• No results found

Januari 1951: Problemen bij de PvdA

Hoofstuk III: De Analyse

3.5 September 1950

3.6.2 Januari 1951: Problemen bij de PvdA

In de aanloop naar de Kamerdebatten van januari 1951 werden de kranten al gevuld met nieuws en commentaren over de Nieuw-Guineakwestie. Om de ontwikkeling van het discours inzichtelijk te maken, worden deze kranten in de analyse meegenomen. De Tijd gaf op 16 januari 1951 in een commentaar een uitgebreide verhandeling van de kwestie Nieuw-Guinea. Het commentaar trachtte op een haast wetenschappelijke wijze een overzicht van de verschillende voor- en tegenargumenten te geven aan de hand van ‘objectieve gegevens’. In deze verhandeling stond ook kritiek op de regering: ‘Wij hebben in dit blad niet nagelaten daarop te wijzen, zoals wij ook steeds van oordeel zijn geweest, dat het door de Nederlandse regering bij wijze van doctrine ingenomen standpunt niet berustte op de kennis van het vraagstuk in al zijn facetten.’ In de uiteindelijke conclusie liet de krant nog veel in het midden: ‘Het gaat er ons om duidelijk te maken, dat wij met Indonesië samen streven naar de verzorging, de hulp en de bijstand kortom naar de verheffing van een achterlijk gebied.’ De

Tijd pleitte voor een soort ‘point IV-programma’. De Verenigde Staten hadden dit programma

in 1949 opgezet om ontwikkelingslanden te ondersteunen.170

Zowel De Tijd als De Telegraaf deden in de dagen voorafgaand aan het debat verslag van twee nieuwsfeiten, gerelateerd aan de Nieuw-Guineakwestie. De kranten gingen in op de redevoering van Romme die hij tijdens een KVP-bijeenkomst hield. In beide gevallen was de verslaggeving sec. Ook berichtten de kranten over een toespraak van Soekarno over Nieuw-Guinea. De inhoud van het artikel in De Telegraaf verschilde weinig met die van De Tijd. Het grootste verschil zat in de kop van het artikel:

Afbeelding 3.3 (De Telegraaf) Afbeelding 3.4 (De Tijd)

De kop van De Telegraaf toont een agressievere Soekarno dan die van De Tijd. Hoewel het verslag van Soekarno’s toespraak verder weinig verschilt, blijkt uit de afwijkende koppen de positie in het discours van de beide kranten. De Telegraaf was feller anti-Soekarno en streed

170

74 voor het behoud van Nieuw-Guinea. De Tijd liet zich meer leiden door het standpunt van de regering, en pleitte bovenal voor goede banden met Indonesië.171

Aan de vooravond van de debatten over Nieuw-Guinea, bracht De Waarheid eigen nieuws naar buiten over de kwestie. De kop boven het artikel luidde: ‘Washington verhinderde vreedzame regeling van het conflict’. Volgens de krant had Amerika de kwestie Nieuw-Guinea opzettelijk op de spits gedreven, zodat het een aanleiding had om tussenbeide te komen en ‘in het belang van de handhaving van de rust en orde’ het eiland door zijn eigen troepen te laten bezetten. Dit leidde de krant af aan het bezoek dat Cochran, de Amerikaanse ambassadeur in Indonesië, aan Nederland bracht. Hij had volgens De Waarheid ‘dringend aangeraden, niet aan de Indonesische eisen toe te geven en zich niet akkoord te verklaren met de overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië’. De positie van de communistische partij in het politieke discours ten aanzien van Nieuw-Guinea werd grotendeels bepaald door het antikapitalistische standpunt van de partij. Amerika was voor de communisten het toonbeeld van de kapitalistische samenleving en was daarom de logische ‘vijand’. Uit het artikel over de Amerikaanse ambassadeur blijkt dat De Waarheid meeging in het antikapitalistische standpunt en eenzelfde discours hanteerde als de communistische partij.172

Het belangrijkste nieuws voorafgaand aan de Nieuw-Guineadebatten kwam uit Het

Vrije Volk. De krant bracht aan de vooravond van het debat een veelvoud aan interne

PvdA-conflicten op de voorpagina. Het ging om drie prominente partijleden die vertrokken en in alle gevallen was de Nieuw-Guineakwestie de directe aanleiding. De eerste PvdA’er was Hein Vos, die terugtrad uit het partijbestuur, omdat hij een voorstander was van de overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië, maar in het regeringscompromis te weinig terugzag van deze wens. Zowel Vos als het partijbestuur kregen in Het Vrije Volk uitgebreid de ruimte om hun argumenten uiteen te zetten. De tweede scheidende politicus was de burgemeester van Amsterdam Arnold d’Ailly, die zich ook niet kon vereenzelvigen met het Nieuw-Guineabeleid.

