• No results found

Hoofdstuk II: Methode

2.1 De selectie

In de volgende alinea’s staat beschreven hoe de inhoudsanalyse, die zorgt voor de bronnenselectie van dit onderzoek, in zijn werk gaat. De agenda van de Tweede Kamer geeft een volledig overzicht van de Kamerdebatten over de Nieuw-Guineakwestie. Dit zijn de momenten waarop de Kamerleden hun beslissingen en standpunten in de openbare ruimte kenbaar maken. De notulen van de Kamerdebatten zijn opgenomen in de Handelingen van de Tweede Kamer. Deze notulen geven de (openbare) houding van politici in de Kamer weer. Met deze data is het mogelijk om één kant van de verhouding tussen pers en politiek te analyseren, in dit geval die van de politiek. Om na te gaan hoe de Nederlandse pers vervolgens op deze momenten reageerde, zijn de publicaties die rondom de Kamerdebatten in de krant verschenen de belangrijkste bron. Deze data geven aan hoe de Nederlandse pers zich verhield tot de politiek: de belangrijkste overeenkomsten en verschillen in de houding ten aanzien van de Nieuw-Guinea kwestie ontvouwen zich in deze bronnen.

In de reeks Parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945, uitgegeven door het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis (CPG), is in de bijlage van ieder deel een uitgebreide weergave te vinden van de agenda van de Tweede Kamer. De agendapunten zijn voorzien van een korte toelichting op het onderwerp. Ter illustratie: van 18 tot en met 24 januari 1951 stond ‘Nieuw-Guinea’ op de agenda in de Tweede Kamer.109

Na de vaststelling dat er op deze data over de kwestie Nieuw-Guinea werd gesproken in de Kamer, volgt een

109

P.F. Maas en J.M.M.J. Clerx (red.), Het kabinet-Drees-Van Schaik (1948-1951), band C, Koude Oorlog,

40 analyse van wat er precies tijdens dit debat is besproken: is dit debat typerend voor het discours, of blijkt het debat inhoudelijk te summier. Vervolgens moet worden nagegaan hoe de belangrijkste kranten reageerden op de bespreking in de Tweede Kamer. De reeks

Parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945 maakt het mogelijk om snel de relevante

Kamerdebatten op te zoeken in de Handelingen van de Tweede Kamer.

De agenda van de Tweede Kamer maakt duidelijk op welke vergaderdata er over Nieuw-Guinea is gesproken. Vervolgens blijkt uit de Handelingen van de Tweede Kamer of er relevante uitspraken over de Nieuw-Guineakwestie zijn gedaan. Het digitale archief van de Staten-Generaal, de Staten-Generaal Digitaal, omvat de complete inhoud van de Handelingen van 1814 tot 1995. Dit maakt het mogelijk om in de periode 1949-1951 te zoeken naar een drietal trefwoorden: (Nieuw)-Guinea, Papoea en Irian. De tweede term is een aanduiding van het gebiedsdeel Guinea of van de bewoners van Nieuw-Guinea. De laatste term Irian is ook terug te vinden in teksten om Nieuw-Guinea aan te duiden, maar was in Nederland niet gebruikelijk. West-Irian is de Indonesische benaming voor het gebiedsdeel Nieuw-Guinea. Indien één of meerdere van deze zoektermen in de Handelingen voorkomen, kan worden gekeken wat er precies is gezegd door de verschillende Kamerleden. Mocht het onderwerp, de Nieuw-Guineakwestie, relevant ter sprake komen, dan worden de vier kranten uit de onderzoeksgroep op de dag van de vergadering en de dag erna geanalyseerd. Vaak duren debatten meerdere dagen. Daarom worden de kranten gedurende de gehele periode van het debat geanalyseerd.

In dit onderzoek wordt enkel gekeken naar kranten. Allereerst omdat kranten in de jaren vijftig verreweg de belangrijkste nieuwsbronnen waren. Pas vanaf 1956 verschenen de eerste televisie-uitzendingen in Nederland. ‘In de ‘pre-televiaanse periode’ nam de schrijvende (en fotograferende) pers een prominente positie in, waaraan ook de radio, die in de oorlog het belangrijkste nieuwsmedium was geweest, zich ondergeschikt maakte.’110

Ten tweede wordt er alleen naar krantenartikelen gekeken, omdat de kritische discoursanalyse gebaseerd is op een tekstuele analyse.

