• No results found

4 Gebruik van kennis in complexe situaties

4.1.1 Selectie respondenten

Zoals ik in hoofdstuk 2 heb aangegeven, richt ik me in dit onderzoek niet op het kun- nen doen van algemeen geldende uitspraken, maar op het krijgen van diepgaand in- zicht in wat de betekenis is van kennis voor het omgaan met handelingsverlegenheid. Om die reden heb ik bij de selectie van respondenten niet zozeer gekeken naar repre- sentativiteit, maar naar welke medewerkers dit op een zo bruikbaar en zo veelzijdig mogelijke manier aan het licht kunnen brengen. Zoals ik hiervoor heb aangegeven, heb ik me daarbij gericht op medewerkers die goed overweg kunnen met situaties waarin zich handelingsverlegenheid kan voordoen. Bovendien heb ik deze deelstudie in het bijzonder toegespitst op medewerkers die werken voor doelgroepen, waarbij vanwege de complexiteit van de ondersteuning die zij nodig hebben, een substantieel risico op handelingsverlegenheid onder medewerkers is geconstateerd (Inspectie voor de Ge- zondheidszorg, 2007b; 2010). Het gaat daarbij om mensen met ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen, mensen met een lichte verstandelijke beperking en ern- stig probleemgedrag en ouders met een verstandelijke beperking.

Mensen met ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen zijn als gevolg van hun be- perkingen kwetsbaar en hebben een verhoogd risico op gezondheidsproblemen, zoals epilep- sie, slaapstoornissen, slikproblemen en longinfecties. Bovendien kunnen problemen ontstaan

65

4

door bijwerkingen van medicijnen. Omdat de cognitieve beperking en de bijkomende stoor- nissen elkaar beïnvloeden en versterken, hebben deze op elke cliënt een andere impact, die voortdurend verandert. Mensen met ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen hebben op alle aspecten van het leven en gedurende de hele dag zorg en ondersteuning nodig. Het is daardoor vaak moeilijk te bepalen wat een cliënt kan, welke ontwikkelingsmogelijkhe- den hij of zij heeft en hoe een verlies van mogelijkheden en vaardigheden kan worden voor- komen (Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, 2009b).

Medewerkers die werken met mensen met een lichte verstandelijke beperking en ernstig pro- bleemgedrag hebben veel te maken met weerstand en verzet van cliënten. Dit uit zich onder meer in het niet houden aan regels en afspraken, ontwijkend of uitdagend gedrag, agressie en criminaliteit. Medewerkers die met deze mensen werken, moeten voortdurend alert zijn op de mogelijkheid dat een situatie uit de hand loopt (Vereniging Gehandicaptenzorg Neder- land, 2009a).

De medewerkers die betrokken zijn bij ouders met een verstandelijke beperking die ik heb geïnterviewd, richten zich op gezinnen waar ernstige zorgen zijn over de veiligheid en ont- wikkeling van kinderen en waarbij de hulpverlening binnen een vrijwillig kader onvoldoende op gang komt of tot onvoldoende resultaat leidt. Het doel is om samen met andere organisa- ties te zorgen voor de ondersteuning die noodzakelijk is om de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen te waarborgen (Gemeente Rotterdam, 2013).

Organisaties

In hoofdstuk 2 heb ik al het belang aangegeven, om in dit onderzoek vanuit verschil- lende invalshoeken te kunnen kijken naar de betekenis van kennis voor het omgaan met handelingsverlegenheid. De keuze om in deze deelstudie medewerkers te betrek- ken die werkzaam zijn voor verschillende doelgroepen, draagt daaraan bij. Bovendien heb ik voor elke doelgroep een andere organisatie benaderd met het verzoek of zij aan dit onderzoek willen meewerken. Ik wil op die manier voorkomen dat uitspraken over wat de respondenten in deze deelstudie gemeenschappelijk hebben, worden bepaald door de doelgroep of de organisatie, waarvoor en waarin ze werkzaam zijn.