De laatste vertrekkende PvdA-politicus was fractieleider Van der Goes Naters. Op 4 januari 1951 had hij een interview gegeven, waarin hij een ander geluid liet horen dan de officiële lijn van de partij. Zijn belangrijkste punt was dat de verhouding met Indonesië ‘veel belangrijker’ was dan ‘een eventueel behoud van de Nederlandse soevereiniteit over Nieuw-Guinea’.173

Het Het Vrije Volk nam dit interview over en gaf ruimte aan een dissidente

171

De Telegraaf, 16 januari 1951, De Tijd, 16 januari 1951.

172

De Waarheid, 16 januari 1951.

173

75 mening binnen de PvdA. Op 13 januari 1951 liet ook Schermerhorn zich kritisch uit over de gang van zaken rond Nieuw-Guinea, ook dit interview met de United Press plaatste Het Vrij

Volk in de krant.174 Een paar dagen later, in dezelfde krant, liet het partijbestuur weten dat zij het interview ‘betreurden’.

Het Vrije Volk berichtte net als de andere grote landelijke dagbladen over de

interviews, maar plaatste op 16 januari een integrale reactie van de betrokkenen én het partijbestuur. Dit werd door de andere kranten niet gedaan, omdat zij het sociaaldemocratische belang niet dienden. Het schetst de dubbelrol die Het Vrije Volk had. Allereerst was het een sociaaldemocratische krant, de partijkrant van de PvdA, maar er werd ook journalistiek bedreven. De zakelijke berichtgeving over de interne strubbelingen toonde het journalistieke geweten van de krant. Tegelijkertijd was Het Vrije Volk een spreekbuis voor de PvdA en volgde de krant het politieke discours van de partij. Een andere spagaat was de verdeling binnen de partij tussen de PvdA-ministers en de ‘dissidente’ leden in het parlement. De krant maakte geen duidelijke keuze tussen de beide richtingen, maar gaf ruimte aan beide standpunten.

Een dag na de aankondiging van het vertrek van de fractievoorzitter Van der Goes Naters, besteedde Het Vrije Volk op 17 januari 1951 in een dankwoord aandacht aan zijn vertrek. Dit artikel, en de algehele behandeling van de crisis binnen de PvdA door de krant, is geschikt voor een gedetailleerde analyse. De context van het dankwoord is in het voorafgaande reeds behandeld. In deze analyse gaat het om de dubbelrol van de krant. Ook

Het Vrije Volk gaf een zakelijk verslag van de gang van zaken, maar functioneerde eveneens

als partijblad. Het dankwoord stond op de tweede pagina, boven de vouw. In het artikel reageerde de krant op het vertrek van de fractievoorzitter. De vormgeving van het artikel is weinig bijzonder. Het stuk heeft als korte, zakelijke titel: ‘teruggetreden’. Het artikel ging in op de beslissing van de PvdA-politicus om terug te treden en zijn politieke palmares.

De argumentatie van het artikel, en de retoriek om deze kracht bij te zetten, is vooral gericht op de ‘juistheid’ van de beslissing. Het interview dat Van der Goes begin januari aan een ANP-journalist gaf, had voor zoveel rumoer gezorgd dat de politicus besloot te vertrekken. Volgens de krant onoverkomelijk: de ophef ‘moest ook leiden tot deze beslissing’. ‘Zulk een rumoer schaadt immers het prestige van het parlement, dat mr. V.d. d. Goes van Naters steeds naar zijn beste weten heeft willen dienen’. In het commentaar uitte de krant begrip voor Van der Goes’ beslissing en dankte hem nadrukkelijk voor zijn ‘waardevolle

174

76 bijdragen’. Het parlement en de PvdA waren Van der Goes volgens Het Vrije Volk ‘dank verschuldigd’. De onderliggende ideologie was die van solidariteit met het partijlid. Zijn beslissing was volgens het artikel de enige juiste beslissing om de prestige van het parlement niet verder te schaden. Uit het commentaar blijkt ook, ondanks de lofzang, dat de krant haar handen niet brandde aan een inhoudelijke behandeling van de kritiek die Van der Goes op het regeringsbeleid had. De positie van de krant in het discours bleef daarom grotendeels in overeenstemming met die van de PvdA.

