van de interviewleidraad werd er vertrokken vanuit de literatuurstudie en de probleemstelling. Er werd een lijst met open vragen opgesteld van waaruit het interview vertrok. Naargelang het antwoord werden er bijvragen of verduidelijkingsvragen gesteld. De interviewleidraad is terug te vinden in de bijlage 1.

48 Bij de aanvang van het interview werd de respondenten steeds gevraagd zichzelf en hun gezin kort voor te stellen. Door het nagaan van achtergrondinformatie aan de hand van risicovrije vragen werd er geprobeerd een eerste vertrouwensband te creëren (Savin-Baden & Major, 2013). Vervolgens kwam de focus te liggen op de narratief-georiënteerde vragen waarmee participanten uitgenodigd werden hun verhaal te reconstrueren (Savin-Baden & Major, 2013). Hierbij werd gepeild naar het migratie- en asieltraject van het betrokken gezin.

Daarna werd er verdergegaan met vragen die peilden naar de beleefde ervaringen die verbonden zijn aan dit narratief (Savin-Baden & Major, 2013). Ten eerste werd er gevraagd naar de thuiservaringen van de ouders en de kinderen, en welke rol dit thuis-zijn speelt in de relatie met de kinderen. Ten tweede werd er gevraagd hoe zij de houding van de Belgische maatschappij enerzijds, en de autochtone bevolking anderzijds, ervaren. Ten slotte werd de rol van de school van de kinderen in het narratief bevraagd. Zowel de relatie met de school en het belang van het onderwijs voor de ouders, als de mogelijke verschillen tussen het onderwijs in België en in het herkomstland kwamen hierbij aan bod. Bij elk van de voorgaande aspecten werd er telkens een hoofdvraag gesteld, aangevuld met verschillende bijvragen. De hoofdvragen kwamen in elk interview aan bod, waarna er afhankelijk van het antwoord enkele bijvragen werden gesteld om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de situatie. Afsluitend werd er gevraagd of de participant-ouder graag nog iets anders wenste te vertellen om de respondent de ruimte te geven om ook andere aspecten aan te halen. Elk interview duurde 50 tot 90 minuten.

3.2.4 Setting van de interviews

Locatie

De interviews werden steeds afgenomen in het opvangcentrum waar het gezin op dat moment verbleef. Doordat de ouders het centrum niet moesten verlaten om te participeren aan het interview, probeerden we een eerste drempel weg te halen.

Bij de aanvang van de interviews hadden wij nog niet veel aandacht besteed aan het zoeken naar een geschikte locatie. Tijdens het eerste interview werd echter duidelijk dat het interview plaatsvond in dezelfde ruimte als waar de andere gesprekken rond vrijwillige terugkeer met de medewerkers van Fedasil plaatsvonden. Dit kon het vrije spreken van de respondenten mogelijk verhinderen. Tijdens de volgende interviews hebben we daarom geprobeerd om het interview af te nemen in een meer neutrale setting.

Voor het interview werd er steeds gevraagd om indien mogelijk de ouders te interviewen zonder dat de kinderen hierbij aanwezig waren. Wanneer er kleine kinderen in het gezin waren, bleek dit om praktische redenen niet altijd mogelijk, doordat de ouders zelf verantwoordelijk zijn voor de opvang van hun kinderen en hiervoor geen beroep konden doen op anderen.

49

Taal

De taal van het interview werd bepaald door de respondenten. Indien zij het gevoel hadden zich voldoende te kunnen uitdrukken in het Nederlands of Frans, vond het interview in deze taal plaats. Zo gebeurde één interview in het Nederlands en één in het Frans. Bij de drie andere ouders was dit echter onmogelijk, waardoor wij ervoor kozen deze interviews via een sociale tolk te faciliteren.

Het gebrek aan een gedeelde taal waar iedereen zich rechtstreeks in kon uitdrukken heeft zeker een invloed gehad in dit onderzoek. Sociale tolken hebben ervaring in het tolken in deze context met kwetsbare personen en garanderen een letterlijke vertaling. Toch bracht dit enkele beperkingen met zich mee. Een eerste beperking was dat er voor deze drie respondenten geen tolk beschikbaar was die in hun moedertaal kon tolken. Hierdoor vonden de interviews plaats in hun tweede taal. Het grootste voordeel van het werken met een tolk, dat iedereen zich onbelemmerd in zijn of haar moedertaal kan uitdrukken, werd hierdoor gedeeltelijk tenietgedaan. Een tweede belemmering van het werken met een tolk was de beperking die dit oplegt in de rechtstreekse communicatie. Doordat de communicatie steeds in ‘blokken’ via een derde persoon ging, werd het moeilijker om op specifieke zaken in te gaan of verduidelijking te vragen bij een antwoord.

Bij de twee overige interviews, die plaatsvonden in het Nederlands en het Frans, was de rechtstreekse communicatie gemakkelijker. Ook hier zorgde de taal echter voor een zekere drempel. De participant- ouder waarmee het interview in het Nederlands plaatsvond, had een behoorlijk niveau van het Nederlands, maar toch botsten we op enkele begrippen die voor de respondent onvoldoende duidelijk waren (bv. ‘toekomst’, ‘thuis’). Hierbij probeerden we dit eerst te vertalen in het Engels, of uit te leggen wat wij eronder verstonden. Een tweede interview vond plaats in het Frans, de tweede taal van de respondent. Hiervoor vertaalden we de interviewleidraad naar het Frans en lieten deze nakijken door een Franstalige kennis (zie bijlage 1). Hoewel de respondent zich vlot wist uit te drukken in het Frans, merkten we dat dit voor ons een drempel creëerde. We misten de affiniteit in het stellen van de vragen die we in het Nederlands wel hadden.

We merkten dat in een narratief onderzoek, waar de focus ligt op de co-constructie van het verhaal, het gebrek aan een gedeelde taal en het vertalen een zekere invloed heeft. Dit werd weliswaar gedeeltelijk beperkt door een gekwalificeerde tolk waarbij een juistheid en neutraliteit gegarandeerd wordt. Toch stelden we vast dat bepaalde begrippen, zoals ‘thuis’, soms enige uitleg nodig hadden bij de vertaling.

3.2.3 Pilot

Gezien het delicaat karakter van de interviewvragen kozen wij ervoor om het eerste interview als een proefinterview te zien en zo de interviewleidraad te testen in de praktijk. Na het eerste interview werden

50 geen vragen meer aangepast. Wel werd er een extra vraag toegevoegd in het begin waarin de respondent gevraagd wordt zichzelf en zijn/haar gezin kort voor te stellen. Na het eerste interview merkten we immers dat er enkele belangrijke gegevens, zoals de leeftijd van de kinderen, ontbraken. Het benaderen van het eerste interview als een testinterview zorgde er ook voor dat wij zelf vertrouwd konden geraken met onze rol als interviewers.

Gezien de rijke data die dit interview genereerde, hebben we ervoor gekozen om ook dit interview in onze analyse te verwerken. De uiteindelijke veranderingen die na dit interview werden ingevoerd, waren niet fundamenteel anders, waardoor het gebruik van dit interview in de analyse te rechtvaardigen is.