Ik heb voor deze deelstudie organisaties benaderd, die interesse hadden getoond in dit onderzoek, zodat ik kon rekenen op hun medewerking bij het selecteren en benaderen van medewerkers voor dit onderzoek. Alle organisaties hebben toegezegd. Het gaat om twee organisaties die mensen met een verstandelijke beperking langdurende onder- steuning bieden bij wonen en dagbesteding en één MEE-organisatie die mensen met een beperking en hun omgeving onafhankelijke ondersteuning biedt bij onder meer het bepalen van hun zorgvraag, het vinden van een passende zorgaanbieder en tijde- lijke hulp bij bijvoorbeeld opvoedingsproblemen. De organisaties zijn in verschillende delen van het land actief. Voor elke organisatie is de zorg en ondersteuning van de desbetreffende doelgroep één van de belangrijkste taken en is een ruim aantal mensen daarin werkzaam. Dit voorkomt dat de keuze van de respondenten meer bepaald wordt door de beschikbaarheid van mensen, dan de mate waarin zij een bruikbare bijdrage kunnen leveren aan dit onderzoek.

66

Medewerkers

De organisaties heb ik gevraagd mij in contact te brengen met medewerkers, die werk- zaam zijn in de directe zorg en ondersteuning aan de doelgroep waarvoor ik de desbe- treffende organisatie heb benaderd. Zoals ik hiervoor heb aangegeven, richt ik me in deze deelstudie in het bijzonder op medewerkers die goed overweg kunnen met situ- aties waarin zich handelingsverlegenheid kan voordoen. Deze medewerkers zullen daardoor waarschijnlijk zelf geen handelingsverlegenheid ervaren. Om die reden heb ik de organisaties gevraagd om medewerkers die goed kunnen omgaan met complexe situaties. Daarmee leg ik tevens een verbinding met de volgende deelstudie, waar ik de bevindingen uit de interviews en de analyse van de observaties plaats in het licht van het kritisch complexiteitsdenken.

Ik heb de organisaties gevraagd twee à drie medewerkers te benaderen voor dit on- derzoek. Het vergelijken van de bevindingen van deze medewerkers onderling en ten opzichte van de medewerkers die werken met andere doelgroepen, geeft mij de moge- lijkheid inzicht te krijgen in eventuele overeenkomsten en verschillen. Tegelijk wilde ik het aantal respondenten beperken om de mogelijkheid te hebben de bevindingen diepgaand te analyseren.

Alle organisaties hebben mijn verzoek neergelegd bij leidinggevenden met de vraag welke medewerkers goed overweg kunnen met complexe situaties. Opvallend was dat alle betrokkenen ogenblikkelijk aangaven een beeld te hebben van de medewerkers die ik voor dit onderzoek zocht. In totaal heb ik tien interviews afgenomen (zie tabel 2). Zoals ik hierna zal toelichten, heb ik daarvan acht daadwerkelijk in dit onderzoek ge- bruikt. Het gaat om zes vrouwelijke deelnemers en twee mannelijke.

De medewerkers die betrokken zijn bij de zorgverlening aan mensen met ernstige ver- standelijke en meervoudige beperkingen en aan mensen met een lichte verstandelijke beperking en ernstig probleemgedrag, zijn allen werkzaam op een woonlocatie. De me- dewerkers die ondersteuning bieden aan ouders met een verstandelijke beperking, be- zoeken hun cliënten thuis. De medewerkers hebben een opleiding op mbo- of hbo- niveau gevolgd op het terrein van verpleging, agogisch werk of maatschappelijk werk. Ze vervullen de functie van begeleider, coördinerend begeleider of consulent. Alle me- dewerkers hebben enige jaren ervaring in de gehandicaptenzorg.

Doelgroep

Totaal aantal afgeno- men interviews

Aantal interviews ge- analyseerd Mensen met ernstige verstandelijke en meer-

voudige beperking 3 3 Mensen met een lichte verstandelijke beper-

king en ernstig probleemgedrag 3 3 Ouders met een verstandelijke

beperking 4 2

67

4