Dat Het Vrije Volk voornamelijk de partijlijn van de sociaaldemocraten volgde, betekende niet dat er louter regeringsgezinde artikelen in de krant stonden. Om de positie van de krant in het discours nader te bepalen, is naar een tweede artikel gekeken. Naast het bovenstaande commentaar, dat niet inging op de kritiek op het Nieuw-Guineabeleid, publiceerde de krant enige dagen later een ingezonden brief van de afgetreden PvdA-partijbestuurder Hein Vos. In deze brief legde Vos uit waarom hij uit het bestuur was gestapt. Volgens Vos kon het partijbestuur geen eigen standpunt innemen tegenover de regering, uit vrees voor een kabinetscrisis. De Kamerfractie en het partijbestuur waren vóór de overdracht van Indonesië, de ministers zagen meer in een overdracht aan de Unie. Met andere woorden: het partijbestuur had de oren laten hangen naar de PvdA-ministers, om een kabinetscrisis te voorkomen. Het Vrij Volk liet met het publiceren van deze brief zien dat de krant de verschillende stromingen binnen de eigen partij een podium gaf, zelfs de dissidenten.175

Ondanks de ruimte die Het Vrije Volk schonk aan de dissidente leden, maakte de krant zich ontegenzeggelijk sterk voor de partijlijn van de PvdA. Een kenmerkend voorbeeld was het commentaar op de verslaggeving van Het Parool, het ‘socialistische zusterblad’. Volgens het commentaar had Het Parool een verwarrend ‘tweekoersenbeleid’ ten aanzien van de Nieuw-Guineakwestie en de PvdA. Een deel van Het Parool werd gevuld met verstandige, tot rust manende artikelen, maar de krant berichtte ook op een sensatiebeluste manier. Een parlementair redacteur van Het Parool beweerde dat de drie afgetreden PvdA’ers allen waren vertrokken door de beleidscrisis in de PvdA over de Nieuw-Guineakwestie. Dit was onjuist volgens Het Vrije Volk, en berustte op ‘crisislust’ van Het Parool. De volgende dag stond de rest van het commentaar in krant, en werden de bijdragen in Het Parool van Pieter ’t Hoen, pseudoniem van PvdA-Kamerlid Frans Goedhart, kritisch beoordeeld. Goedhart zat in het partijbestuur en sprak zijn ontevredenheid uit over de PvdA-ministers, naar eigen zeggen namens een deel van het partijbestuur. Dit was volgens Het Vrije Volk niet waar: hij sprak

175

77 volledig op eigen titel. Goedharts commentaar berustte op ‘eigenmachtige vrijmoedigheid’ en ‘persoonlijke meningen’.176

De krant liet verschillende geluiden horen, maar schaarde zich uiteindelijk duidelijk achter het regeringsbeleid. Dit blijkt uit de felle kritiek op de sensatiebeluste verslaggeving van Het Parool. Al speelde enige concurrentie tussen beide kranten ook een rol. Dat Het Vrije

Volk ook de dissidenten aan het woord liet, laat zien dat binnen het discours ook ruimte was

voor andere geluiden dan die van de regering. Als PvdA’ers buiten de regering van zich lieten horen, noteerde de krant dit ook. Wel moet worden aangetekend dat de krant, net als het overgrote deel van de partij, het beleid van de regering bleef steunen.177