Gezien de beschikbare tijd en ruimte, is het niet mogelijk om alle kranten van enige betekenis mee te nemen in de analyse. Daarom is gekozen voor een representatieve groep kranten. De selectie van deze groep is gebaseerd op drie criteria: oplagecijfer, politieke oriëntatie en beschikbaarheid. Deze drie maatstaven zijn op maat gesneden voor dit

110

41 onderzoek. Het eerste criterium, de oplagecijfers, zorgt ervoor dat de best gelezen kranten – en daarom de bladen met het grootste lezerspubliek – worden meegenomen in het onderzoek. Hoewel een selectie van kranten nog altijd tot generalisatie leidt, zijn de kranten met een relatief grote oplage de meest secure keuze. Het is in dit bestek onmogelijk om iedere journalist die iets over de Nieuw-Guineakwestie heeft gezegd in het onderzoek mee te nemen. Er is daarom gekozen voor een selectie landelijke kranten. Dit zijn de bladen met de grootste oplage en het hoogste lezersbereik van Nederland. De oplagecijfers staan in het boek Kroniek

van de Nederlandse dagblad- en opiniepers. In de volgende tabel is een overzicht opgenomen

van de dagbladen met de hoogste oplagecijfers in 1950 en 1960: Tabel 2: Hoogste oplages Nederlandse dagbladen111

1950 Oplage 1960 Oplage

Het Vrije Volk 280.000 Het Vrije Volk 315.064

De Volkskrant 159.000 De Telegraaf 202.065

Het Parool 150.000 De Volkskrant 164.800

Trouw 143.000 Het Parool 160.600

De Waarheid 113.000 Algemeen Dagblad 113.114

De politieke oriëntatie vormt in het verzuilde Nederland van de jaren vijftig het tweede criterium van dit onderzoek. Vanaf het begin van de jaren zestig zorgde de politieke ontzuiling voor het ineenstorten van de verzuilde verhoudingen tussen media en politiek, maar daarvoor – in de periode van het onderzoek – was de verbondenheid tussen de politieke stromingen en kranten evident en van groot belang.112

Het laatste criterium, de beschikbaarheid, is gebaseerd op de toegang tot kranten in de archieven. Verreweg de meest doelmatige manier om tot deze bronnen te komen, is via de online database Delpher, waar een groot aantal kranten digitaal (en volledig) beschikbaar zijn. Een aantal belangrijke kranten hebben zich echter nog niet aangesloten bij deze database. Via

Delpher zijn de landelijke kranten De Waarheid, Het Vrije Volk, De Tijd (vanaf 1959 De Tijd / de Maasbode) en De Telegraaf volledig beschikbaar. Achtereenvolgens vallen deze kranten

te typeren als: communistisch, sociaaldemocratisch, rooms-katholiek en onafhankelijk/conservatief. Alle vier de kranten hadden in de jaren vijftig – voor een significante periode – een aanzienlijke oplage. De dagbladen zijn integraal opgenomen in de database van Delpher.

111

Verkorte weergave van de cijfers uit: Jan van de Plasse, Kroniek van de Nederlandse dagblad- en opiniepers (Amsterdam: Otto Cramwinckel Uitgever, 2005), 195.

112

Huub Wijfjes, ‘Haagse Kringen, Haagse Vormen’ in: Jo Bardoel, Chris Vos, et al. (red.), Journalistieke

42 Met het gebruik van Delpher als toegangsbron tot de krantenartikelen, komt het onderzoek op het terrein van de digital humanities: een wetenschap die het gebruik van digitale methoden in de geesteswetenschappen als uitgangspunt neemt. Gedurende het onderzoek werd duidelijk dat de manier van zoeken in de digitale database van Delpher een absolute voorwaarde is voor de haalbaarheid van het onderzoek. Door de zoekfunctie kan een krant snel op relevante termen worden onderzocht, zonder de gehele krant te analyseren. Dit biedt de mogelijkheid om snel tientallen kranten te bekijken en te analyseren. Bij het analoge krantenarchief is dit niet mogelijk en is een dergelijk kwalitatief onderzoek onmogelijk binnen de grenzen van dit onderzoek.

De methode dwingt tot het gebruik van kranten die gedigitaliseerd zijn en zich in de database van Delpher bevinden. In de database ontbreken enkele grote landelijke kranten, zoals Trouw, De Volkskrant en Het Parool. Niettemin zorgen de dagbladen die wel zijn opgenomen in het bronnencorpus voor een significante afspiegeling van de Nederlandse pers in de periode 1949-1951. De grote oplages van deze bladen zorgen ervoor dat een significant deel van de pers binnen de onderzoeksgroep valt en de diverse politieke achtergronden van de kranten zorgen ervoor dat een significant deel van het politieke spectrum aan bod komt.113

Via Delpher zijn vier landelijke kranten voorhanden die allen tot een eigen (politieke) zuil behoren. Op deze manier representeert het bronnencorpus de sterk verzuilde samenleving van het begin van de jaren vijftig. De beperking tot deze vier kranten, en de digitale beschikbaarheid van alle vier de dagbladen, maakt een kritische discoursanalyse van de artikelen mogelijk. Een dergelijke analyse leidt tot het discours van het krantenartikel, omdat dit discours vaak in de tekstuele kenmerken, zoals woordgebruik, retoriek etc., tot uiting komt.

113

De politieke oriëntatie van de kranten uit het bronnencorpus is reeds beschreven. De oplages van de kranten

De Waarheid, Het Vrije Volk, De Tijd en De Telegraaf zijn in 1950 respectievelijk: 113.00, 280.00, 37.500,

37.000. Op De Waarheid na, maken alle kranten een groei door in de jaren vijftig. De Telegraaf zelfs een spectaculaire groei naar een oplage van ruim 200.000 in 1960. Zie: Jan van de Plasse, Kroniek van de

43