De andere drie kranten lieten zich, in verschillende gradaties, kritisch uit over de crisis binnen de PvdA. In een ‘Vrijmoedig commentaar’ haalde De Tijd met name hard uit naar Van der Goes Naters. De krant was niet onder de indruk van het aftreden van de PvdA-politicus: ‘Er schuilt in de door hem gebruikte terminologie een bedekte poging zichzelf voor te stellen als een slachtoffer.’ De harde kritiek op Van der Goes, liet ook zien dat de krant niets had met politici die kritiek op het regeringsbeleid uitoefenden. Het commentaar was bovenal een aanval op de capaciteiten van de afgetreden PvdA-politicus: ‘De heer v. d. Goes heeft een politieke domheid begaan van een heel groot kaliber en aangezien zijn beleid als fractieleider sinds lange tijd al geen bewondering wekte, is hij gesneuveld. De schuld daarvan ligt bij de heer v. d. Goes v. Naters.’ De Tijd loofde het eenduidige standpunt van de KVP. Partijleider Romme had volgens de krant onveranderlijk gepleit voor overleg in de Unie: ‘De K.V.P. heeft in tegenstelling tot de P.v.d.A. uitermate weinig spreeklustigen onder haar leden, met uitzondering van prof. Romme, die niet met dolken werpt, maar ook zeker niet met boemerangs.’ Hoewel de krant zich niet per se keerde tegen de coalitiepartner, hekelde zij het rumoer binnen de PvdA. Het zorgde ervoor dat de krant met angst en beven keek naar de toekomst: ‘Een lijk moge nu zijn weggedragen, doch hoe men geraken moet tot de ontknoping, dit lijkt ons de nachtmerrie, die vooralsnog de slaap van de auteurs dezer tragedie zal verlevendigen.’178

176

Het Vrije Volk, 23 januari 1951. Het Vrije Volk, 24 januari 1951.

177

Ook moet worden aangetekend dat de partijdiscipline in de jaren vijftig waarschijnlijk minder groot was dan tegenwoordig: het individuele mandaat van de volksvertegenwoordigers stond in hoger aanzien. De ‘dissidente’ PvdA’ers hadden meer bewegingsruimte binnen de eigen partij, om er eigen visies op na te houden. Lees hierover: Geerten Waling, Zetelroof. Fractiediscipline en afsplitsing in de Tweede Kamer 1917-2017 (Nijmegen: Van Tilt, 2017). Overigens moet in dit kader het – in dit onderzoek vaak aangehaalde begrip – ‘landsbelang’ niet worden onderschat: in de jaren vijftig was het overgrote deel van de politici van mening, ook al was er een ruimer individueel mandaat, dat het algemeen belang, de wederopbouw van Nederland, moest prevaleren.

178

78 Nog harder was de kritiek op de PvdA in De Telegraaf. Ook deze krant deed uitgebreid verslag van de strubbelingen binnen de PvdA. De echte kritiek op de sociaaldemocraten verscheen in het redactioneel commentaar. Volgens de krant bleek uit de interne crisis dat de partij over de hele linie ongeschikt was voor de verantwoordelijkheid die het regeren van een land met zich mee bracht: ’Een Van der Goes van Naters, wiens onbekwaamheid met het uur bleek en die een positie bekleedde, waarvoor hij niet de capaciteiten bezat. Een Schermerhorn, die men een tijdlang alle macht gaf en die thans openlijk door het Partijbestuur is gedesavoueerd. Een aanhang van lieden, wie het met de politiek nooit ernst is geweest. En boven dat alles de vermoeide figuur van Drees.’179

De Telegraaf-columnist Pasquino was nog feller in zijn commentaar. Met name Schermerhorn, die in een interview op 13 januari – min of meer – vóór de overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië had gepleit, kreeg het zwaar te verduren. De columnist was faliekant tegen het voorstel van de PvdA-politicus: ‘De jonkheer [Schermerhorn, JP] plapperde zijn mond voorbij, toen hij vertelde dat men, voor zijn part, Nieuw-Guinea aan Indonesië cadeau kon geven.’ Er volgde een duidelijke afrekening met Schermerhorn: ‘Deze brave, goedmenende, kortzichtige, onbekwame, prijsbekroonde prestidigitateur incomparable met hem onbekende waarden, heeft ons land gedompeld in een onnoemelijk verdriet.’ Schermerhorn was de eerste naoorlogse premier en behoorde niet tot de afgetreden PvdA-leden. Dit belette de columnist niet om kritiek op hem te uitten. Integendeel, hij zag Schermerhorn als hoofdschuldige van de in zijn ogen rampzalige dekolonisatie: ‘Professor, executeur van ons Imperium, voormalig hoofd van de Schermerhorn-boys, in de woestijn-gestuurde-dromedaris van ons Koninklijk failliet kunt u nou uw mond niet houden?’180

Waar De Tijd en vooral De Telegraaf hard oordeelden over de PvdA-crisis, deed De

Waarheid er nog een schepje bovenop. De krant ging op de eerste dag van de Kamerdebatten

over Nieuw-Guinea vooral in op het vertrek van de PvdA’ers. In een commentaar duidde de krant het vertrek van fractievoorzitter Van der Goes Naters als een ‘slimme’ zet van KVP-leider Romme. Het vertrek van Van der Goes zou een verzwakking van de PvdA betekenen, wat weer meer ruimte gaf voor de ‘kerkelijke partijen’: en de kerk was er volgens de communistische leer om de arbeidersklasse dom te houden. De kritiek richtte zich daarom zowel op de PvdA als de KVP. Ook Schermerhorn werd aangepakt: volgens De Waarheid had hij met zijn uitlatingen in de pers staatsgeheimen openbaar gemaakt. De krant greep deze gelegenheid aan om erop te wijzen dat de CPN verschoond bleef van dergelijke praktijken,

179

De Telegraaf, 17 januari 1951.

180

79 terwijl de partij door de andere Kamerleden niet werd vertrouwd: ‘Wij wijzen er in dit verband op, dat de communisten mede door Schermerhorn destijds o.m. uit deze commissie geweerd zijn, onder het voorwendsel dat zij onbetrouwbaar zouden zijn.’ De Waarheid vergaarde met deze standpunten wederom een aparte positie in het discours.181

Afbeelding 3.5 (De Waarheid, 20 januari 1950)

Op 20 januari plaatste De Waarheid een typerende spotprent (afbeelding 3.5) op de voorpagina. De PvdA-crisis was koren op de molen van de krant. De prent schetst de ruzie binnen de PvdA, terwijl Romme vanuit ‘de hemel’ toekijkt. De PvdA-politici Vos en D’Ailly zijn al uit de PvdA-wagen gevallen, terwijl Van der Goes Naters met een dolk in zijn rug over de reling hangt. De ossenwagen, met Drees op de bok in een Amerikaans ogende Western-setting, staat op het punt om over een Nieuw-Guineasteen te rijden. Het gammele wiel en de grote steen geven de indruk dat deze opdracht weleens tot de ineenstorting van de PvdA-wagen kan leiden.

Over de PvdA-crisis schreef de oud-hoofdredacteur van De Waarheid en bovendien parlementariër voor de CPN, Paul de Groot, twee kritische commentaren, die door De

Waarheid op de voorpagina werden geplaatst. Volgens hem was de PvdA verworden tot een

‘werktuig van de oorlogsdrijvers van Wallstreet’. De PvdA was te individualistisch, zonder

181

80 een sterke centrale leiding, zoals bij de communisten. Volgens De Groot was de partij toe aan een ‘stelselmatige zuivering van de rijen der partij van alle soorten van indringers, agenten van de kapitaaltrusts en van de burgerlijke staat’. Alleen dat zou nooit gebeuren, want ‘het schurftige paard vreest de roskam’.182

In een tweede commentaar, ‘Het ruikt naar olie’, vervolgde Paul de Groot zijn verhaal. Volgens hem ging de twist binnen de PvdA bovenal over wat Amerika verlangde, en dat was het belang van de grote ‘trusts’. In deze strijd keek de PvdA-top niet om naar de ‘gewone’ leden en aanhangers: ze waren ‘geheel vervreemd’ van het volk. Op 25 januari reageerde Het

Vrije Volk op de uitlatingen van De Groot. Volgens de krant was Nieuw-Guinea de

aanleiding, maar geenszins de oorzaak van de moeilijkheden. Met andere woorden: de communistische parlementariër zocht volgens Het Vrije Volk veel te veel achter de kwestie. Er was geen sprake van Amerikaanse inmenging. Het betoog van De Groot, waarin hij verklaarde dat de twisten binnen de PvdA om Amerikaanse oliedollars gingen, werd door Het

Vrije Volk ‘oliedom’ genoemd.183

Het Vrije Volk besteedde de nodige aandacht aan de crisis binnen de PvdA over de

Nieuw-Guineakwestie. Uit de gedetailleerde analyse blijkt dat de krant in een dubbelrol werd gedwongen, door de spagaat tussen het functioneren als partijkrant én als journalistiek